MAANDAG 17 APEIL 1939. 167 Extra-onderhoud aan openbare scholen. (Tepe e.a.) de betrokken Commissie werd voorgelegd, in de vaste over tuiging, dat het zeer twijfelachtig was of deze uitgaven nood zakelijk zouden zijn. De tijd, verloopen tusschen het oogenblik, waarop de gemeentebegrooting werd aangenomen en het moment, waarop dit voorstel bij den Eaad in behandeling komt, is zeer kort, waardoor men misschien den indruk zou kunnen krijgen, dat in dit geval camouflage sprake was. De concept-begrooting wordt echter veel eerder vastgesteld en tot het moment, waarop de dienst van Gemeentewerken rapporteerde, dat deze werken noodzakelijk waren, leefden het College en spreker in de overtuiging, dat het zeer twijfel achtig was, of zij inderdaad moesten worden uitgevoerd. Waar men in alle af deelingen van het gemeentebestuur moest streven naar bezuiniging, heeft men het niet aangedurfd, deze posten direct op de begrooting van de af deeling Onderwijs te brengen, maar heeft men daarvoor 3.000.gereserveerd onder „onvoorziene uitgaven". De heer Wilbrink antwoordt den heer Tobé, dat men het bedrag van de kosten van dit schilderwerk moet beschouwen in verband met het schilderwerk, dat in totaal door Gemeente werken zal moeten worden uitgevoerd in eigen beheer. Wanneer de heer Tobé vraagt: kan dit werk niet even goed worden uitbesteed, zoodat daarvoor in aanmerking komen de schilderspatroons, die even goed om werk verlegen zitten als de schildersgezellen, dan is spreker dat in principe met den heer Tobé eens; men zit hier echter met een stukje ge schiedenis. Indertijd is in den Eaad sterk aangedrongen op uitvoering van het schilderwerk in eigen beheer, in de eerste plaats in het belang van een goede uitvoering van het werk, in de tweede plaats om werklooze schilders, die anders in het geheel niet aan den slag zouden kunnen gaan, in de gelegen heid te stellen bij de gemeente aan het werk te komen, en in de derde plaats om te weren het systeem, dat men bij de uitbestede werken uitsluitend jongens te werk stelde, over welk systeem klachten gerezen waren. Spreker heeft over deze zaak verleden jaar een onderhoud gehad met de schilders patroons; hij hoopt te eenigertijd met dezen tot overeen stemming te kunnen komen, zoodat al het schilderwerk zal kunnen worden uitbesteed. Wanneer de patroons inderdaad de bepalingen van het collectief contract nakomen, dan is er geen enkele reden om hen te passeeren, omdat de schilders in dienst van de gemeente ook niet meer ontvangen dan het loon volgens het collectief contract. Het eenige bezwaar zou dan kunnen zijn, dat er altijd nog ongeorganiseerde patroons zijn, die het met de nakoming van het collectief contract niet al te nauw nemennaar sprekers meening ligt het op den weg van het gemeentebestuur om die bezwaren te ondervangen; wanneer dit geschiedde, dan zou er toch ook van de zijde van de schildersgezellen-organisatie geen enkel gegrond bezwaar meer tegen kunnen zijn om al het schilderwerk, dat voor rekening van de gemeente verricht moet worden, uit te be steden, hetgeen spreker een betere werkwijze acht. Vaak wordt het binnenwerk, dat men gemakkelijk, met weinig hulpmaterialen, kan uitvoeren, in eigen beheer uitgevoerd, terwijl men het buitenwerk, waarvoor meer hulpmaterialen noodig zijn, uitbesteedt; wat qualiteit en soliditeit betreft, komt het er echter bij het buitenwerk meer op aan dan bij het binnenwerk. Het argument, dat uitvoering in eigen beheer de voorkeur verdient, in het belang van het verkrijgen van goed werk, gaat dus in dezen niet op. Het bezwaar, dat door te werk stelling van te veel jongere krachten tegen lagere loonen de werklooze schilders worden uitgeschakeld, moet ook te ondervangen zijn. Spreker hoopt dus het in de toekomst door samensprekingen zoover te kunnen leiden dat het schilderwerk van de gemeente weer, evenals eenige jaren voorheen, zal kunnen worden uitbesteed in zijn geheel, maar dan op zoodanige voorwaarden, dat ook de werknemers organisaties daarmede tevreden kunnen zijn. Spreker heeft juist enkele vertegenwoordigers van vakorganisaties van schilderspatroons ontvangen en heeft hun in dit opzicht zijn medewerking toegezegd. Deze opzet is reeds goedgekeurd door het College en de Commissie van Fabricage; de tegen woordige werkwijze zal alsnog voor 1939 worden gevolgd; dus ongeveer 50 van de werken wordt uitbesteed en 50 wordt uitgevoerd in eigen beheer. Wat spreker betreft zal er alles aan worden gedaan om het werk in het vervolg uit te besteden onder voorwaarden, waarbij alle groepen van be langhebbenden en de gemeente welvaren en tevreden kunnen zijn. De heer de Reede is door het antwoord van den Wethouder van Onderwijs buitengewoon slecht bevredigd. Men is vóór de samenstelling van de gemeentebegrooting gewoon nauwgezet na te gaan, welke werken in het nieuwe begrootingsjaar noodzakelijk zijn. In vroegere begrootingen Extra-onderhoud