VRIJDAG 24 FEBRUARI 1939. 147 Gemeentebegrooting Uitgaven. (Voorzitter e.a.) Beraadslaging over volgnr. 592, luidende: „Subsidie aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon 904.500. Hierbij komen tevens aan de orde: a. de missive van Gedeputeerde Staten houdende mede- deeling dat overwegend bezwaar bestaat tegen de extra subsidie van 1.000.ten behoeve van de uitbreiding van den bij wijze van proef opgerichten schoeiseldienst, doch dat zij de proef zelve niet willen verhinderen. (Zie Handelingen 1939, bl. 41); b. het verzoek van de Sehoenmakerspatroonsvereeniging „Door Vriendschap Verbonden" om op de gemeentebe- grooting geen post voor den schoeiseldienst uit te trekken. (Zie Handelingen 1939, bl. 103); c. de motie van den heer Jongeleen (Ho. 2), luidende: „Ondergetekende stelt voor, dat de Raad de wenselijkheid uitspreekt, dat de patiënten, die voor rekening van de Ge meente in een ziekenhuis moeten worden opgenomen indien het ziekte geval hiertoe aanleiding geeft, ook opgenomen kunnen worden in de inrichting der „Anna-Kliniek"." De Voorzitter deelt mede, dat het College, ten einde ver traging van de goedkeuring der begrooting door Gedeputeerde Staten zooveel mogelijk te voorkomen, voorstelt het subsidie bedrag thans slechts met 3.500.te verhoogen en dus uit te trekken op 903.500.terwijl direct na het vaststellen van de begrooting het bedrag van 1.000.voor de uit breiding van den schoeiseldienst, bij suppletoire begrooting afzonderlijk op de begrooting kan worden gebracht. Het College zal hedenavond na afloop van de behandeling van de gemeentebegrooting een suppletoire begrooting tot een bedrag van 1.000.betreffende de uitbreiding van den schoeiseldienst aan den Raad voorstellen. Het bedrag van 3.500.is, zooals bekend, bestemd voor voortzetting van de proef. De bedoeling hiervan is deze: de missive van Gedeputeerde Staten was niet gebaseerd op een Raads besluit en op een begrootingspost, die dus goedgekeurd of afgekeurd kon worden, maar op een nog niet bestaanden begrootingspost, waarvan Gedeputeerde Staten gehoord hadden, maar dien zij dus nog niet konden afkeuren. Hu acht het College het verstandig, dat de Raad thans vaststelt den post van 3.500.voor de voortzetting van den dienst, en na vaststelling van de begrooting aanneemt den post van 1.000.waartoe de Raad reeds besloten heeft, tot uitbrei ding van den schoeiseldienst, om aldus Gedeputeerde Staten in staat te stellen hun goedkeuring aan dit besluit te ont houden, waarvan de Raad dan eventueel in beroep kan gaan. De heer Knibbe gelooft, dat de procedure, die de Voorzitter voorstelt, alleszins aanbeveling verdient om zooveel mogelijk vertraging ten aanzien van de besluiten van den Raad te voorkomen, maar anderzijds wordt door dezen brief van Gedeputeerde Staten wel een novum en een geheel nieuwe situatie geschapen, ook in verband met het schrijven van de Schoenmakerspatroonsvereeniging. Waar deze situatie, die nu is ontstaan, nog niet besproken is in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, is het wel zeer wenschelijk de situatie in dit opzicht opnieuw onder oogen te zien. Spreker geeft daarom in overweging om deze stukken weer aanhangig te maken bij de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. De heer Wilmer meent, dat op het oogenblik een situatie ontstaan is, waarin door den Raad moet beslist worden; Maatschappelijk Hulpbetoon heeft op dit oogenblik inderdaad met de zaak niets te maken. Spreker heeft de zaak echter niet goed begrepen. Er is dus een schrijven ingekomen van Gede puteerde Staten, dat zij dezen post van 1.000.niet goed keuren? De Voorzitter zegt, dat Gedeputeerde Staten hebben mede gedeeld, dezen post niet te zullen kunnen goedkeuren. Aan gezien de begrooting voor dit jaar nog niet is vastgesteld, bestaat er ook nog geen post voor de uitbreiding van den schoeiseldienst op de begrooting voor 1939, zoodat de mede- deeling van Gedeputeerde Staten als een waarschuwing moet worden opgevat, een waarschuwing dus, dat zij t. z. t. een dergelijke post niet zullen goedkeuren. Stelt de Raad door vaststelling van den begrootingspost Gedeputeerde Staten in de gelegenheid deze niet goed te keuren, dan kan de Raad later eventueel besluiten daartegen bij de Kroon in beroep te gaan. De heer Wilmer zegt, dat men dan toch voor de eenigszins zonderlinge situatie staat dat men, wetende dat Gedeputeerde Gemeentebegrooting Uitgaven. (Wilmer e.a.) Staten