128
VRIJDAG 24 FEBRUARI 1939.
Gemcentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Eikerbout.)
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter besloten tot het stellen van de
gewijzigde motie-van der Kwaak in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies en tot voorloopige aanhouding
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders (agenda
punt 4a, Ingekomen Stukken No. 30).
De heer Eikerbout verklaart namens den heer Beekenkamp,
dat deze zijn stem niet kan geven aan het voorstel-Schiiller
inzake den bouw van arbeiderswoningen ter vervanging van
krotwoningen (voorstel No. 9), aangezien hij meer heil ver
wacht van een zoo snel mogelijke uitvoering der onder handen
zijnde plannen, in de tweede plaats omdat de bezetting van
het bureau van Gemeentewerken niet toelaat thans ander
dan direct resultaat opleverend werk onder handen te nemen,
en in de derde plaats omdat Gemeentewerken reeds nu zooveel
mogelijk diligent is met betrekking tot de krotopruiming en
tot de opsporing van voor onbewoonbaarverklaring in aan
merking komende woningen.
Wat de schoolkindervoeding betreft, heeft de heer Verweij
de principieele gedachte der Vereeniging voor Schoolkinder
voeding onbesproken gelaten, n.l. het verstrekken van voedsel
om schoolverzuim tegen te gaan. De Wethouder kon daarop
ook niet ingaan, omdat hij anders zijn geheele betoog over
deze materie overboord had moeten werpen, daar het niet
verstrekken van voedsel tijdens de vacanties het schoolver
zuim niet kan bevorderen, omdat er dan geen school is. De
deelneming aan de schoolkindervoeding tijdens de vacanties
wordt ongunstig beïnvloed door het feit, dat er dan geen
school is en de kinderen niet naar school komen, uitsluitend
om van de schoolvoeding gebruik te maken. De opmerking
van den heer Verweij, dat de anti-revolutionnairen ten aan
zien van de schoolkindervoeding altijd tegenstand geboden
hebben, is op zich zelf juist, daar zij er principieel tegen zijn,
omdat het gezinsverband er door geschaad wordt. Zij zouden
met hun bezwaren echter niet voor den dag gekomen zijn,
wanneer van het College geen drang tot bezuiniging was
uitgegaan en wanneer het bestuur van de Vereeniging voor
Schoolkindervoeding niet met een dergelijk voorstel gekomen
was. Dit Bestuur heeft dezen maatregel verdedigd op grond
van bet financieel voordeel voor de gemeente en van het
weinige gebruik, dat in de vacanties van de schoolvoeding
gemaakt wordt. Spreker heeft echter nooit er bezwaar tegen
gemaakt, een eenigszins tegemoetkomende houding aan te
nemen. De heer Verweij is zelfs ontstemd over het feit, dat
spreker eenige mededeehngen heeft gedaan omtrent de ver
strekking van schoenen, daar hij, hoewel dit punt niet in het
geding is, zegt dat hij zich niet kan vereenigen met de voor
gestelde afschaffing van de schoolvoeding tijdens de vacanties
en van de verstrekking van schoenen. Dat de Ouderraad tot
eenige verlichting in de kosten zou kunnen medewerken, is
mogehjk, maar daarmede wordt het gebruik van het voedsel
niet grooter. Deze kosten zijn belangrijk hooger dan het loon
van het personeel, dat voor het geheele jaar 2.500.vordert,
dus 50.per week; bij een vacantie van 7 weken zouden
de personeelskosten dus slechts 350.bedragen. Toch zijn
de Anti-Revolutionnairen er niet ongevoelig voor, dat zooals
mevrouw Braggaar heeft medegedeeld, door stopzetting van
de schoolvoeding tijdens de vacanties 370 kinderen van
voeding verstoken zouden zijn. De motie-van der Kwaak
heeft sprekers volle sympathie, omdat daardoor een brug
gelegd is tusschen de voorstanders en de tegenstanders van
het voorstel van het Collegé tot stopzetting van de school
voeding tijdens de vacanties. Thans de z.g. striemende critiek
van den heer Snel op spreker. Hoewel spreker bij interruptie
verklaard heeft, gezegd te hebben, dat het maken van wal-
muren zou moeten geschieden voor den steun met een zeker
extra percentage, doch naar het normale loon, houdt de heer
Snel pertinent vol, dat dit niet door spreker gezegd is. Wan
neer spreker dit zegt, verkondigt hij geen leugens. Erkent
de heer Snel nu, dat spreker dit aldus heeft gezegd! Anders
heeft de heer Snel bhjkbaar al heel weinig van sprekers
betoog verstaan en heeft hij bhjkbaar, al of niet opzettelijk,
een andere strekking aan sprekers woorden gegeven. De heer
Snel beroept zich op het antwoord van den heer Wilbrink
aan spreker, en zegt dan, dat hij een dergelijke gedachte of
een dergelijk voorstel niet van spreker, die toch oud-bestuur
der van een vakbond is, verwacht had. Spreker zal zich wel
wachten dergelijke gedachten uit te spreken, daar hij er geen
behoefte aan heeft een tegenstander een stok in de hand te
geven om spreker te slaan. Trouwens, het geheele betoog van
den heer Snel voorzoover dit op spreker betrekking had, was
foutief. De heer Snel begon met af te geven op het Christehjk
Vakverbond, hoewel dit door spreker niet eens ter sprake is
gebracht. Er is door spreker gesproken over Patrimonium
met zijn ontspanningsgelegenheden en over het Christehjk
Gemcentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Eikerbout c.a.)