aan openbare scholen. (de Reede e.a.) heeft men dan ook nauwkeurig vermeld, welke werken zouden worden uitgevoerd. Men heeft dit echter voor het eerst nage laten in de begrooting voor 1939, terwijl reeds in het voorjaar van 1939 de dienst van Gemeentewerken aandringt op de uitvoering van bepaalde werken, die zeer noodzakelijk heeten te zijn. Spreker kan niet begrijpen, dat een College twijfelt aan de noodzakelijkheid van de uitvoering van dergelijke werken, maar kan zich wel voorstellen, dat een College van dergelijke zaken niet op de hoogte is, doordat het ze min of meer ter zijde heeft gelegd, er niet naar heeft gevraagd of doordat zij niet aanhangig zijn gemaakt. Naar spreker meent moeten deze voorzieningen wel degelijk tijdig aanhangig zijn gemaakt bij het College, dat ze echter min of meer van de baan heeft geschoven. Het spijt spreker buitengewoon, omdat er in dit geval zeer bijzondere belangen bij betrokken zijn en omdat de opmerking, die men tegenover spreker maakte, n.l. dat ook andere gemeenten een dergelijke tactiek volgen, niet buitengewoon veelbelovend en aange naam is voor hen, die moeten werken met de voorschotten, welke een gevolg van deze raming zijn. Men mag toch ver wachten, dat het College in zijn geheel serieus zal voldoen aan een eisch, bij de wet gesteld, maar spreker kan geen anderen indruk krijgen dan dat het College heeft getracht zeer handig te sluipen door de mazen, die de wet heeft of schijnt te hebben. Dit is te onaangenamer, wanneer men zich te goeder trouw onderwerpt aan de gedane mededeelingen, maar juist als de beroepstermijn verstreken is voor feiten als deze wordt gesteld. Spreker constateert uitdrukkelijk, dat aan de begrooting voor het openbaar lager onderwijs niet de noodige zorg is besteed, maar zeer oppervlakkig en op een halve manier is behandeld, ten gevolge waarvan te lage voorschotten aan het bijzonder lager onderwijs worden uitgekeerd. Men mag verwachten en ook eischen de Eaad moet dit zeer zeker doen dat het College een dergelijken weg niet bewandelt, maar zorgt, dat de ramingen zoo scherp mogelijk zijn. Had men maar, toen spreker de zaak in de Commissie voor het Onderwijs ter sprake bracht, het karakter van de uitgave genoemd, dan zou spreker nu een heel eind verder zijn geweest Men bleef echter op de vlakte. Spreker heeft zelf het voor beeld genoemd, dat men het bedrag van 3.000.bijna geheel noodig kan hebben, indien in den winter de installatie van de centrale verwarming bevriest. Een zekere bijval was toen merkbaar, maar men sprak niet van het verfweri^, waarvan men toch wist, dat het noodzakelijk zou zijn. Spreker acht de wijze van behandeling van deze zaak zoo onbevredigend, dat hij het zijne zal doen, voorzoover dit nog in zijn vermogen is, om deze zaak bij de bevoegde autoriteiten verder ter sprake te brengen. Die mogelijkheid daartoe is er gelukkig nog, niet tegenstaande de beroepstermijn reeds verstreken is. Spreker vertrouwt dat waar de belangen van het bijzonder onderwijs blijkbaar zoo slecht worden verzorgd en gediend, er nog rechters in Den Haag zullen zijn; althans zal spreker hen, die daarover te oordeelen hebben, in de gelegenheid stellen daarover hun meening te zeggen. De heer Tepe zegt, dat er volgens den heer de Eeede niet voldoende zorg aan de begrooting der exploitatiekosten voor het lager onderwijs is besteed. Men zou ook hebben kunnen zeggen misschien is er te veel zorg aan besteed, in dezen zin, dat het College nauwkeurig nagegaan heeft, op welke posten eenigszins kan worden bezuinigd. Nu heeft het College in dit geval niet zonder meer bezuinigd op de posten voor ondervijs; wèl heeft het enkele van deze posten geschrapt, omdat niet vaststond dat deze bedragen zouden moeten worden uitgegeven. Dit houdt verband met het feit, dat de school besturen kunnen aanspraak maken op een uitkeering, die gebaseerd is op de raming, die gemaakt wordt van de uitgaven van het loopende jaar. Wanneer die voorschotten niet ge baseerd waren op de raming, maar wanneer eenvoudig, zooals vroeger, 80 voorschot betaald werd, met de mogelijk heid en de waarschijnlijkheid dat naderhand nog een toeslag zou moeten worden gegeven, zou de raming van de zijde van het gemeentebestuur iets minder voorzichtig hebben kunnen zijn; immers, al zou de raming iets te hoog zijn, door de ge meente wordt voor het onderwijs toch niet meer uitgegeven dan strikt noodzakelijk is. Is de raming echter wel hooger, dan inderdaad achteraf noodig blijkt geweest te zijn, dan is in den regel de gemeente het op de basis van de te hooge raming uitgekeerde geld kwijt. Dit zal ook het geval zijn, wanneer de gemeente voor het openbaar lager onderwijs aanmerkelijk minder blijkt uit te geven dan de raming be draagt, want de bijzondere schoolbesturen baseeren zich dan bij het doen van hun uitgaven op de vergoeding van de volle

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 3