48
MAANDAG 20 FEBRUARI 1939.
Gemeen tebcg rooting Algemeene beschouwingen.
(Wilmer e.a.)
Een algeheele, eenigszins belangrijke verlaging van de
tarieven der Stedelijke Lichtfabrieken is uiterst bezwaarlijk,
zoo niet practisch onmogelijk. Aan een dergebjke verlaging
dient vooraf te gaan een herziening van de financieele ver
houding tusschen het Rijk en de gemeente, welke herziening
de lasten van de gemeente aanzienlijk verlicht.
Het is opmerkelijk, dat de sociaal-democratische raads
fractie in de afgeloopen vier jaar niet alleen niet gepleit heeft
voor een verlaging dier tarieven, zooals ze voorheen deed,
maar zelfs heeft medegewerkt aan een verhooging der elec-
triciteitstarieven. Het is opmerkelijk, dat de S.D.A.P. nu wel
een open oog heeft voor de realiteit, voor wat wel en wat
niet mogelijk is, terwijl zij het niet had, toen zij zich in de
oppositie plaatste.
Noemt de heer van Eek het dwaas te beweren, dat men
als oppositie niet een andere houding mag aannemen dan
als deel van het bestuur, dan antwoordt spreker, dat het
dwaas is de zaken anders te zien, wanneer men in de oppositie
is dan wanneer men aan het dageüjksch bestuur deelneemt.
Zooals de zaken zijn, wanneer men in de oppositie is, zijn
zij ook, wanneer men gaat deelnemen aan de werkzaamheden
van het College. Wanneer het anders gezegd wordt, heeft
men te maken met een van de excessen van de partijen-
politiek, welke heden ten dage niet meer worden aanvaard.
Men moet er buitengewoon tegen waken, deze excessen te
blijven toepassen en verdedigen, omdat het volk en spreker
zegt dit speciaal tot de voorstanders van de parlementaire
democratie, tot wie hij zich zelf in de eerste plaats durft
rekenen radicaal is en al gauw bereid is met het badwater
het kind weg te gooien, d.i. met de excessen van het partij
wezen ook het partijwezen zelf uit te bannen.
In deze gemengde samenleving is vrijheid niet denkbaar
zonder dat er partijen zijn. Indien men het partijwezen wil
behouden, moet men er naar streven de verschillende excessen
(waarvan spreker slechts een, maar naar zijn smaak het aller
ergste, de z.g. oppositie-politiek, heeft genoemd) nit te snijden.
Het volk begrijpt er niets van, indien de heer van Eek,
die in 1935 letterlijk zeide „als men geen maatregelen neemt
tot verlaging der prijzen van gas en electriciteit, zullen de
werkloozen het op de voeding moeten korten", thans, nu een
lid van zijn partij Wethouder is, niet meer aandringt op ver
laging, maar medewerkt aan de verhooging van die prijzen.
Het volk, waartoe ook spreker behoort, begrijpt er niets van,
wanneer de heer van Eek dit aangeeft als het verschil in
handelen van een partij, die in de oppositie is, en een partij,
die deelneemt aan het bestuur.
De heer van Eek merkt op, dat de heer Wilmer vergeet
te vermelden, dat de financieele toestand in dien tusschentijd
ook belangrijk veranderd is.
De heer Wilmer zegt, dat de verhooging reeds in 1937 heeft
plaats gehad. De financieele toestand is niet belangrijk ge
wijzigd.
De héér van Eek De reserves zijn opgeteerd!
De heer Wilmer zegt, dat de reserves reeds in 1935 zoodanig
waren, dat men kon voorzien, dat, indien er geen wonder
gebeurde, waardoor de economische toestand plotseling her
steld zou zijn, zij spoedig zouden zijn opgeteerd. Wie dit niet
zag, keek niet verder dan zijn neus lang was. De Katholieke
raadsfractie is dan ook altijd zoo voorzichtig geweest, niet
aan te dringen op een radicale verlaging der tarieven, terwijl
zij wel bereid was de tarieven zooveel mogelijk te doen be
antwoorden aan de rechtvaardigheid en de billijkheid.
Een radicale verlaging der tarieven is onder de gegeven
omstandigheden helaas niet mogelijk, omdat Leiden zijn uit
gaven niet kan dekken uit de inkomsten van de directe
belastingen alleen. Inzake de directe belastingen onderstreept
spreker gaarne de verklaring van het College in de Memorie
van Antwoord, dat de gemeente gebaat is met een zoo min
mogelijke verzwaring van den belastingdruk. Spreker ver
wondert zich mèt het College over de meening van een lid
van den Raad, dat bezuinigingen niet noodig zijn, als nog niet
is bereikt het maximum van directe belastingheffing, waartoe
de gemeente kan gaan. Hooge belastingen zijn voor de
gemeenschap een kwaad. Zeer vele burgers worden door
hooge belastingen gedwongen te verminderen de vrijwillige
offers, die zij brengen als individu voor de gemeenschap of
als individu voor individu. En in de mate van deze vrijwillige
offervaardigheid komt o.a. tot uitdrukking de mate van
geestelijke beschaving, van geestelijke cultuur; die vrijwillige
offervaardigheid geeft fleur en kleur aan de samenleving.
