30 2 bedoelde in tariefloon werkende arbeiders boven de door hen naar hun productie berekende loonen een trainings toeslag verstrekt. 4. Arbeiders, die binnen den onder 2 genoemden termijn ongeveer een normale productie maken voor wat betreft hoeveelheid en kwaliteit, ontvangen het gewone tariefloon, dat geldt voor de gewone arbeiders in de betrokken onder neming. 5. Voor arbeiders, die niet in afdeelingen, waar in tarief loon wordt gewerkt, opgeleid worden, wordt, na den oplei dingstermijn der eerste twee maanden, bedoeld onder 1, een zoodanige regeling voor periodieke verhooging getroffen, dat zij na 8 maanden na de tewerkstelling het volle loon ontvangen, dat normaal voor het werk in de afdeeling, waar de betrokkene werkzaam is, wordt betaald. 6. Bij eventueele onvoorziene inkrimping van het bedrijf, worden de arbeiders, die het laatst werden aangenomen, het eerst ontslagen. 7. In de kosten van de opleiding volgens deze regeling wordt per persoon door het B-ijk en de gemeente een bijdrage verleend van ten hoogste 230.per man. Uit dit bedrag moet worden betaald: 50 van het loon gedurende den leertijd, 50 van het loon gedurende de eerste twee maanden na den leertijd, 40 van het loon gedurende de tweede twee maanden na den leertijd, 30 van het loon gedurende de derde twee maanden na den leertijd, 20 van het loon gedurende de vierde twee maanden na den leertijd, 50 van gehuwden-, kostwinners- of kindertoeslagen gedurende den leertijd en tenslotte de onder 3 genoemde trainings toeslag. Van het hierboven genoemde bedrag van 230.per persoon komt voor rekening van het Rijk een zelfde per centage, als de gemeente ontvangt in haar uitgaven voor steunverleening enz. uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Het aantal in opleiding te nemen arbeidskrachten kan thans nog niet met zekerheid worden vastgesteld. Het is niet onmogelijk, dat dit aantal 100 zal blijken te kunnen bedragen. De op te leiden arbeidskrachten moeten zooveel mogelijk worden gerecruteerd uit de werklooze arbeiders, welke onder de steunregeling voor valide werkloozen vallen. Het ligt evenwel in ons voornemen pogingen in het werk te stellen, om ook door de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden in de regeling te betrekken. Ons College meent, dat er alle aanleiding voor de ge meente is, om aan deze omscholing mede te werken, omdat daardoor aan een belangrijke groei) de kans geboden wordt wellicht blijvend emplooi te vinden en weer zelf in het onderhoud van zich zelf en van hun gezinnen te voorzien. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten, om aan de omscholing tot wollendekenwever over eenkomstig vorenomschreven regeling mede te werken en daartoe door vaststelling van den overgelegden begrootings- staat een bedrag van 23.000.te onzer beschikking te stellen, in welk bedrag, zooals gezegd, een subsidie, gelijk aan het subsidie, hetwelk de gemeente in de uitgaven van ondersteuning aan werkloozen en van werkverschaffing uit het Werkloosheidssubsidiefonds ontvangt, door het Rijk zal worden verleend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, N°. 50. Leiden, 10 Maart 1939. Het tweede proefjaar, gedurende hetwelk de werkinrich ting voor blinden in werking is (zie Ingek. Stukken Ho. 177 van 1936 en Ho. 73 van 1938), eindigt met ingang van 15 Maart a.s. Uit de door de Commissie van Beheer verstrekte gegevens blijkt, dat de inrichting zich gunstig blijft ontwikkelen. De omzet neemt geleidelijk toe, terwijl ook de loonen der te werk gestelden eenige verhooging ondergingen. Het aantal in de inrichting te werk gestelden bedroeg ook op den eersten dezer maand 11. De overgelegde balans per 31 December 1938 doet zien, dat van het voor het tijdvak 15 Maart 1938/31 December z~ gedeelte van het voor het tijdvak 15 Maart 1938/15 Maart 1939 toegestane subsidie van ten hoogste 3400.j, slechts ƒ2064.05 noodig was, om de exploitatie over dat tijdvak sluitend te maken. Zouden wij dan ook op grond van de exploitatie-uit komsten wel vrijheid hebben kunnen vinden, om Uwe Vergadering voor te stellen, tot definitieve voortzetting van de inrichting te besluiten, nu blijkens het verslag van de Commissie van Beheer het loon van den werkmeester, die tot 1 Januari