104
DONDERDAG 23
FEBRUARI 1939.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
hier vestigen, onmiddellijk in den steun worden opgenomen.
Alleen is bepaald, dat het steunbedrag in den regel niet hooger
mag zijn dan dat, hetwelk de betrokkene in de verlaten
gemeente genoot. Dit is van belang om een al te gemakkelijke
vestiging van werkloozen tegen te houden. Verder is bepaald,
dat bij tewerkstelling in werkverschaffing een deel der te-
werkgestelden zal worden betrokken uit de kleine zelf
standigen, die door Maatschappelijk Hulpbetoon worden
gesteund, zoodat men zich te dien aanzien niet meer uit
sluitend behoeft te beperken tot hen, die door den socialen
dienst worden gesteund. Ook daarmede worden de financieele
belangen der gemeente gediend. Overigens wordt thans met
de uiterste zorg nagegaan, of gesteunden van Maatschappelijk
Hulpbetoon voor overbrenging naar den socialen dienst in
aanmerking komen.
De samenwerking tusschen de diensten, waarover is ge
klaagd, was inderdaad wel eens wat stroef, maar deze is nu
verbeterd. Er heeft althans regelmatig overleg plaats, als dit
noodig is. Men moet daarbij wel in aanmerking nemen, dat
de beide diensten verschillende wetten en voorschriften
moeten toepassen. Spreker verwacht echter, dat klachten,
zooals die tot dusverre werden geuit, in het vervolg niet meer
zullen voorkomen. Een afdoende verbetering zal eerst worden
verkregen, als de beide diensten zijn samengevoegd.
De heer Snel heeft handhaving bepleit van den extra steun
aan gezinsleden van werkloozen, die wegens ziekte tijdelijk
naar Maatschappelijk Hulpbetoon moeten worden overge
bracht. Ten aanzien van het gezinshoofd blijft in dat geval
de steun gelijk aan het bedrag, dat de betrokkene van den
socialen dienst ontving, maar de extra steun van 2.
voor werklooze gezinsleden boven 18 jaar, is door Maat
schappelijk Hulpbetoon niet overgenomen, zoodat in die
gevallen het steunbedrag verminderde. Binnenkort wordt
deze zaak door de betrokken commissie behandeld en naar
spreker hoopt, zal dan een behoorlijke oplossing worden ge
vonden.
Er is verder gesproken over de werkloozen, die de 66-jarigen
leeftijd hebben bereikt, o.a. door mevrouw Braggaar. Deze
groep van menschen, die wegens hun leef tij d uit de steunregeling
voor de valide werkloozen moeten worden geschrapt en naar
Maatschappelijk Hulpbetoon worden overgebracht, kunnen
niet anders dan als gewone armlastigen worden behandeld.
De heer Tobé heeft medegedeeld, dat van de valide werk
loozen, die daartoe in de gelegenheid zijn, ongeveer 65
aan de spaarregeling deelnemen. Inderdaad is het percentage
der deelnemers wel stijgende, maar ten slotte nemen 35 er
toch geen deel aan en spreker vreest, dat dit juist degenen zijn,
die de extra hulp het meest noodig hebben, maar eenvoudig
niet kunnen sparen. Het is wel jammer, dat een zoo groot
aantal personen daardoor van de extra hulp verstoken is. Ook
kan men nog de vraag stellen, voor hoeveel werkloozen onder
de 65 die wel deelnemen, het kwartje, dat zij z.g. sparen,
in werkelijkheid door anderen wordt betaald.
De heer Wilmer vraagt, of dit zoo erg zou zijn.
De heer van Stralen vindt dit in tegendeel aangenaam.
Minder prettig is het echter, dat de een daartoe wel in de
gelegenheid is en de ander niet.
De heer Wilmer: Daarvan hebben de anderen toch geen
schade.
De heer van Stralen merkt op, dat, als het kwartje wordt
betaald door kerkelijke of particuliere instellingen van lief
dadigheid, er van een spaarregeling, zooals de Minister die
heeft bedoeld, niet veel overblijft. De Minister wensclit, dat
de gesteunden een kwartje op zij zullen leggen en dat de
overheid het aldus gespaarde bedrag zal aanvullen, opdat
het totaal ban worden besteed voor kleeding en dekking.
Wat de spaarregeling voor Maatschappelijk Hulpbetoon
betreft, waarover eenige leden hebben gesproken, daar is
het bezwaar eigenlijk nog grooter. Gezien het beduidend ver
schil in uitkeering tusschen de armlastigen en de valide
werkloozen, zal ieder erkennen, dat de gesteunden van Maat
schappelijk Hulpbetoon zeker niet kunnen sparen. De door
spreker genoemde cijfers bewijzen toch wel, dat een gezin
van vijf personen met een steunbedrag van 12.per week
onmogelijk een kwartje op zij kan leggen.
De heer Wilmer: Maar juist daar is het zeer gewenscht,
dat er 40 cent bij komt.
