66 DINSDAG 21 FEBRUARI 1939. Gemeentebegrooting Algemecne beschouwingen. (Eikerbout e.a.) protestantsch-christelijk deel der bevolking in te zamelen. Deze poging zal ongetwijfeld slagen. Er wordt echter nog veel meer gedaan. Spreker wijst op den arbeid van het Werklieden verbond Patrimonium. Reeds 12 jaren is men bezig, den tewerkgestelden in de werkverschaffing een aangenaam ver blijf te bezorgen na hun arbeid. In Jipsinghuizen beeft men in den aanvang een moeibjken tijd doorgemaakt; de barakken werden bekogeld met steenen, ruiten werden ingeworpen. Er is echter een kentering ingetreden. Zoowel socialisten als communisten weten dit werk nu te waardeeren en in menigen brief van hen wordt oprechte dank betuigd. Ook op de werk verschaffing op het eiland Schokland zijn door Patrimonium ontspanningslokalen geplaatst. Al dit werk wordt verricht dank zij den financieelen steun van het christelijk deel der bevolking en van de in dit werk belang stellenden. Tenslotte wijst spreker op de plaatselijke actie van het christelijk comité voor werkloozenzorg. Behoudens de op brengst der straatcollecte van ongeveer 200.ontving dit comité dezen winter in totaal 1.900.waarvan 300.in kerken gecollecteerd en 200.van werkende leden, aange sloten bij den christelijken Besturenbond. De rest was groo- tendeels afkomstig uit eigen kring. Deze gelden stelden het Comité in staat, aan ongeveer 500 werkloozen een kerstpakket uit te reiken ter waarde van ongeveer 1.000.en verder den werkloozen in den winter een aangename verpoozing te bereiden. Spreker heeft dit medegedeeld om te doen zien, wat in christelijken kring voor de werkloozen wordt gedaan, dat er bij alle moeilijkheden, die de werkloozen ondervinden, niet alleen voor hen en over hen wordt gesproken, maar dat zij ook met de daad worden gesteund. Daaraan te arbeiden, moet doel en streven van allen zijn. Bij het vele, dat de Re geering doet, is het de plicht van ieder, de lasten der anderen te dragen. Er zijn personen, die onder het voorwendsel, dat er toch al zooveel gevraagd wordt, zich schuilhouden. Ook in sprekers eigen kring komt dat wel voor. Wil men tot de gees telijke en moreele herbewapening van het Nederlandsehe volk: medewerken, dan is een betuiging van sympathie niet voldoende, maar dan moet men bedenken, dat er velen zijn, die hulp behoeven. De geestelijke en moreele herbewapening moet niet zoo zijn, dat men elkaar verbijt en vereet, maar men moet gezamenlijk de schouders onder het werk zetten om ver betering te brengen. Men zegge dus niet, dat in een goed ge ordende maatschappij geen plaats is voor armoede en gebrek en dat ontelbaren reeds de handen ineengeslagen hebben om een betere maatschappij te stichten. Neen, dan moeten allen zich het lot hunner medemenschen aantrekken en dan moeten zij, die het voorrecht genieten, nog dagelijks te mogen ar beiden, zich daartoe offers getroosten. In deze moeilijke tijden is eendracht geboden en spreker hoopt, dat die eenheid ook in het College en in den Raad moge heerschen, opdat alles wat mogelijk is, worde verricht. Eerst dan kan men zeggen, dat men werkzaam is in het belang van ons volk en tevens in het belang van onze gemeente. De heer tie Reedc constateert, dat in dit jaar de samen stelling van den Raad en wellicht ook die van het College zal veranderen. Wat den Raad betreft, is dat zeker. Daarbij kan ook sprekers fractie worden betrokken en dit heeft hem doen overwegen, of ook voor hem de tijd is gekomen om den Raad te verlaten. Hij heeft daaromtrent nog geen beslissing genomen, maar de klimmende moeilijkheden, die hem beletten, het Raadslidmaatschap zoodanig waar te nemen als hij het gaarne zou willen, nopen hem, tot ernstige overweging. Dit mag echter geen reden zijn om bij de behandeling van deze begrooting voor spreker de twaalfde niet een en ander in het midden te brengen. Ook ditmaal zijn in het sectie-verslag veel wenschen uit gesproken, die wel tot de vrome wenschen zullen blijven behooren. Nog meer heeft het sprekers aandacht getrokken, dat de S.D.A.P. thans het Leidsche plan van den arbeid heeft losgelaten. De rede van den heer van Eek was in vele opzichten weer een belichting van verschillende zaken volgens sociaal-democratische principes en het trof spreker, dat daarbij dit plan geheel vergeten werd. Dit deed hem denken aan het feit, dat men de kracht van stoom en electriciteit reeds lang geleden kende, maar dat die uitvindingen bleven rusten, omdat de tijd er nog niet rijp voor was. Eerst later, toen de behoefte bleek, werden zij tot vervolmaking gebracht. Spreker vindt het niet erg, dat het Leidsche plan van den arbeid verdwenen is, maar hij hoopt, dat het met de ver schillende andere plannen niet zoo zal gaan. De Christelijk- Historischen gevoelen zeer sterk, dat, al is een plan misschien niet alles, er toch een dringende behoefte bestaat aan plan matige bestrijding van de moeilijkheden in de tegenwoordige maatschappij. Het gaat niet aan, bij de pakken neer te zitten. