40 dier scholen, bedoeld in art. 205 der Lager Onderwijswet 1920 B.G.L.O De uitgaven ter zake bedragen 21.318.05, d.i. 8.026.95 minder dan de uitgetrokken som ad 29.345. Volgn. 503. Bijdragen aan besturen van bijzondere scholen in de hosten van het bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager Onderwijswet 1920 De uitgaven geraamd op 5.550.be dragen 4.712.92. Volgn. 510. Vergoeding voor terreinen en gebouwen van bijzondere scholen aan besturen dier scholen, bedoeld in art. 205 der Lager Onderwijswet 1920 (B.U.L.O.) De uitgaven ter zake bedragen 2.710.40; een bedrag van 3.462.was uitgetrokken. Volgn 514. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk VIII 9 komende (Zie de toelichting bij volgn. 501.) Volgn. 533. Kosten der gemeente-hoogere burgerscholen a. Jaarwedden van de directeuren, leeraren en beambten De uitgaven ter zake, geraamd op 167.842.bedragen 164.207.03, d. i. 3.634.97 minder. Volgn. 656. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk XIII 2 komende (Zie de toelichting bij volgn. 501.) Volgn. 683. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk XIII 5 komende (Zie de toelichting bij volgn. 501.) Volgn. 710. Rente en provisie van tijdelijk ter voorziening in de behoefte aan kasgeld opge nomen gelden Een groot overschot kan op dit volgnummer worden verwacht. (Zie de toelichting bij volgn. 501.) Volgn. 715. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk XV komende. (Zie de toelichting bij volgn. 501.) 8.026.95 837.08 751.60 124.01 3.634.97 10.118.44 187.43 16.000.— 0.96 Vermindering der uitgaven 47.047.89 3°. door vermindering van: Volgn. 718. „Onvoorziene Uitgaven''' met 24.771.43 Behalve het bedrag van 12.000.dat op dit volgnummer is gereserveerd ter dekking van de bijdragen der gemeente over 1937 aan de vereenigingen voor Ziekenhuisverpleging (zie de toelichting bij volgn. 225, sub 12°.), is op volgn. 718 nog een bedrag van 12.000. gereserveerd ter dekking van de over 1935 aan de besturen van de bijzondere scholen betaalde vergoedingen, ingevolge de artikelen 101 en 102 der Lager Onderwijswet 1920, welke vergoedingen ten laste van den dienst 1938 moesten worden gebracht. Aangezien de bovenbedoelde uitgaven thans op de betrekkelijke posten van de gemeentebegrooting zijn geregeld, kan het bedrag van 24.000.van volgn. 718 worden afgeschreven. Vermits op den post voor „Onvoorziene Uitgaven", behalve de hierboven genoemde, gereserveerde, som van 24.000.nog 1.784.beschikbaar is, kan ook het thans nog ongedekt gedeelte ad 771.43 der hoogere uitgaven van volgn. 718 worden afgeschreven. In totaal zal dan over 24.771.43 van den post voor „Onvoorziene Uitgaven" worden beschikt. Door hoogere ontvangsten kan dus worden gedekt2.613.130.83 door overschotten op uitgaafposten 47.047.89 en door afschrijving van den post voor „On voorziene Uitgaven" 24.771.43 2.684.950.15 Wij geven U alsnu in overweging door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, tot de voor gestelde begrootingswijzigingen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 6