168
MAANDAG 17 APRIL 1939.
Extra-onderhoud aan openbare scholen.
(Tepe e.a.)
100 van de geraamde exploitatiekosten voor het openbaar
lager onderwijs, die zij gekregen hebben; uitgaven die zij
misschien niet gedaan zouden hebben, wanneer zij wisten
dat zij minder zouden ontvangen, doen zij nu wel. Wanneer
het College echter de exploitatiekosten voor het openbaar
lager onderwijs te laag geraamd zou hebben, zooals hier ge
schied is, en naderhand bij den Raad moet komen met een
voorstel tot verhooging van dien post uit Onvoorzien, dan
zijn de schoolbesturen daarmede niet, althans niet ernstig,
gedupeerd. Immers, de uitkeering aan de bijzondere scholen
naderhand geschiedt op de basis van het bedrag, dat werkelijk
uitgegeven is voor het openbaar lager onderwijs. Spreker zegt
opzettelijk naderhand: het eenig nadeel dat voor de school
besturen hierin gelegen kan zijn is dat dit pas vereffend wordt
bij de vijfjaarlijksche afrekening.
De heer de Itecde zegt, dat het schoolbestuur dan dus een
belangrijk renteverlies lijdt.
De heer Tepe zegt, dat het eenig nadeel inderdaad bestaat
in de mogelijkheid van eenig renteverlies, terwijl er in het
andere geval een groote kans, en feitelijk zekerheid bestaat
dat de gemeente te veel zou betalen.
De heer Wilmer zegt, dat de schoolbesturen moeilijk
kunnen weten of zij op dat geld recht zullen krijgen; dus zij
durven het niet uit te geven.
De heer Tepe zegt: des te beter voor volgende jaren; dan
weten zij de kosten van de gemeente wel en dan kunnen zij
berekenen de uitkeering, waarop zij recht hebben. Spreker
erkent echter de mogelijkheid van renteverlies, maar dat is
ook de eenige mogelijkheid. Daartegenover staat voor de
gemeente het financieele nadeel, dat zij den besturen der
bijzondere scholen meer betaalt dan zij verschuldigd is. De
raming is daarom evenals in andere jaren zeer zuinig geweest
en nog iets critischer dan anders bekeken. Ieder jaar worden
de begrootingen van de verschillende bedrijven en onder-
afdeelingen van het gemeentebestuur stuk voor stuk nagegaan
en van tijd tot tijd wordt door het College of de Commissie
van Fabricage of door beide een potloodstreep door sommige
posten gehaald, hetgeen noodzakelijk is voor het verkrijgen
van een sluitende gemeentebegrooting. Spreker moet er tegen
opkomen, als men hierin ziet een, nog wel min of meer door
dachte en opzettelijke benadeeling van het bijzonder onder
wijs. Het eenige, dat spreker zelf betreurt is, dat nu plotseling
aan het licht is gekomen, dat het verf- en schilderwerk als
buitengewoon werk moet worden uitgevoerd. Het vernieuwen
van een zinken goot van de school aan de Breestraat en de
vernieuwing van de vloerbedekking in de gymnastiekzaal
van de centrale school voor het 7e en 8e leerjaar zijn aanmerke
lijk later dan het schilderwerk in het College besproken.
De Raad kan op het oogenblik bezwaarlijk iets anders doen
dan het voorstel aannemen.
Bij het samenstellen van een volgende begrooting zal
spreker er extra op toezien, dat dergelijke bezuinigingen op
de oorspronkelijke begrooting (of wel: dergelijke voorzorgs
maatregelen) uitsluitend beperkt blijven tot de gevallen,
waarin het niet absoluut vaststaat, dat de mogelijke onkosten
ook werkelijk zullen moeten worden gemaakt.
Wanneer het absoluut onzeker is, of iets in het belang van
het onderwijs moet geschieden, is het onredelijk, daarvoor
een post op de begrooting voor het openbaar lager onderwijs
te zetten en daardoor aan de besturen der bijzondere scholen
het recht op toekenning van een gelijk bedrag te geven.
Is men van de noodzakelijkheid eener uitgave ov ertuigd,
dan behoort de desbetreffende post direct op de begrooting
gebracht te worden, maar wanneer daaromtrent redelijke
twijfel bestaat, getuigt het van wijs en bekwaam beleid van
het College, als dit de gelegenheid openhoudt om de kosten
eventueel uit den post „onvoorziene uitgaven" te bestrijden,
doch den post zelf niet dadelijk op de begrooting brengt,
omdat daardoor de uitgaven aan het bijzonder onderwijs op
ongemotiveerde wijze worden verhoogd.
De heer Groeneveld onderschrijft de bezwaren van den heer
de Reede niet. De bijzondere scholen hebben recht op ver
goeding van onderhoudskosten, naar den maatstaf van de
kosten uitgegeven voor de openbare scholen. Nu heeft het
bijzonder onderwijs toch het groote voordeel, dat het grooten-
deels nieuwe scholen heeft, terwijl de gemeente veel oude
scholen heeft, waarvan de onderhoudskosten naar verhouding
natuurlijk veel grooter zijn. Volgens het oude systeem be
stond bovendien de mogelijkheid, dat de bijzondere scholen
meer kregen dan haar toekwam, berekend naar de werkelijke
uitgaven voor de openbare scholen; volgens het nieuwe
Extra-onderhoud aan openbare scholen; e.a.
