122 DONDERDAG 23 FEBRUARI 1939. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Braggaar e.a.) Deze vergelijking is echter niet juist; een vergelijking is alleen mogelijk, wanneer ze kinderen betreft, die overigens in volkomen gelijke omstandigheden verkeeren, en nu kan het eene kind, dat wel sehoolvoeding geniet, in geheel andere omstandigheden verkeeren dan het andere kind, dat geen voeding geniet. Indien nu blijkt, dat de kinderen uit die ge zinnen de sehoolvoeding niet kunnen missen, dan hoopt spreekster dat de raadsleden, die eerst voornemens waren voor het voorstel van de meerderheid van het College tot stopzetting van de sehoolvoeding tijdens de vacanties te stemmen, thans daarmede niet zullen meegaan. De heer Snel heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag, of Burgemeester en Wethouders voor de uitvoering van de door hen genoemde werken een beroep op het Werkfonds hebben gedaan en of zij nog meer werken aan den Minister ter uitvoering hebben voorgedragen. Het doet spreker genoegen, dat de kwestie van het geven van zelfstandigen bijslag aan inwonende gezinsleden van zieke werkloozen, die wegens hun ziekte tijdelijk bij Maat schappelijk Hulpbetoon in steun zijn, op korten termijn in de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon ter sprake zal worden gebracht. Het is juist, dat groepen van arbeiders, die reeds jaren werkloos zijn, aan den slag kunnen komen, wanneer de bouw van de tweede zweminrichting in werkverschaffing wordt uitgevoerd, maar daar staat tegenover, dat andere groepen van arbeiders, die op dit werk als normaal werk zijn aangewezen, worden uitgeschakeld, terwijl ook zij reeds jaren werkloos zijn. Ook na de uiteenzetting van den Wet houder van Sociale Zaken kan spreker het eenmaal door hem ingenomenstandpunt niet prijsgeven. Het antwoord op de vraag in zake het stempelen door losse transportarbeiders heeft spreker niet kunnen bevredigen. Volgens de Memorie van Antwoord heeft de Minister uit drukkelijk bepaald, dat deze arbeiders tweemaal per dag moeten stempelen, maar de Wethouder heeft nu verklaard, dat dit het standpunt is van den Directeur van den Dienst van Sociale Zaken. Wat is nu juist? Acht het College het noodzakelijk, dat deze arbeiders tweemaal per dag stempelen, zoo ja, laat het dit dan zeggen; zoo neen, laat het dan den Minister vragen hun toe te staan eenmaal per dag te stempelen. In den Raad is ook gesproken over de kwestie in verband met de tentoonstelling „Maak zelf". Verschillende werklooze arbeiders, die deze tentoonstelling hebben bezocht, hebben zich tot spreker gewend met de klacht, dat de in de circulaire betreffende deze tentoon stelling genoemde gemiddelde steunbedragen niet overeen kwamen met de werkelijkheid, daar ze in werkelijkheid belangrijk lager waren. Nu heeft de Wethouder van Sociale Zaken uiteengezet, dat voor een gezin van 6 personen in totaal per week voor voeding een bedrag van 7.44 beschik baar is, dus per persoon en per dag een bedrag van 17 centdeze gezinnen zijn dus gedoemd te leven van een bedrag, waarvoor men niet eens een hond behoorlijk kan onderhouden. In zake het taxi- en verhuurautobedrijf heeft de Voorzitter gezegd, dat in de gemeenten, waar de loonen en arbeids voorwaarden onder de vergunningsvoorwaarden, die krachtens het Reglement Autovervoer Personen gesteld zijn, zijn opgenomen, deze loonen en arbeidsvoorwaarden reeds waren geregeld voordat het Reglement Autovervoer Personen in werking trad. Inderdaad was dit in vele gemeenten het geval, doch in enkele andere plaatsen zijn nog na de in voering van het Reglement Autovervoer Personen goede loonen en goede arbeidsvoorwaarden in de vergunnings voorwaarden opgenomen. Met genoegen nam spreker echter kennis van de toezegging van den Voorzitter, dat het College de komende Wet Autovervoer Personen heeft bezien en de noodige maatregelen zal treffen, dat, wanneer deze Wet zal zijn verschenen ook de regeling der loonen en arbeids voorwaarden aan de orde zal worden gesteld. Indien spreker uit dit antwoord mag opmaken, dat het College te voren met partijen hieromtrent overleg zal plegen, dan is spreker den Voorzitter dankbaar voor de toegezegde medewerking. In zake den Stadhuisbouw wijst spreker er op dat de in de Memorie van Antwoord gebruikte uitdrukking „van dergelijk allooi" niet is teruggenomen, hetgeen spreker betreurt. De Wethouder van Fabricage heeft een vertaling van deze uitdrukking gegeven, die op niets leek. Spreker hoopt en verwacht, dat voortaan dergelijke uitdrukkingen niet meer in officieele stukken zullen worden opgenomen. De Wethouder heeft gezegd, dat het College den afbouw van het Stadhuis niet met lijdzaamheid heeft aangezien, dat men geen critiek moet oefenen, die niet strikt noodzakelijk is en dat men rekening moet houden met de goede bedoelingen van het College. