146 VRIJDAG 24 FEBRUARI 1939. Gemccntebegrooting Uitgaven. (van Eek e.a.) dit doel te bereiken; dan is er geen bezwaar tegen, dit sub sidie nu toe te staan, omdat men van het College, dat voor het overgroote deel het bestuur van den Leidschen Hout vormt, mag verwachten dat het dan zal zorgen dat aan den wensch van den Raad wordt voldaan. Spreker geeft dus den heer Oostveen in overweging een motie voor te stellen, in dezen geest; dan kan door overleg van het College met het bestuur van de Stichting verkregen worden dat aan den wensch van den Raad wordt voldaan. De Voorzitter gelooft, dat het advies van den heer van Eek in zekeren zin de zaak in betere banen leidt. Aanneming van het voorstel-Oostveen beteekent nog niets, tenzij men den post niet aanneemt en het subsidie aan de Stichting onthoudt. Dit voorstel bindt niemand tot iets. In formeel opzicht heeft dus de heer van Eek een goeden raad gegeven, hetgeen nog niet beteekent dat hij gehjk heeft wanneer hij zou aannemen, dat de Raad met een dergelijke motie accoord moet gaan; dan nog zou spreker de aanneming van een dergelijke motie ontraden, n.l. wanneer de Raad daarbij aan het College op dracht geeft, aan te dringen op het opnemen van deze voor waarden bij het subsidie. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van de heeren Lombert, Schüller en Oostveen, luidende: „De Raad is van oordeel, dat de Stichting De Leidsche Hout bij de bepaling en naleving van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Stichting de arbeidsorganisaties zal betrekken." De heer Oostveen trekt hierop zijn gewijzigd voorstel (No. 8) (zie blz. 143) in. De Voorzitter constateert dat het gewijzigd voorstel van den heer Oostveen (No. 8) is ingetrokken. Ook de nieuw ingediende motie van den heer Lombert c.s. moet spreker op dezelfde gronden ontraden. Het woord „be trekken" is buitengewoon onduidelijk en laat twijfel over voor alle mogelijke quaesties. Spreker geeft de heeren in over weging de nieuw ingediende motie in te trekken en den volgenden keer met een duidelijk geredigeerd voorstel te komen. Spreker ontraadt aanneming van de motie ten stel ligste, zoowel om de bewoordingen als om de bedoeling. De motie van den heer Oostveen c.s. wordt aangenomen met 20 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Verweij, Oostveen, Carton, Schüller, van Weizen, Hessing, Key, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heeren Dubbeldeman, Eikerbout, Lombert, Snel, Jongeleen, Valent- goed, Tobé en van Rosmalen. Tegen stemmen: de heeren van der Tas, Würtz, Bergers, Tepe, Wilbrink, Manders, Wilmer, Beekenkamp, de Reede, van der Laan, Coster, van der Reijden, van der Kwaak en Knibbe. Volgnr. 365 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 366 tot en met 488 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 499, luidende: Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in artikel 101 der Lager-Onderwijswet 1920 f 09.200. De heer Groeneveld heeft in de sectie verzocht de berekening van het gemiddeld bedrag der kosten per leerling als afzon derlijke bijlage aan de begrooting toe te voegen, zooals bij volgnummer 499 was toegezegdhet College heeft in antwoord daarop dit stuk ter visie gelegd. Nu kan men met eenigen goeden wil zeggen dat alle stukken die in de Leeskamer ter visie gelegd worden, bijlagen zijn, maar spreker dringt er op aan dit stuk bij het boek „Bijlagen" in te binden, aangezien dit een stuk van blijvende waarde is. In de sectie heeft spreker er voorts aanmerking op gemaakt, dat uit de begrooting of haar bijlagen niet blijkt dat bij de vaststelling van de vergoeding wegens exploitatiekosten van de bijzondere scholen onder meer mede in aanmerking wordt genomen een vergoeding voor sociale lasten, bedragende 15 van de loonen der gemeentewerklieden, uitgekeerd wegens door hen ten behoeve van het openbaar lager onderwijs ver richten arbeid. Spreker stelt er prijs op, dat deze post