(Groeneveld e.a.)
systeem is dit niet meer mogelijk, maar ontvangen de bijzon
dere scholen precies de aan haar toekomende kosten. Daar
tegen kan de heer de Reede toch redelijkerwijs geen bezwaar
maken; hij wil voor de bijzondere scholen toch ook niet meer
dan de gelijkstelling.
De Voorzitter zegt, dat het bezwaar van den heer de Reede
is, dat de schoolbesturen nu pas na vijf jaren ontvangen
waarop zij recht hebben, hetgeen renteverlies veroorzaakt.
De heer Groeneveld geeft dat nadeel van eenig renteverlies
toe.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(Ook de heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering
gekomen.)
XI. Voorstel tot het verstrekken van een tjeldelijke bijdrage
aan de Commissie Reclame Stad Leiden en tot het vaststellen
van den desbetreffenden begrootingsstaat. (63)
De heer Coster vraagt, op welke wijze in hoofdzaak reclame
wordt gemaakt en welke resultaten tot dusver met deze
reclame bereikt zijn.
De heer van Eek meent dat deze Commissie Reclame Stad
Leiden zeer nuttig werk verricht en in zekeren zin een voor
loopster is van de verschillende contact-commissies, die naar
spreker hoopt binnenkort de Raad zal willen instellen. Echter
is niet alleen de bevordering van het vreemdelingenverkeer,
maar ook de bevordering van de vestiging van nieuwe inge
zetenen te dezer stede een zaak van groot belang. Door de
economen wordt wel eens betwijfeld, of een sterke vermeer
dering van de bevolking een voordeel ismen meent dat men
in bepaalde gevallen van bevolkingsdichtheid en bevolkings-
opeenhooping meer aandacht moet besteden aan het verbe
teren van de economische omstandigheden van de bestaande
bevolking dan aan vergrooting van het aantal. Spreker ge
looft echter niet dat men in Leiden te worstelen heeft reeds
met een te groote opeenhooping van de bevolking; het is
dus in zekeren zin van belang, dat de Leidsche bevolking
in aantal toeneemt, ook uit psychologisch oogpunt; men
komt dan n.l. in de noodzakelijkheid te zorgen, dat die be
volking, en ook die toenemende bevolking, een behoorlijk
bestaan vindt. Toeneming der bevolking veroorzaak" dus een
sterken aandrang tot aanpakken. In het algemeen is het niet
in steden met een achteruitgaande of stilstaande bevolking
dat de meest frissche geest heerscht. Yoor een stad, die zich
eenmaal op een bepaalde bevolking heeft ingesteld, en al haar
instellingen daarop heeft ingericht, is het ongetwijfeld ook
een nadeel wanneer de bevolking vermindert. Vermeerdering
van de bevolking is een prikkel voor het gemeentebestuur
om al zijn krachten in te spannen tot verbetering van de
economische omstandigheden der bevolking. Daarom juicht
spreker dit voorstel toe. Kan het College eenige mededeelingen
doen omtrent hetgeen deze Commissie heeft gedaan? In ver
gelijking met het doel dat nagestreefd wordt acht spreker
het aangevraagde bedrag uiterst bescheiden, hoewel hij be
grijpt dat het College natuurlijk rekening moet houden met
den stand van de financiën.
De heer Verweij heeft den indruk, dat het College een ge
lukkig oogenblik had, toen het in 1936 het initiatief nam tot
het maken van meer propaganda dan tot dat oogenblik was
gevoerd voor datgene, waarvoor thans de Commissie reclame
maakt.
De Commissie heeft door de jongens van de Centrale
Werkplaats verschillende fraaie reclameborden laten maken,
die een plaats in de stad hebben gekregen en op suggestieve
wijze de aandacht vestigen op al het schoons, dat niet alleen
de gemeente Leiden, maar ook haar omgeving biedt.
De Commissie heeft drie folders uitgegeven, die de aandacht
op Leiden als woon- en vacantie-oord vestigen. Een dezer
folders is verschenen in vier talen en in het Esperanto. De
Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, die in de Commissie
vertegenwoordigd is, heeft de kosten van deze folder, die zij
op zeer ruime schaal heeft verspreid, geheel voor haar rekening
genomen. Een andere folder vestigt de aandacht van de
badgasten van Noord wijk en Katwijk en de bezoekers van de
Kagerplassen op de gemeente Leiden. De derde folder, waar
van de kosten worden gedekt uit de opbrengst van de adver-
tentiën, wordt gezonden naar alle Nederlanders in Indië, die
op het punt staan te repatrieeren. De administratie van „De
Indische Verlofganger" zendt in verband met het advertentie-