80
DINSDAG 21 FBBEUAEI 3939.
(Schüller.)
Genieentebeg rooting Algemeene beschouwingen.
aantal woningen
121
64
45
28
12
13
4
2
aantal personen
1
2
3
4
5
6
7
In een geval werd een woning, geschikt voor 8 personen,
bewoond door 13 personen; in een ander geval bewoonden
18 personen een woning, geschikt voor 10 personen.
Op grond hiervan meent spreker volkomen gerechtigd te
zijn den Eaad de vraag te stellen: mag een dergelijke wan
verhouding nog voortduren en is de gemeente niet verplicht
een grondig onderzoek te doen instellen naar de bezetting
van alle woningen; kunnen de Eaadsleden, al denken en
oordeelen zij over moraal en zedelijkheid ook verschillend,
deze ernstige aangelegenheid, waarbij het gaat over de
moreele en zedelijke ontwikkeling van de inwoners, met een
handgebaar of een schouderophalen voorbijgaan"?
Men heeft den plicht zooveel mogelijk te voorkomen, dat
de jeugd opgroeit in een omgeving, waarin gevaren dreigen
voor haar moreele, zedelijke en lichamelijke ontwikkeling.
De Overheid, die in dezen een taak te vervullen heeft, kan
haar plicht nakomen door te beginnen met het door spreker
gevraagde onderzoek.
Wat de woningreserve betreft, heeft spreker in de Eaads-
vergadering van 19 April 1937 bij de behandeling van het
praeadvies op sprekers voorstel in zake het houden van een
woning- en gezinstelling en het instellen van een woning-
onderzoek, op grond van tal van gegevens, ontleend aan de
uitgebrachte rapporten, verklaard, dat het noodzakelijk was
plannen voor den bouw van arbeiderswoningen voor te
bereiden. Het College stelde zich toen echter op het stand
punt, dat er nog geen behoefte aan den bouw van arbeiders
woningen bestond en het vermoedde, dat er in 1937 een veel
kleinere behoefte aan woningen zou zijn dan in de rapporten
werd verondersteld en het overschot aan woningen in de
huurklasse van 6.en minder per week aan het einde
van 1937 537, of meer dan 4 zou bedragen.
Volgens het verslag van de gemeentelijke woningtelling
over het tweede halfjaar 1937 (verschenen 26 Januari 1938),
stonden echter aan het einde van 1937 leeg:
aantal woningen
455
397
344
weekhuur tot
6.-
5,50
5.—
percentage
3,5
3,2
3,0
De rapporteur komt, na vermelding van eenige oorzaken,
waardoor de woningbehoefte zich snel zal wijzigen, tot de
conclusie, dat de reserve, wat betreft de arbeiderswoningen,
zal dalen tot 350, d. i. 2,7 in Juni 1938. Dat hij een
juist inzicht heeft gehad, blijkt uit de volgende cijfers, ont
leend aan het rapport over het eerste halfjaar 1938 (ver
schenen 29 Juli 1938):
aantal woningen
364
306
275
weekhuur tot
6.-
5,50
5.—
percentage:
2,8
2,45
2,4
Uit deze cijfers blijkt, dat de prognose, die spreker in de
Vergadering van 19 April 1937 heeft gesteld en waarmede
de Burgemeester, sprekende namens het College, zich niet
kon vereenigen, juist is geweest en dat de prognose, door
het College gesteld, onjuist was.
Bij aandachtige beschouwing van het geheele verloop van
de cijfers der woningreserve en alle factoren, die daarmede
in verband staan, moet men tot de conclusie komen, dat
de woningreserve van 2 die, zooals het College altijd
heeft beweerd, er nog moet zijn, wil men niet kunnen spreken
van woningbehoefte, niet meer bereikt wordt.
Houdt men daarbij rekening met de bewoonde krot
woningen, welke in de telling nog niet zijn verwerkt, dan
is het zeker niet gewaagd te veronderstellen, dat thans de
woningreserve beduidend kleiner dan 2 moet zijn. Hierbij
gaat het dan nog niet eens over het aantal éénkamer-woningen,
die een groot deel van de woningvoorraad uitmaken. Ook
daaraan mag het College weieens bijzondere aandacht
schenken, gelijk men in tal van andere plaatsen doet.
De heer Beekenkamp heeft gisteren ten onrechte tot
spreker gezegd, dat deze een idee-fixe heeft ten aanzien
van de behartiging van de belangen der volkshuisvesting.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Schüller e.a.)