in de exploitatierekening met name genoemd wordt. Het College Gemccntebegrooting Uitgaven. (Groeneveld e.a.) heeft nu op die rekening aangeteekend„de sociale lasten ten behoeve van de gemeentewerklieden zijn opgenomen in de betrekkeüjke loonposten", maar dat acht spreker niet vol doende; hij wil dit in de „Bijlagen" opgenomen zien. Vroeger was het 21 nu 15 Dit cijfer is in de stukken nergens te vinden en behoort toch vermeld te worden, zoodat men het weet en het ook kan nazien. De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld zich beklaagd heeft, dat hij dit cijfer niet in de Bijlagen heeft gevonden, maar in de toelichting tot dezen post staat dat de berekening als afzonderlijke bijlage aan de begrooting is toegevoegd. De heer Tepe zegt, dat deze post niet in de Algemeene Bijlagen wordt opgenomen, omdat deze Bijlagen worden vastgesteld, voordat deze begroot.ingspost kan worden vast gesteld; daarom is deze post opgenomen als afzonderlijke Bijlage. Daarom is het niet juist, dat niet zou zijn voldaan aan hetgeen gezegd is in de tweede alinea van de toelichting op volgnr. 499. Inderdaad heeft de heer Groeneveld verzuimd te letten op de woorden „afzonderlijke bijlage", hetgeen staat in tegenstelling tot de Algemeene Bijlagen. Nu verzoekt de heer Groeneveld die afzonderlijke bijlage in te binden bij de Algemeene Bijlagen, zoodat die afzonder lijke bijlage niet verloren gaat, maar naderhand nog nage slagen kan worden. Spreker weet niet of dit verhooging van de drukkosten beteekent. Wanneer daarop iets te vinden is, zal spreker met genoegen aan het verzoek van den heer Groeneveld voldoen. Inderdaad is het percentage van de vergoeding voor sociale lasten van de loonen der gemeentewerklieden, die arbeid verrichten ten behoeve van het openbaar lager onder wijs niet in de afzonderlijke bijlagen genoemd, maar in de toekomst kan er rekening mee gehouden worden, dat dit wel geschieden zal. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het bedrag, dat per leerling voor de openbare scholen voor lager en uitgebreid lager onderwijs in 1939 wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55 letters e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding te be palen resp. op 16,42 en 18,15, waarna volgnr. 499 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 500 tot en met 519, 519a, 520 tot en met 528 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 529 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten het subsidiebedrag ten behoeve van de Vereeniging „Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding" over 1939 volgens het overgelegde ontwerp-besluit vast te stellen op 54.960.waarna dit volgnr. eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 530 tot en met 559, 559a, 560 tot en met 562, 562a, 563 tot en met 582 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 583, luidende: „Belooningen van doctoren, heelmeesters, vroedmeesters, vroedvrouwen, enzf12.228.—". De heer Lombert kan genoegen nemen met de mededeeling, in de Memorie van Antwoord gedaan, dat nog wordt nage gaan, in hoeverre de indienstneming van den controleerend geneesheer tot bezuiniging heeft geleid, maar hoopt ook, dat dit onderzoek niet al te langen tijd zal duren en de Raad spoedig het resultaat van dit onderzoek zal vernemen. De heer van Stralen zegt toe, dat men zal trachten zoo spoedig mogelijk te weten te komen, welke bezuiniging is bereikt. Het is niet altijd gemakkebjk precies met cijfers te beoordeelen, of een dergelijke maatregel bezuiniging oplevert, omdat het van vele factoren afhangt of ziekenhuisverpleging al of niet noodig is, maar het zal op de een of andere manier moeten blijken of inderdaad bezuiniging is verkregen. Het resultaat van het onderzoek zal den Raad worden medege deeld. Volgnr. 583 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 584 tot en met 591 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 22