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (de Reedc.) Met alle beschikbare middelen moet men de werkloosheid en andere bezwaren van dezen tijd bestrijden. Sprekers fractie stond in dat opzicht niet alleen. In het bijzonder de Roomsch-Katholieken die zelfs bijna een soort van commu- nistischen vleugel hebben zien de noodzakelijkheid van den vooruitgang volkomen in. Er is een drang om tot betere verhoudingen in staat en maatschappij te komen. Het spijt spreker, dat de heer van Eek zijn socialistische beschouwingen weer gebaseerd heeft op den beruchten homo economicus. Spreker houdt bij de behandeling van practische zaken niet van dergelijke uitgangspunten want meer is de homo economicus toch niet en met het idee zelf is grondig afgerekend, niet alleen door economen van rechts, maar b.v. ook door De Man in zijn „Psychologie van het Socialisme," die duidelijk aantoont, dat de economische mensch niet bestaat, omdat het nu eenmaal niet mogelijk is, den mensch te scheiden in een stuk economie en b.v. een stuk religieuze behoefte. De geheele homo economicus is een verbeehlingsmensch en met verbeeldingsmenschen komt men niet verder. Als het er dan ook om gaat, leer en praktijk te verbinden, komt men elkaar wat nader. Dan ziet men, dat de leer het propagandamiddel, zooals De Man haar noemt terdege wordt gehanteerd, maar dat de praktijk eenigszins anders is. Spreker acht het dan ook van belang na te gaan, wat er van de wenschen en ideeën niet van de beginselen der S.D.A.P. in de laatste vier jaar is terechtgekomen. De heer van Eek heeft in het bijzonder in dezen tijd ge leerd, dat de S.D.A.P. haar wenschen niet alleen kan ver wezenlijken. Hij wist dat reeds vroeger, want ongeveer 4 jaar geleden was sprekers fractie bereid, met de S.D.A.P. samen te werken tot het vormen van een nieuw College, niet noodgedwongen, maar omdat zij er van overtuigd was, dat een dergelijke partij verantwoordelijkheid moet dragen. Men moet wel begrijpen, dat de Christelijk-Historischen op het standpunt staan, dat partijen noodzakelijk zijn in den staat. Zij bevorderen de eerlijkheid en maken, dat de zaken van verschillende kanten worden belicht en daardoor in het juiste licht komen te staan. Dit mag, zooals de heer Wilmer duidelijk heeft gezegd, echter niet leiden tot het marchan- deeren met beginselen. Als nu de S.D.A.P. ook nu het Marxisme, dat in feite al lang dood is, op den voorgrond schuift, dan wordt het spreker en den zijnen daardoor moeilijk gemaakt, met haar samen te werken zooals zij en misschien ook sprekers partij dat zou willen. Want op principieel terrein klinkt nu eenmaal een onverbiddelijk halt. In verband met opmerkingen over den democratischen regeeringsvorm heeft nu de heer van Weizen betoogd, dat in Rusland weliswaar geen partijen bestaan, maar dat niettemin het parlementaire stelsel daar in zijn hoogsten vorm tot uiting komt. Dit verhaal deed spreker denken aan de verantwoording van een plattelandsburgemeester in Duitschland, die bezoek kreeg van een vertegenwoordiger der Nazi-beweging. Deze vroeg, o.a., of er in de bedoelde plaats nog communisten waren en aanhangers van andere partijen. De burgemeester antwoordde, dat 25 a 30 der bevolking communistisch was, 40 sociaal-democratisch enz., zoodat men dicht bij de 100 kwam. Toen de ambte naar daarop vroeg, of er dan geen Nazi's waren, antwoordde de burgemeester: „ja zeker, dat zijn wij allen!" Zoo is het ook in Rusland. Het kan niet anders. Het verschil is, dat hier vrijheid van meeningsuiting bestaat, ook voor den heer van Weizen. In Rusland is dat niet het geval en daardoor mist men daar ook de wrijving van ideeën. Tot zijn verwondering hoorde spreker gisteren, dat de Christelijke partijen zich vastklampen aan het kapitalisme. Er zijn in den Raad niet al te veel kapitalisten en toch be hooren velen van zijn leden tot de Christelijke partijen. Het is opmerkelijk, dat men dergeüjke argumenten altijd noodig heeft om de Christelijke partijen af te breken. Wat wil men nu? Niet alleen in ons land, maar over de geheele wereld speelt het kapitaal uit den aard der zaak als stelsel een groote rol en het winstmotief heeft hier en daar minder gewenschte gevolgen, maar daaruit mag men niet de conclusie trekken, dat de Christelijke partijen zich vastklampen aan het kapitaal. Wie wel eens de lectuur heeft ter hand geno men die de Christelijk-Historische Partij verspreidt, zal dit moeilijk kunnen volhouden en het is spreker ook niet bekend, dat er bij de andere Christelijke partijen zulk een geweldige drang naar het kapitalisme zou bestaan. Men ziet echter de onmogelijkheid in om het zonder te doen. Spreker is geen kapitalist en zal het ook niet worden. Waarom zou hij het dus steunen? Maar wat gesteund moet worden, dat is de voortgang in de maatschappij en dien bereikt men niet door het kapitalisme stuk te maken en er iets anders voor in de plaats te stellen. De voortgang van ideeën moet een anderen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 2