106 DONDERDAG 23 FEBRUARI 1939. Gemecntebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen.) uitbetaald. Voor de geheele herscholingsperiode zou het bedrag 16.302.zijn geweest. De Raad ziet hieruit, welk een gunstigen invloed deze wijze van te werk stellen zoowel op de positie der betrokken arbeiders als op die der gemeente kan hebben. Thans wordt bovendien overwogen, een „om scholingsregeling" te ontwerpen voor enkele bedrijven in deze gemeente. In een geval is het mogelijk, pl.m. 100 werkloozen in den leeftijd van 19 tot 30 jaar, afkomstig uit andere vakken, op te leiden voor het textielbedrijf. Dit is een geheel afzonderlijke regeling, waarvoor de toestemming van den Minister juist is afgekomen en waaromtrent in de volgende Raadsvergadering waarschijnlijk een voorstel zal worden gedaan. In verband hiermede deelt spreker ook mede, dat onlangs een gunstige beslissing van den Minister is inge komen ten aanzien van den avond-textielcursus bij de Leidsche Ambachtsschool. Daarmede kan dus binnenkort een aanvang worden gemaakt. Met het oog op de omscholing van jongelui uit andere beroepen en van ongeschoolden tot textielarbeider is het van groot belang, dat de betrokkenen, behalve het practische onderricht in de fabrieken, ook door het volgen van dezen cursus zoo spoedig mogelijk tot ge schoolde arbeiders in dit bedrijf zullen kunnen worden op geleid. Misschien zal dan blijken, dat een uitbreiding van dezen avondcursus tot een dagschool gewenscht is en niets zal spreker aangenamer zijn dan indien de noodzakelijkheid hiertoe binnenkort aan den dag zou treden. Bij een ander bedrijf zullen mogelijk 50 jeugdige arbeiders in dit beroep kunnen worden opgeleid in den leeftijd van 18 tot 25 jaar. Spreker gelooft dus te mogen zeggen, dat alles wat op dit gebied mogelijk is door het College in het oog wordt ge houden. Hij meent met eenigen trots te mogen zeggen, dat het College, de zorgvolle financieele omstandigheden in aan merking genomen, in deze 4 jaren ook zijn sociale taak naar behooren heeft verricht. Omtrent de onregelmatigheden in de Centrale Werkplaats voor jeugdige werkloozen deelt spreker namens het College het volgende mede: Gebleken is, dat de leider van deze werkplaats in verschil lende opzichten is tekort geschoten. Op grond van een naar aanleiding van verkregen mededeelingen ingesteld onderzoek werd den leider o. m. ten laste gelegd, dat hij materiaal van de Centrale Werkplaats te eigen behoeve heeft gebruikt en zelfs ten behoeve van derdenvoorts, dat hij werkmeesters en jeugdige werkloozen in den tijd van de Centrale Werk plaats arbeid heeft doen verrichten ten eigen bate; verder, dat hij heeft toegestaan, dat oude materialen werden ver kocht en dat de opbrengst werd verdeeld onder eenige werk meesters; vervolgens, dat hij heeft toegestaan, dat door een werkmeester in de werkplaats na bezetten tijd werd gewerkt voor privé doeleinden, waarbij materiaal, gereedschap en stroo van de werkplaats werden gebruikt en ten slotte, dat hij, ondanks hem verstrekte instructie om via de bestekken van Gemeentewerken in te koopen, buiten die bestekken om en te duur inkocht en ook overigens niet doelmatig bij die inkoopen te werk ging. De sub-commissie voor de Centrale Werkplaats en de werkobjecten van de door Burgemeester en Wethouders ingestelde Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van Werkloozen, welke met het beheer van de Centrale Werkplaats is belast en den leider benoemt en ontslaat, heeft den leider met betrekking tot hetgeen hem ten laste werd gelegd, gehoord. Zij achtte zijn verdediging zwak en onbevredigend, zoodat zij van oordeel was, dat de leider niet als zoodanig kon worden gehandhaafd. Aan den anderen kant achtte zij de tekort komingen van den leider niet zoo ernstig, dat zij tot ontslag op staanden voet moest overgaan en zij besloot in haar vergadering van 16 December j.l., den leider, mede om het hem mogelijk te maken een werkkring in het vrije bedrijf te zoeken en gelet ook op het overigens verdienstelijke werk, dat door den leider bij den bouw van de Centrale Werkplaats is verricht, in de gelegenheid te stellen ontslag te nemen ingaande 1 Maart a.s. De leider maakte van die gelegenheid gebruik. Intusschen is de justitie in deze aangelegenheid gemengd en Burgemeester en Wethouders meenen, dat er thans geen aanleiding is, dieper op deze beschuldigingen in te gaan, doch dat de uitslag van het justitieel onderzoek dient te worden afgewacht. Burgemeester en Wethouders, die in groote trekken door spreker te voren mondeling op de hoogte zijn gehouden, hebben zich in details over de tekortkomingen van den leider doen inlichten, toen van de zijde van het Departement de eisch werd gesteld, dat de leider onmiddellijk werd geschorst, welke eisch half Januari j.l. ter