Comité voor Werkloozenzorg, en zijn werkkampen. De heer
Snel acht het overbodig, dat daarover gesproken wordt, daar
ook de moderne organisaties dit werk verrichten. Dit laatste
is waar, doch deze doen dit werk in veel kleineren omvang
dan door het Christehjk Comité voor Werkloozenzorg wordt
gedaan. De heer van Stralen maakt er een verwijt van, dat
onder de gegoeden zoo weinig belangstelling gevonden werd,
en wanneer wordt aangetoond, dat er groote belangstelling
voor bestaat, dan keurt de heer Snel dit af en maakt hij er
de Regeering een verwijt van, dat ze tekortgeschoten is.
Op een dergelijke wijze praat men de zaak goed. Spreker wil
nu deze zaak tot haar ware proporties terugbrengen. In eerste
instantie heeft spreker gezegd, dat men wellicht binnen
korten tijd 4.000.zal moeten uitgeven voor herstelling
van walmuren en dat wellicht deze vernieuwing van de
walmuren zou kunnen geschieden door metselaars tegen het
normale loon, totdat het steunbedrag, eventueel met extra
bijslag, bereikt wordt.
De heer Snel zegt dat dit toch werken in contra-praestatie is.
De heer Eikerbout ontkent dit: dit is werken in contra-
praestatie, maar tegen normaal loon. Hieruit blijkt, dat de
heer Wilbrink sprekers vraag niet goed begrepen heeft;
anders zou hij spreker een ander antwoord hebben gegeven
en hem niet op het inconsequente van zijn betoög hebben
gewezen. Minder prettig is het, dat de andere sprekers daarop
doorgegaan zijn en bhjkbaar meer op het antwoord van den
Wethouder dan op de vraag van spreker gelet hebben.
Spreker begrijpt echter, dat wanneer een Wethouder twee
dagen lang moet luisteren naar de verschillende sprekers, hij
wel eens een verkeerde aanteekening maakt. Ook een Wet
houder kan van het goede te veel krijgen. Spreker heeft alleen
bedoeld, het College te vragen, deze gedachte eens onder de
loupe te nemen. Sprekers denkbeeld om de vernieuwing der
Gepektebrug niet in werkverschaffing te doen plaats hebben,
lag dus geheel in de lijn; van inconsequentie is geen sprake.
Dit standpunt heeft spreker reeds eenige jaren geleden ver
dedigd in de vergadering van de vereeniging „Groen van
Prinsterer", naar aanleiding van een referaat van den heer
P. A. Colijn, voor gemeentebestuurders gehouden, waarin hij
het werken voor den steun aanbeval. Spreker heeft toen
reeds gezegd, dat hij zich daarmede kon vereenigen, zoo den
arbeiders het gangbare loon werd uitbetaald, totdat zij aan
het steunbedrag waren gekomen en hun verder een extra
toeslag werd gegeven mits hun verder vrijstelhng van stem
pelen in die week werd verleend. De heer Colijn achtte dit
toentertijd nog niet mogehjk. Spreker meent hiermede deze
onverkwikkelijke zaak te kunnen afsluiten.
Volgens den heer van Stralen hadden de particuheren niet
veel bijgedragen voor de spaarregehng. Uit de door spreker
naar voren gebrachte gegevens inzake particuliere hulp blijkt
echter het tegendeel. Aan deze straatcollecte zijn echter twee
bezwaren verbonden geweest: de weersgesteldheid was zeer
slecht en er waren betrekkelijk weinig collectanten; van de
moderne vakbeweging hadden slechts weinigen of niemand
zich als cohectant beschikbaar gesteld. Wanneer men dan
nog 800.binnen haalt, is dat nog niet zoo heel slecht,
daar in den regel een straatcollecte 200.a 300.op
brengt.
De heer van Stralen heeft zich verklaard tegen de uitzending
van werkloozen naar de Centrale Werkverschaffing, evenals
het vorig College. Sindsdien zijn echter vier jaren verstreken,
en het is de vraag of men zich daarmede van de zaak mag
afmaken. Velen denken daarover anders; zoo sprak spreker
dezer dagen iemand, die hem vroeg, zijn best te doen dat hij
in de werkverschaffing te werk gesteld zou worden. Een
onderzoek is zeker aan te bevelen; wanneer er menschen
zijn, die willen en daartoe in staat zijn, dan zou spreker hun
gaarne de gelegenheid daartoe willen geven.
Voorts zeide de Wethouder, dat hij een aantal werken had,
in hoofdzaak schilderwerk, die hij zou willen doen verrichten,
maar dat hij noch van het College noch van den Minister
eenige medewerking had gekregen. Heeft de Wethouder op
het departement alleen over de voorwaarden gesproken, of
heeft hij daar tevens de te verrichten werkzaamheden op
gesomd! Het laatste zou zeker aan te bevelen zijn. Met
genoegen nam spreker verder kennis van de mededeeling
van den Wethouder betreffende de werken, die binnenkort
in Nieuwkoop aan de orde komen. Spreker wenscht hem
daarmede veel succes; hij zal binnenkort met groote belang
stelling daarvan kennis nemen.
De heer van der Laan heeft met zijn betoog in geen enkel
opzicht juist den nadruk willen leggen op de noodzakehjkheid
van loonsverlaging voor de arbeiders, zooals de heer Hessing