140 VRIJDAG 24 FEBRUARI 1939. Gemecntebegrooting Uitgaven. (Snel e.a.) Bij volgnr. 298u wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning van een subsidie voor 1939 ad 2.745.aan de afdeeling Leiden van de Neder- landsche Vereeniging voor Luchtbescherming, waarna volgnr. 298a eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 298b, 299 en 300 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 301, luidende: „Kosten van den Eerste-Hulpdienstf 5.663. De heer Snel zegt, dat het antwoord van het College dat bij een oproeping van den hulpdienst bij een ongeval nimmer naar betaling gevraagd wordt, eenigszins vaag is. Thans zal spreker de vraag eenigszins duidelijker stellen: wordt ook na dien tijd niet om betaling gevraagd? Bij een aanrijding moest de Eerste-Hulpdienst worden opgebeld, en toen spreker iemand, bij wien hij binnenstapte, vroeg dit te doen, was deze persoon daartoe niet bereid, omdat hij de kosten, verbonden aan den oproep, naar zijn zeggen moest betalen. Spreker heeft toen zelf den dienst opgebeld, maar hem werd later geen kwitantie aangeboden. Het blijkt echter, dat bij een deel van het publiek de gedachte leeft, dat men bij het oproepen van den Eerste- Hulpdienst de kosten moet betalen, en wenschelijk is, indien dit niet het geval is, dit bij het publiek bekend is. De heer Lombert heeft meermalen geconstateerd, dat het tamelijk lang duurt, voor de Eerste-Hulpdienst op de plaats van het ongeval verschijnt en heeft in de sectievergadering gevraagd, of daartegen niets te doen is. Het is spreker bekend, dat iemand, die aan toevallen lijdt, reeds een paar maal als hij op straat gevoelde te zullen flauw vallen, aan personen in zijn omgeving vroeg niet den Eerste-Hulpdienst te willen opbellen, omdat hij de kwitantie, die hem later zou worden aangeboden, niet zou kunnen betalen. De Voorzitter zegt, dat het College op de eerste vraag van den heer Lombert geen antwoord kan geven, nu zij niet in het sectie-verslag is opgenomen, maar weet uit eigen ervaring, dat de Eerste-Hulpdienst zeer spoedig, nadat hij is opgeroepen, op de plaats van het ongeval verschijnt. Men kan hieromtrent van meening verschillen; voor iemand, die wacht, kan één minuut zeer lang zijn. Intusschen moet spreker beslist tegenspreken, dat deze dienst traag zou zijn. De heer Lombert vraagt of 17 minuten niet lang is. De Voorzitter: In sommige gevallen niet. De heer van Stralen had de klacht van den heer Lombert over het late verschijnen van den Eerste-Hulpdienst op de plaats van het ongeval nog nimmer te voren gehoord en heeft den indruk, dat de dienst altijd juist zeer snel verschijnt. De vraag, door den heer Snel gesteld, is in de Memorie van Antwoord inderdaad juist beantwoord, omdat niet dengene, die den dienst opbelt, maar wel hem, wien de hulp verleend is, een rekening wordt aangeboden. De algemeene regel is, dat degene, wien hulp wordt verleend, deze hulp moet betalen. Indien de betrokkene niet in staat is de rekening te voldoen, wordt hij van deze verplichting vrijgesteld. Bestond deze regel niet, dan zouden ook de ongelukken, die de verongelukten zelf hebben veroorzaakt, de gemeente geld kosten. Uit de mededeelingen van den heer Snel blijkt reeds, dat degene, die den dienst opbelt, geen rekening ontvangt. De heer Coster deelt in antwoord op de vraag van den heer Lombert mede, dat de Eerste Hulpdienst bij een oproeping onmiddellijk den eersten dokter, die in het Ziekenhuis is, telefonisch waarschuwt; deze gaat dan per rijwiel naar den overweg, waar de auto dan blijft wachtende auto neemt hem dan mede. Volgnr. 