De heer van Stralen erkent, dat deze verhooging van veel
belang is, maar constateert, dat men toch eerst het kwartje
beschikbaar moet hebben om deze verhooging te krijgen.
Gemeenlebeyrooliny Alyemeene beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
Daar spreker nu heeft aangetoond, dat de steun zelfs niet
toereikend is om warm voedsel te koopen, hetgeen toch een
eerste vereischte is, kan men niet betoogen, dat het mogelijk
is, daarvan 25 cent op zij te leggen voor andere doeleinden.
Spreker is er van overtuigd, dat dit onmogelijk is, tenzij de
betrokkenen door anderen worden geholpen. Hoewel gebleken
is, dat de gesteunden door Maatschappelijk Hulpbetoon hier
niet minder ontvangen dan in andere plaatsen, zou er meer
voor te zeggen zijn geweest als de Commissie destijds de steun -
normen met 50 cents had verhoogd, toen een voorstel daartoe
aan de orde was. Dan zou er beter te praten zijn geweest over
het op zij leggen van een klein bedrag voor andere doeleinden.
Nu dit niet is geschied, moet spreker zijn bezwaar handhaven.
De meerderheid der Commissie staat trouwens ook op het
standpunt, dat het niet gewenscht is, de spaarregeling bij
Maatschappelijk Hulpbetoon in te voeren.
Over het vraagstuk der werkverschaffing hebben vele
sprekers hun meening te kennen gegeven. Daarbij waren
uitersten. De heer van Eek wijst de werkverschaffing prin
cipieel af en de heer Knibbe heeft eigenlijk een pleidooi ge
houden voor het toepassen van de werkverschaffing zonder
eenige beperking. Hij verweet het College, dat het zoo weinig
voorstellen op dit gebied bij den Raad indient en gaf te
kennen, dat hij den tegenstand zoekt bij den Wethouder van
Sociale Zaken, die, naar de heer Knibbe misschien niet geheel
ten onrechte meent, geen warm voorstander is van het uit
voeren van werken in werkverschaffing. Men heeft vergelij
kingen gemaakt met andere plaatsen en kwam tot een aantal
van ongeveer 60.000 personen in het geheele land, die in
werkverschaffing arbeiden. In verhouding daarmede achtte
vooral de heer Beekenkamp het aantal tewerkgestelden te
Leiden te klein; het zou naar zijn maatstaf ongeveer 1200
moeten bedragen. De heer Knibbe, die anders niet zoo gauw
tevreden is, zou in dit geval echter reeds met een aantal van
500 tevreden zijn.
De heer Knibbe: Maar berekend op een andere basis.
De heer van Stralen betoogt, dat het ten plattenlande veel
gemakkelijker is, geschikte objecten voor werkverschaffing
te vinden. In de steden is de toestand geheel anders en daar
zouden de vergelijkende cijfers van de heeren Beekenkamp
en Knibbe lang niet opgaan. In Amsterdam b.v. waren op
28 Februari 1938 2560 arbeiders in werkverschaffing werk
zaam. Dat is inderdaad veel, maar in Rotterdam, den Haag
en Utrecht waren de aantallen resp. 466, 58 en 357. Dit zijn
toch zeer groote plaatsen en als men Leiden daarmede ver
gelijkt, is de toestand hier niet zoo ongunstig als de beide
heeren meenen.
In verband met het verwijt ook alweer van den heer
Knibbe in zake het niet mededeelen van het aantal man
dagen in de werkverschaffing uit den laatsten tijd, heeft
spreker een lijst laten samenstellen van alle objecten, die
sedert 1931 in deze gemeente in werkverschaffing zijn uit
gevoerd. Deze lijst bevat het navolgende:
J aar.
1931
1931
1931
1931
1931
1932
1932
en
1933
1933
1934
1935
1935
1936
1937
1937
1938
1938
Leidsche Hout
Spitwerk enz. Acad. Zieken
huis
Filter L.D.M. Wassenaar
Kanaal L.D.M. (KL Berk-
heide)
Ophooging terrein Driftstraat
en afgraving kerkhof
Spitwerk enz. Acad. Ziekenh.
Houtlaan
Sportterreinen Stadspolder.
geen werkverschaffing
Levendaal en Mariënpoelstr.
(Zandschippers) idem
Kanaal L.D.M
Plantsoen
Hortus (in eigen beheer)
Bebossching L.D.M
Reconstructie Hortus
Loonen.
Man
dagen.
96.329.37
19551
3.510.—
1002
13.125.94
2370
10.606.91
2322
36.244.09
8481
2.090.67
617
23.146.95
1.271.16
42.303.21
11.395.20
80.261.78
3.706.67
onbekend
4.795.99
5.507.82
6613
352
12387
3206
22041
1148
215
1425
onbekend
Hieruit blijkt, dat hier op het gebied der werkverschaffing
toch wel een en ander gedaan is, maar ook, dat de beschikbare
objecten langzamerhand uitgeput raken. Want het is niet