j.l. bij wijze van werkverschaffing bij de inrichting te werk was gesteld, doch ook na dien datum, volgens het oordeel der Commissie voorloopig nog aan de werkinrichting verbonden moet blijven, met ingang van dien datum geheel ten laste van de exploitatie zal komen, meenen wij, dat het aanbeveling verdient de inrichting gedurende het resteerende gedeelte van het jaar 1939, d. i. derhalve van 15 Maart a.s. tot en met 31 December a.s. nog voorloopig voort te zetten. Aldus wordt ook voldaan aan den wenscli der Commissie om het boekjaar voortaan te doen samenvallen met het kalenderjaar. Het subsidie 91 voor genoemd tijdvak zal dan ten hoogste x ƒ3400. 1Z dus maximaal rond ƒ2690.mogen bedragen. Blijven de resultaten van de inrichting gunstig en wordt de verwachting verwezenlijkt, dat de hoogere uitgaven aan salarissen enz. worden gecompenseerd door hoogere ontvan- sten tengevolge van verdere vergrooting van den omzet, dan kan tegen het einde van het jaar tot definitieve voort zetting worden besloten. Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage ge legde stukken, waaronder het verslag van de Commissie van Beheer, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging de werkinrichting voor blinden van 15 Maart a.s. tot en met 31 December a.s., op den in Ingekomen Stuk ken n° 177 van 1936 omschreven voet, nog voorloopig weder voort te zetten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 51. Leiden, 10 Maart 1939. In de zitting van 26 September j.l. (Ingek. Stukken Ho. 157 van 1938) besloot Uwe Vergadering de met de ziekenfondsen en de daaraan verbonden medewerkers getroffen regeling, in zake het verleenen van reductie op de ziekenfondspremie aan gesteunden, van 1 October 1938 tot en met 31 Maart 1939 voort te zetten op dezen voet, dat de reductie op de zieken fondspremie (ad 24 cent) 15 cent per bij het fonds inge schreven lid per week zou bedragen, het aandeel in de kosten van de reductie voor de medewerkers, waaronder begrepen de oogartsen, 6 van hun honorarium uit de fondspractijk, voor de fondsen 2 van de bruto-premie-ontvangst en voor de gemeente de rest. Wij zegden U in ons desbetreffend voorstel toe vóór afloop van dien termijn nadere voorstellen in zake den ver deren gang van zaken te doen. Gelijk in Ingekomen Stukken Ho. 157 van 1938 werd medegedeeld, gaven de ziekenfondsen bij het ten aanzien van de voortzetting van de regeling na 1 October j.l. ge pleegde overleg te kennen, dat zij de reductieregeling met het oog op de exploitatie-uitkomsten van de fondsen wenscli - ten te liquideeren. Ook bij de onderhandelingen aangaande de voortzetting van de regeling na 31 Maart a.s. namen zij dit standpunt in; de liquidatie zou weliswaar geleidelijk, doch in een betrekkelijk snel tempo moeten plaats vinden. Van de zijde der medewerkers werd eveneens aangedrongen op beëindiging van de regeling. Ons College, eenerzijds inziende de moeilijkheden voor de fondsen, om hun aandeel in de kosten van de reductie regeling te handhaven op den voet van de regeling geldende van 1 October 193831 Maart 1939, doch anderzijds van oordeel, dat liet van belang is, dat voor de gesteunden de mogelijkheid blijft bestaan, om bij hun fondsen aangesloten te blijven, heeft daarop gemeend aan de fondsen en via de fondsen mede aan de medewerkers, een voorstel te moeten doen inzake de voortzetting van de regeling; volgens welk voorstel zou, indien alle partijen zich er mede vereenigden, aan de bezwaren van de fondsen grootendeels tegemoet worden gekomen, terwijl de reductie voor de gesteunden, hoewel deze een vermindering zou moeten ondergaan, toch nog het grootste gedeelte van de ziekenfondspremie zou blijven uitmaken. Dit voorstel was gebaseerd op de ten tijde van het voeren van de onderhandelingen bekende gegevens met betrekking tot de kosten van de regeling voor de fondsen, de mede werkers en de gemeente. Volgens die gegevens zou over 1938 het aandeel voor de fondsen bedragen 9.800.voor de medewerkers 16.000.— en voor de gemeente (gemeente en Maat schappelijk Hulpbetoon) 32.000. Ben verlaging van de reductie op de ziekenfondspremie, welke reductie thans 15 cent bedraagt, met 2 cent per lid (91

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 8