kennis van Burgemeester en Wethouders werd gebracht en waarop onmiddellijk tot schorsing door de Commissie werd overgegaan. Burgemeester en Wethouders betreuren het, dat zij niet eerder over een Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen e.a.) volledige kennis van de feiten beschikten, aangezien zij van meening zijn, dat hetgeen den leider ten laste werd gelegd, aanleiding had moeten geven tot dadelijke schorsing van den leider te besluiten. In dit opzicht kunnen zij zich derhalve niet vereenigen met het beleid der Commissie. Het College voegt hieraan nog toe, dat het Departement van Sociale Zaken alleen gestaan heeft op onmiddellijke schorsing van den leider, doch heeft goedgevonden, dat het ontslag eerst op 1 Maart a.s. ingaat en dat aan den leider derhalve tot aan genoemden datum zijn loon wordt uitbetaald. Aanmerkelijke financieele schade heeft de gemeente door de onregelmatigheden, die den leider ten laste zijn gelegd, niet geleden. De heer Snel wenscht, dat de werklooze, losse transport arbeiders slechts eenmaal per dag zullen behoeven te stem pelen. Spreker moet hem mededeelen, dat dit onmogelijk is. De Directeur van den Socialen Dienst acht het noodzakelijk, dat losse transportarbeiders tweemaal per dag blijven stem pelen. Ook de Minister deelde mede, dat hij dezen eisch moet stellen. Hij beriep zich daarbij ook op het feit, dat in de kasreglementen der transportarbeidersbonden hetzelfde is voorgeschreven. Ook op grond daarvan kan de Minister aan het verzoek niet voldoen. Zoolang de Directeur, die ver antwoordelijk is, van meening blijft, dat tweemaal per dag stempelen noodig is, kunnen Burgemeester en Wethouders hieraan dus onmogelijk iets veranderen. Spreker is het wel met den heer Snel eens, dat daartegen bezwaren bestaan, maar de heer Snel zal beter doen, de zaak via zijn organisatie bij Den Haag aanhangig te maken. De heer Wilbrink komt terug op de vraag van den heer Tobé over speculaties door ambtenaren van Gemeentewerken. Inderdaad is door iemand, die gronden kocht van de ge meente, samenwerking gezocht met den Directeur van Ge meentewerken om een paar huizen te stichten aan de Burg- gravenlaan. De Commissie voor Fabricage was van deze zaak volkomen op de hoogte en alleen de wensch om aan te toonen, dat het ook in Leiden mogelijk is wat ruimer te bouwen dan gewoonlijk in den regel houdt men zich aan de gestelde minimum maten bracht den Directeur er toe in deze transactie te treden. De breedte der woningen bedroeg 6.75 M. en inderdaad bleken daarvoor bewoners te vinden te zijn, die zich anders te Oegstgeest of Wassenaar zouden hebben gevestigd. Daarna heeft de Directeur nog 4 woningen gekocht uit een goedgekeurd bouwplan en gebouwd op particuüeren grond, uitsluitend als geldbelegging. Dit is alles. Spreker constateert dus, dat hier geen specu latie in bouwgrond in den gebruikelijken zin, of in welken zin ook, heeft plaats gevonden. De Voorzitter constateert, dat het aantal opmerkingen, dat hij heeft te beantwoorden, zeer gering is. De heeren van Eek en van Weizen hebben het recht van petitie besproken. Dit recht wordt volmaakt erkend, maar men moet door zelfbeperking waken tegen mis bruik van dat recht. In de gevallen, waarin het College afwijzend adviseerde op voorstellen om van dit recht gebruik te maken, betrof het altijd zaken, die reeds volledig ter kennis van de Regeering waren gebracht of in de Tweede Kamer werden behandeld. Dan ziet men er een gevaar in, dat een Gemeenteraad van het recht van petitie gebruik maakt. Dat is in die gevallen geheel doelloos. Men moet daarbij voorts overwegen, dat ook de Raad herhaaldelijk beslissingen neemt, die niet allen gemeentenaren naar den zin zijn. Als de Raad op grond daarvan overstroomd werd met petities van vereenigingen en particulieren, zou hij het waarschijnlijk ook moe worden, al die adressen te behandelen. Dat geldt min of meer ook voor de Tweede Kamer, die vol komen op de hoogte is van de belangen, die door de Regeering behartigd worden. Er zijn natuurlijk gevallen, waarin van het recht van petitie wel degelijk gebruik kan worden ge maakt. Spreker noemt als voorbeelden de kwestie van den spoorwegovergang of een eventueel besluit der Regeering om het garnizoen uit Leiden weg te nemen, een maatregel, die Leiden zeer zou benadeelen. Bovendien is de gemeente Leiden lid van de Yereeniging van Nederlandsche ge meenten, die hiervoor zeer goed is toegerust en veel beter in staat is, met kans op succes, de belangen der gemeenten bij de Regeering voor te staan dan elke ge meente afzonderlijk. Spreker heeft met veel belangstelling geluisterd naar de uiteenzetting van den heer van Eek ten aanzien van de verhouding tot de monarchie, zooals de heer van Eek zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 4