een post niet zullen goedkeuren, toch dien post op de begrooting brengt. Dit ligt op den weg van hen, die oorspron kelijk voor dezen post waren, maar ligt dit ook op den weg van hen, die tegen dien post waren? De Voorzitter zegt, dat die leden tegen de suppletoire begrooting kunnen stemmen. Het is een formeele quaestie. De heer Jongeleen is niet bevredigd door wat het College in de Memorie van Antwoord heeft gezegd. Uit de laatste jaarverslagen van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst blijkt, dat geen of slechts enkele patiënten voor rekening van de gemeente in de Anna-Kliniek worden opgenomen, terwijl het niet aan te nemen is, dat onder de patiënten, die voor rekening van de gemeente in een zieken huis moeten worden opgenomen, zich geen personen bevinden, die voor opneming in de Anna-Kliniek in aanmerking komen. Het is spreker zelf bekend, dat de Gemeentelijke Genees kundige- en Gezondheidsdienst de opneming van enkele patiënten in de Anna-Kliniek heeft geweigerd, hoewel zij er voor in aanmerking komen. Men kan niet zeggen, dat er bij dit gedeelte van de be volking gebrek aan waardeering voor de Anna-Kliniek be staat, want verschillenden van deze patiënten zouden graag in deze kliniek worden opgenomen. Het is spreker niet bekend, of het niet opnemen een gevolg is van de wrijving tusschen de directie van het Academisch Ziekenhuis en die der Anna-Kliniek, maar in geen geval mogen de patiënten, die voor rekening van de gemeente worden opgenomen, het slachtoffer van dit geschil worden. De Anna-Kliniek geniet tot ver buiten de grenzen van de gemeente Leiden waardeering en het spijt spreker te moeten constateeren, dat er, gezien het antwoord van het College, heel weinig waardeering bestaat bij Burgemeester en Wet houders of den directeur van den Gemeentelijke Geneeskun dige- en Gezondheidsdienst. Spreker gelooft niet, dat in dit geval financieele bezwaren de oorzaak zijn. De gemeente heeft met het Academisch Ziekenhuis een contract gesloten, dat voor haar voordeeliger en goedkooper is, maar spreker meent te weten, dat de directie van de Anna-Kliniek ook bereid is een voor de gemeente voordeelig contract met de gemeente te sluiten. De heer Wiirtz is van oordeel, dat er zeer veel te zeggen is voor het denkbeeld van den heer Jongeleen om de orthopae- dische patiënten naar de Anna-Kliniek in plaats van naar het Academisch Ziekenhuis te zenden. De Anna-Kliniek is op de behandeling van dergelijke patiënten gespecialiseerd, waar mede niet gezegd wil zijn, dat de chirurgen van het Acade misch Ziekenhuis niet in staat zouden zijn orthopaedische gevallen te behandelen. De behandeling van een specialist verdient de voorkeur en spreker vraagt zich af, waarom de gemeente voor haar patiënten niet het beste zou kiezen. Waar een dergelijke inrichting nu eenmaal in Leiden bestaat, is er niets tegen te zeggen, dat de patiënten daar worden op genomen. De Anna-Kliniek maakt een onderdeel van het Academisch Ziekenhuis uit en wordt door het Rijk gesub sidieerd. De inrichting beantwoordt ten volle aan de eischen, die de medische wetenschap op dit punt kan stellen. Het is mogelijk, dat er een prijsverschil bestaat, maar spreker meent te weten, dat heb bestuur van de Anna-Kliniek bereid is het prijsverschil te overbruggen, althans het de gemeente mogelijk te maken haar patiënten naar de kliniek te zenden. Spreker zal dan ook voor de motie stemmen. De heer Key zou het zeer op prijs stellen, indien het College er toe kon komen de patiënten, die de speciale behandeling in de Anna-Kliniek noodig hebben, in deze kliniek te doen opnemen. De Voorzitter zegt, dat het College deze zaak meermalen heeft besproken naar aanleiding van de motie van den heer Jongeleen. Bij deze besprekingen is gebleken, dat er ver schillende moeilijkheden zijn en de zaak in ieder geval niet zoo gemakkelijk is te overzien als men wellicht zou denken. Het is voor den Raad en het College onmogelijk op dit uur naar aanleiding van hetgeen men reeds heeft gezegd een volledig overzicht van deze kwestie te geven. Het College wil echter den Raad duidelijk maken, wat in dezen mogelijk en het beste is en daarom stelt spreker voor, de motie van den heer Jongeleen te stellen in handen van het College om praeadvies. De heer van der Reijden vraagt, wie zal hebben te beoor- deelen, welke patiënten in de Anna-Kliniek opgenomen moeten worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 23