Een hooge belastingheffing heeft vele kwade en ongewenschte
gevolgen. Natuurlijk ligt ook niet per se de hoogste wijsheid
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Wilmer.)
in het laag houden van de belastingener kunnen hooge
goederen op het spel staan, welke de Overheid dwingen om
de belastingpers steeds weer opnieuw in werking te stellen;
alleen wanneer men staat voor de keuze, sociaal-noodzakelijke
uitgaven na te laten of een hooge en zoo hoog mogelijke
directe of indirecte belasting te heffen, kan en moet men
zelfs besluiten tot het laatste, als het minste van twee kwaden.
Er zal echter altijd verschil van meening bestaan over wat
al dan niet sociaal-noodzakelijk is.
Het terrein der bezuiniging is een gebied vol voetangels
en klemmen. Spreker heeft den indruk, dat het College bij
zijn streven naar een sluitende begrooting meer studie heeft
gemaakt van becijferingen en groepeering van becijferingen
dan van den materieelen inhoud der uitgaven, welke met de
vele cijfers in de begrooting worden aangeduid. Spreker
erkent dat in Leiden, waar in het algemeen een zuinig huis
houden is gevoerd, bezuiniging op sociaal niet-noodzakelijke
zaken zeer moeilijk is. Maar deze zal toch moeten gebeuren,
wil men niet voor het onaangename en zeer zeker onge
wenschte feit komen te staan, dat er bezuinigd zal moeten
worden op sociaal wèl noodzakelijke uitgaven.
Eenigen tijd geleden is een belastingverhooging voorgesteld
door het College en speciaal verdedigd door een sociaal
democratisch Wethouder, wiens partij voorheen in dezen
Raad steeds betoogde, dat belasting alleen mocht worden
gehaald daar waar ze te halen is. De voorgestelde en door
den Raad aanvaarde belastingverhooging trof echter ook
zij het niet op ruwe wijze zeer kleine beurzen. De Roomsch-
Katholieke raadsfractie heeft haar steun aan deze belasting
verhooging gegeven, omdat er momenteel geen andere uitweg
was; een betere vorm van belasting-verhooging was er
spreker erkent dit volmondig zeker niet. Spreker heeft
toen verklaard, welke verklaring naar hem later bleek niet
door allen goed begrepen is, dat de Katholieke raadsfractie
niet uitgesloten achtte de mogelijkheid, dat bij de behandeling
der begrooting andere wegen zouden worden aangewezen om
tot een sluitende begrooting te komen; spreker mocht die
mogelijkheid niet uitsluiten op dat oogenblik, de begrooting
was behandeld in de sectiesde Memorie van Antwoord was
nog niet verschenen. Maar spreker heeft er ook bij gezegd,
dat hij wèl uitgesloten achtte de mogelijkheid, dat een middel
om tot een sluitende begrooting te komen, zou worden aan
gewezen, hetwelk door den Raad zou worden aanvaard, en
dat het daarom volkomen verantwoord was op dat oogenblik
voor de belastingverhooging te stemmen. De practijk heeft
spreker in het gelijk gesteld, en zelfs meer dan dat; niet
alleen is geen voorstel gedaan, dat door den Raad zou worden
aanvaard, maar er is zelfs in het geheel geen voorstel gedaan
om op andere wijze dan door belastingverhooging tot een
sluitende begrooting te geraken.
Bij de gemeentelijke steunverleening onderscheidt men de
werklooze arbeiders en de andere, door Maatschappelijk
Hulpbetoon ondersteunden. De uitgaven voor de onder
steuning van beide categorieën zijn in de laatste jaren aan
merkelijk verhoogd. Is dit een gevolg van het feit, dat thans,
in tegenstelling met vroeger, een sociaal-democraat het voor
zitterschap waarneemt van de commissie voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon en van de Commissie voor Sociale Zaken?
Die vraag beantwoordt spreker ontkennend hoewel hij
voor den ijver en de toewijding van den Wethouder van
Sociale Zaken alle waardeering heeft omdat hij het eens
is met de verklaring van het College op bl. 10 van de Memorie
van Antwoord, dat de stijging van de kosten van armenzorg
van jaar op jaar is een gevolg van door de Regeering ten
behoeve van de werkloozen genomen maatregelen, zooals de
wijze van berekening van de gezinsinkomsten; de stijging
van de uitgaven voor de werkloozen, zoowel voor de ge
organiseerde als voor de door Maatschappelijk Hulpbetoon
ondersteunde, is grootendeels een gevolg van de in den
laatsten tijd door de Regeering genomen, zeer toe te juichen
maatregelen. De Katholieke raadsfractie heeft zich nooit
verzet tegen eenigen maatregel tot verbetering van den steun
aan de werklooze arbeiders, of aan de andere ondersteunden,
voorzoover deze maatregelen binnen het bereik lagen, tenzij
om deze principieele reden, dat het daarvoor benoodigde geld
werd gehaald uit de zakken van burgers, die het zeer slecht
konden betalen.
Spreker denkt hierbij niet aan de groentendistributiedaar
over is in dezen Raad nooit gestemd; er zijn alleen stemmen
tegen opgegaan, maar spreker denkt aan het voorstel tot
verstrekking van goedkoope schoenreparatie aan werkloozen.
De groote meerderheid van de Roomsch-Katholieke raads
fractie heeft zich daartegen verklaard, omdat het daarvoor
benoodigde geld voor het grootste gedeelte gehaald werd uit
de zakken van menschen, die het zeer slecht konden op
brengen. Om deze reden zullen de Katholieke raadsleden