301 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 302 tot en met 330 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 331, luidende: Kosten van gemeentelijke zweminrichtingen1.700. Gemeentcbegrooting Uitgaven. (Jongeleen e.a.) waarbij tevens aan de orde komt het voorstel van den heer Jongeleen, (No. 1) luidende: „Ondergetekende verzoekt het college van B. en W. nog voor het a.s. zwemseizoen de nodige maatregelen te treffen teneinde in de zweminrichting „De Zijl" behoorlijk zuiver zwemwater te verkrijgen." De heer Jongeleen is het niet eens met het antwoord van het College op blz. 51 van de Memorie van Antwoord, dat het geringer bezoek aan de zweminrichting „de Zijl" gedurende het zwemseizoen 1938 niet in de eerste plaats moet worden toegeschreven aan den toestand van het water en dat, al laat de zuiverheid van het water wel eens te wenschen over, uit het ingesteld onderzoek gebleken is dat de toestand niet verontrustend is. Spreker weet uit eigen ervaring, als getrouw bezoeker van deze zweminrichting, dat in Juli 1938 een lek werd gevonden, waardoor het buitenwater ongehinderd de zweminrichting kon binnendringennadat dit was verholpen, kreeg de zweminrichting bezoek van millioenen watervlooien (Daphnia's). Toen dit verholpen was, stonk het water ge weldig, zoodat de meeste zwemmers geen lust in een ver- frisschend bad hadden. Vervolgens kwam er een zoodanig sterke algengroei, dat het zwemwater meer op erwtensoep dan op water leek. Op een ochtend heeft de zwemmeester medege deeld, namens den directeur van den Geneeskundigen Dienst, dat een bad in een zweminrichting met millioenen water vlooien geenszins gevaarlijk of schadelijk voor de gezond heid was. Toch meent spreker dat een dergelijke toestand niet zeer bevorderlijk is voor de volksgezondheid en de hygiëne. Spreker betreurt het dat de eenige gemeentelijke zweminrichting hier ter stede in een dusdanig slechten toe stand verkeert, dat men er zich voor moet schamen in een stad als Leiden. Herhaaldelijk keeren de bezoekers van deze inrichting des ochtends naar huis terug zonder een bad te hebben kunnen nemen, wegens den slechten toestand van het water. Ook wordt deze zweminrichting gedurende de vacanties wel eens bezocht door vreemdelingen. Wethouder Verweij moge reclame willen maken voor de stad Leiden, hij zal verstandig doen met geen reclame te maken voor haar eenige gemeentelijke zweminrichting. Met bewondering heeft spreker in zijn vacantie gekeken naar de zweminrichtingen in sommige andere en zelfs kleine gemeenten. Spreker dringt er bij het College met klem op aan, de in richting voor den aanvang van het aanstaande zwemseizoen te verbeteren. Op het oogenblik dwingt men de menschen als het ware naar open zwemwater te gaan, waar zij bloot gesteld zijn aan het gevaar van besmetting met de ziekte van Weil. De heer van der Kwaak zegt, dat naar de meening van het bestuur der zweminrichting de gebrekkige toestand der inrichting een zeer nadeeligen invloed op het bezoek heeft gehad. De gemeente neemt het nadeelig saldo voor haar rekening en met het oog daarop is het ook zeer dringend ge- wenscht, dat de inrichting vóór den aanvang van het volgend zwemseizoen in orde wordt gemaakt. De heer Verweij antwoordt, dat het College van den ernst van deze zaak volkomen overtuigd is. Reeds op 4 Juni 1938 heeft het College daaromtrent een uitvoerig rapport van Gemeentewerken ontvangen. Het gaat om de vraag, of de verbetering moet worden gevonden in een biologische dan wel in een chemische reiniging van het water. Gezaghebbende personen komen bij de beantwoording van deze vraag tot tegenovergestelde conclusies. Intusschen komt men daar mede niet verder. Het College heeft nu den Directeur van Gemeentewerken opgedragen om in samenwerking met den Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Ge zondheidsdienst plannen voor zuivering van het zwemwater in de zweminrichting „De Zijl" te maken. Hoewel het College nog geen plannen heeft ontvangen, kan spreker reeds thans mededeelen, dat de zuivering van het zwemwater slechts zal kunnen worden verkregen met behulp van een zeer dure installatie. Zoodra het College de plannen heeft ontvangen, zal het zich daarover beraden en een nader voorstel aan den Raad doen. Men moet er naar streven de inrichting te ver beteren vóór den aanvang van het nieuwe zwemseizoen. Het College is bereid het voorstel van den heer Jongeleen om praeadvies te nemen, ten einde vóór het a.s. seizoen voor stellen, die echter in de papieren zullen loopen, aan den Raad te kunnen doen. Spreker betreurt het wel, dat het zooveel moet kosten, te meer waar onlangs 17.000. gevoteerd is voor de uitbreiding van de zweminrichting „De Zijl". Het kan echter niet anders; men kan er niet langer aan ontkomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 16