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Snel.) Beginnende met het laatste, merkt spreker op, dat het College dan ook rekening dient te houden met de goede bedoelingen van hen, die critiek oefenen; spreker is zich er althans niet van bewust, bij. het oefenen van critiek onjuist of onrechtvaardig te zijn geweest. Mag men niet spreken van „lijdzaamheid van het College", indien een dergelijk werk ongeveer vier maanden vrijwel geheel stil ligt? Dit was sprekers ernstigste grief, maar daarover heeft de Wethouder geen enkel woord gezegd. De Wethouder achtte het mogelijk, dat een lid van het College in een onbewaakt oogenblik heeft gezegd, dat gemiddeld 100 man bij den bouw van het Stadhuis te werk gesteld zouden worden, en vroeg, hoeveel het Stadhuis wel zou hebben gekost, indien dat werkelijk was geschied. Is dit nu een ernstig antwoord? Het Stadhuis zou dan reeds lang klaar zijn geweest. Indien spreker zich niet vergist, moet de aannemer het werk opleveren 400 dagen na den datum van aanvang, dus einde Juni 1939, terwijl hij voor eiken dag, dat het werk langer duurt, 50.boete heeft te betalen. Kan de aannemer, die geen schuld aan de vertraging heeft, de gemeente geen eischen stellen? Op sprekers opmerking, dat het Stadhuis niet eenige maanden, maar meer dan een jaar later dan men oorspronkelijk bedoeld had klaar zal zijn, heeft de Wethouder niet gereageerd, zoodat spreker mag aannemen, dat deze opmerking juist is. Ook de door spreker genoemde aantallen van de arbeiders, bij dezen bouw werk zaam, mogen als juist worden aangenomen, nu de Wethouder ze niet bestreden heeft. Meer wil spreker van deze kwestie niet zeggen, omdat hij geen behoefte gevoelt, anderen onaan genaam te zijn. Intusschen stelt spreker vast, dat de door anderen en hem geuite critiek niet gezocht, maar in het belang van de gemeente is geweest, omdat de gemeente financieel belang heeft bij een spoediger afbouw in verband met het niet onbelangrijke bedrag, dat zij thans wekelijks voor de huur van verschillende gebouwen heeft te betalen. Wil het College in de toekomst rekening houden met deze critiek, dan is spreker voldaan en is er z. i. ook geen aanleiding meer om verder over deze zaak te spreken. Over de uitvoering in werkverschaffing van de doortrekking van den Wassenaarscheweg, waartoe de Raad reeds in 1935 heeft besloten, zal spreker nu niets meer zeggen dan dat hij het daarmede niet eens is. Spreker blijft echter zijn ernstige bezwaren handhaven tegen de uitvoering in werk verschaffing van werken, die niet direct noodzakelijk zijn. Hierover mag alleen de aard van het werk beslissen. Gaat men op den ingeslagen weg door, dan wordt Nederland één groote werkverschaffing voor de tegenwoordige generatie en dan vindt de volgende generatie het werk reeds klaar, zoodat ook zij weer in werkverschaffing zou moeten gaan werken en alle openbare werken in werkverschaffing zouden worden uitgevoerd. Met een dergelijken gang van zaken kan spreker zich nu eenmaal niet vereenigen. De Wethouder van Fabricage ontraadt in de verkoop voorwaarden van bouwgrond de bepaling op te nemen, dat bij bebouwing van dien grond Leidsche arbeiders te werkgesteld moeten worden. Wél wil de Wethouder trachten, bij verkoop deze voorwaarde te stellen, echter niet als eisch indien de aspirant-kooper daartegen bezwaar maakt, wil hij deze voorwaarde terugnemen. Nu gevoelt spreker de moeilijkheid om deze voorwaarde te handhaven, indien dit er toe zou leiden, dat de grond niet verkocht zou kunnen worden. Spreker neemt derhalve genoegen met de goede bedoelingen, welke uit het antwoord van den Wethouder blijken. Indien men door dezen maatregel den Leidschen arbeiders een compensatie kan geven voor maatregelen in andere gemeenten toegepast, dan is hiermede aan den door spreker uitgesproken wensch voldaan, althans te gemoet- gekomen. In eerste instantie heeft spreker er op gewezen, dat het de schuld van den leider der anti-revolutionnaire partij is, dat de bestrijding der werkloosheid niet plaats vindt op de wijze, als de sociaal-democraten zouden wenschen. Ook de heer Beekenkamp heeft zich tegen het uitvoeren van open bare werken verzet. Spreker wijst er vervolgens op, dat in het voorloopig verslag van de Tweede Kamer betreffende het algemeen Regeeringsbeleid door verschillende katholieke leden is aangekondigd, dat thans de groote strijd op het front der werkloosheid zou worden aanvaard. De anti-revolution- nairen hebben zich echter gehaast, in hetzelfde voorloopig verslag een domper te zetten op het enthousiasme xan hun bondgenooten. Zij verklaarden n.l., dat de Regeering voor nemens is maatregelen te nemen ter bestrijding van de werkloosheid, dat hun dit doel ook zeer sympathiek is, maar dat zij maar eens moesten afwachten hoe die voorstellen er uit zullen zien. Tusschen de regels door kon men hierin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 20