Datgene, wat spreker als kind thuis heeft gezien, heeft een
zeer diepen indruk op hem gemaakt. Bij gebrek aan meer
middelen waren sprekers ouders genoodzaakt met hun gezin
van acht personen een woning te betrekken, die bestond uit
een kamer, waarin gegeten, geslapen, gewasschen en gekookt
moest worden en een zolder, welke als slaapgelegenheid
voor de kinderen nauwelijks voldoende was. Thans verkeert
spreker dagelijks onder de arbeiders, komt hij dagelijks in
de arbeiderswoningen en ziet hij, dat woningen als die, waarin
hij een gedeelte van zijn jeugd heeft moeten doorbrengen,
nog bij honderdtallen bestaan, terwijl men zelfs nog slechtere
arbeiderswoningen in deze gemeente kan vinden. Alleen
hieruit valt te verklaren, waarom spreker strijdt voor een
zoo snel mogelijke verdwijning van deze wantoestanden.
Dezen strijd gevoelt spreker als een plicht tegenover de
jeugd van dezen tijd. Zoolang spreker lid van den Eaad is,
zal hij met alle kracht en kennis, waarover hij beschikt,
opkomen voor het scheppen van betere toestanden op het
gebied van de volkshuisvesting, in de hoop, dat zijn woord
eenmaal weerklank in den Eaad zal vinden.
Op het oogenblik moet men, nog voordat een behoorlijk
onderzoek is ingesteld en de rapporten zijn uitgebracht, op
grond waarvan men beslissingen ten aanzien van de krot
opruiming kan nemen, beginnen met de voorbereiding van
bouwplannen (waarbij in de eerste plaats is te denken aan
het bouwplan van „Ons Belang"), want het duurt wel drie
jaar vóór een bouwplan volledig uitgevoerd is en de woningen
door de arbeiders kunnen worden betrokken.
Spreker vertrouwt er in geslaagd te zijn, zijn voorstellen
op zakelijke en overtuigende wijze te hebben toegelicht en
hoopt, dat dit er toe zal kunnen bijdragen, dat zijn voor
stellen of door het College overgenomen, öf door den Eaad
aanvaard zullen worden.
De heer Knibbe gaat met het voorstel van de meerderheid
van het College om de schoolkindervoeding niet meer in de
vacanties, uitgezonderd de Kerstvacantie, te doen plaats
hebben accoord, vooral omdat daardoor weer iets blijkt van de
opvatting, dat het niet de taak van de school is.voor de
voeding zorg te dragen.
Ten aanzien van het stempelen door werkloozen is spreker
dankbaar voor de toezegging, dat het College bereid is te
onderzoeken, of het niet mogelijk is door allerlei maatregelen,
ook van de zijde van particulieren en organisaties te nemen,
het stempelen zooveel mogelijk te beperken. Spreker vertrouwt,
dat met grooten ernst getracht zal worden ten dezen iets
goeds te bereiken, daar een dergelijke maatregel er sterk toe
kan bijdragen het moreel der gesteunde gezinnen hoog te
houden.
Als lid van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
bemerkt spreker telkens, dat allerlei maatregelen niet door
voerbaar zijn, omdat anders ontduiking der bepalingen niet
kan worden voorkomen. Nog niet lang geleden zijn zelfs twee
extra straatcontroleurs aangesteld. Wie niet hoorende doof
is, vangt allerlei opmerkingen en klachten ten dezen op.
Mevrouw Braggaar acht, dat dergelijke ontduiking niet op
zeer ergerlijke wijze voorkomt en dat het bovendien vaak de
schuld der werkgevers is. Dit laatste is spreker geheel met
haar eens, over het eerste kan men van meening verschillen.
Spreker betreurt het immer, dat zoo straf aan het stempelen
moet worden vastgehouden om ontduiking zooveel mogelijk
te voorkomen. Evenzeer betreurt spreker het, dat het College
niet bereid bleek, een oproep als op blz. 40 van het Alge
meen Verslag is bedoeld tot de burgerij te richten. Indien
een dergelijke oproep resultaat zou hebben en goede mede
werking der burgerij verkregen zou worden, zou allicht den
gesteunden meer vrijheid gegeven kunnen worden.
Ten aanzien van de vraag, of soms niét van werkschuwheid
moet worden gesproken, volstaat spreker thans met te memo-
reeren, dat in het Voorloopig Verslag van de Eerste Kamer
over de begrooting van Sociale Zaken voor 1939 op blz. 13
er op wordt gewezen „dat het meermalen schijnt voor te
komen, dat steuntrekkenden weigeren aangeboden werk aan
te nemen, omdat zij daardoor slechts weinig aan inkomsten
zouden vooruitgaan. Hetzelfde geldt voor gezinsleden in
verband met den aftrek, welke dan op den steun van het
gezinshoofd wordt toegepast. Er werd op gewezen, dat steun
niet kan worden beschouwd als een verkregen recht, doch
uitsluitend als eene voorziening in de behoefte van levens
onderhoud en derhalve maatregelen gewenscht zijn, teneinde
uitwassen, als de evenbedoelde, zooveel mogelijk te voor
komen."
Dit is in dit Voorloopig Verslag opgenomen, zonder eenig
protest, van welke zijde ook, ook niet van sociaal-democra
tische zijde. Spreker kan hiermede gereedelijk van dit onder
werp afstappen.
V
5)