MAANDAG 20 FEBEUAEI 1939.
53
Gemcentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Beekenkamp.)
Intusschen is spreker benieuwd naar de houding, die de
heer van Weizen tegenover de motie van den heer van Eek
(No. 6) zal aannemen. De Communistische Partij Nederland
voert volgens de resolutie, aangenomen in haar congres van
1938, strijd voor de onderdrukking van alle fascistische
propaganda en activiteit. De vrienden van Sovjet-Eusland
in Nederland eischen wel van de Eegeering-Colijn verleening
van volledige democratische rechten en vrijheden aan alle
anti-fascisten en hun organisaties, maar het spreekwoord
„wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe zulks ook aan een
ander niet" komt in hun politiek woordenboek niet voor.
De heer van Weizen, die het den fascisten niet mogelijk wil
maken, vrij spel in Leiden te krijgen, zal dus niet voor de
motie van den heer van Eek in dezen vorm kunnen stemmen.
Hoe het ook zij, spreker acht het communisme even ver
derfelijk als het nationaal-socialisme of het fascisme. De
houding van het College te dien opzichte heeft de volledige
sympathie van sprekers fractie.
Als derde woordvoerder kent spreker nog niet de toelichting
van de voorstellen en moties, die zijn ingediend en daardoor
kan hij nog niet zijn houding bepalen ten aanzien van de
voorstellen van den heer Schiiller. Hoewel spreker als lid
der Commissie van Fabricage het genoegen heeft meer van
nabij met de zienswijze van den heer Schiiller te mogen
kennis maken, meent hij toch, dat de voorzichtigheid hem
gebiedt diens toelichting af te wachten, alvorens zijn stem
ten opzichte van deze voorstellen te bepalen.
Oppervlakkig gezien, doet voorstel No. 9 denken aan het
forceeren van een deur, die reeds op een kier staat. Het is
den heer Schiiller bekend, dat de krotopruiming de volledige
aandacht van de Commissie van Fabricage heeft. Men kan
ook niet zeggen, dat men in Leiden op dit punt stilgezeten
heeft. Het complex achter de Haarlemmerstraat is gesaneerd
en het gedeelte tusschen het Levendaal en de Binnenvest
gracht, alsmede de omgeving van de voormalige katoen-
fabriek en de Weverstraat worden gesaneerd. Het is niet
verstandig, alles tegelijk aan te pakken. Wanneer het echter
de bedoeling van den heer Schiiller is aan te dringen op een
zoo spoedig mogelijke uitvoering van de thans aanhangige
plannen, staat spreker geheel aan zijn zijde. Spreker twijfelt
dan ook niet of de gemeente Leiden zal gaarne gebruik
maken van de mogelijkheden, neergelegd in de circulaire van
den Minister van Binnenlandsche Zaken nopens krotop
ruiming. De beste wijze om te voorzien in de behoeften der
volkshuisvesting is, dat men nagaat wat er te saneeren valt
en intensief zijn aandacht er op gericht te houden, dat binnen
de grenzen van het economisch mogelijke verbeteringen
worden aangebracht. Men moet oppassen, dat de oude binnen
stad niet onbewoonbaar wordt, aangezien velen prefereeren
binnen de singels te wonen. Ook met het oog op het onderwijs-
belang is het gewenscht te zorgen, dat de oude binnenstad
in zoo goed mogelijke conditie blijft, omdat dit de gemeente
in de toekomst belangrijke financieele offers zal kunnen
besparen. Daarom moet men den trek naar de randgebieden
van Leiden zooveel mogelijk tegengaan en eerst zien wat er
in de binnenstad nog te verbeteren is. Dit voorstel bedoelt,
los van de toelichting, iets wat reeds door alle fracties in
den Eaad wordt nagestreefd en spreker ziet niet in, waarom
de heer Schiiller het noodig acht met een voorstel deze
houding van alle raadsfracties te accentueeren. Overigens is
de formuleering van dit voorstel zoo wijd en zoo vaag, dat
de Eaad zich eigenlijk tot niets bindt bij aanneming.
Het voorstel-Schüller (No. 10) tot het instellen van een
onderzoek naar voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking
komende woningen houdt nauw verband met het voorstel-
Schüller (No. 9) tot medewerking voor den arbeiderswoning
bouw ter vervanging van krotwoningen. Wanneer men be
dacht is op verbetering van de woningtoestanden in de oude
binnenstad, dan zit daaraan onmiddellijk vast, dat men ook
nagaat, welke complexen voor verbetering in aanmerking
komen. Of het nu reden heeft nog verdere onderzoekingen
te doen, naast de door Gemeentewerken verrichte, betwijfelt
spreker. Gemeentewerken vestigt regelmatig de aandacht op
voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komende per-
ceelen; de Commissie van Fabricage stelt daarnaar dan, aan
de hand van de binnenkomende rapporten, een onderzoek
in loco in. Dit voorstel constateert dus alleen wat reeds
gebeurt en aan moties van afkeuring van het beleid van het
College en in het bijzonder van den Wethouder van Fabricage
heeft spreker, wanneer dit soms de bedoeling van het voorstel
No. 10 mocht zijn, voorshands geen behoefte, evenmin als
aan parade-voorstellen. Wanneer naar de meening van den
heer Schüller de dienst van Gemeentewerken niet hard genoeg
werkt, is hij elke 14 dagen in de gelegenheid, op de ver
gaderingen van de Commissie van Fabricage, zijn wenschen
kenbaar te maken. De heer Schüller zal echter met spreker
Gcmeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Beekenkamp.)
overtuigd zijn, dat die dienst doet, wat redelijkerwijze gevergd
kan worden.
Dezelfde bedenking heeft spreker tegen het voorstel-
Schüller No. 12, tot het instellen van een onderzoek naar de
bezetting van alle woningen in Leiden met een weekhuur
beneden 6.Welke is de bedoeling van dit voorstel? Is
het een poging van den heer Schüller om een object te vinden,
waaraan werklooze kantoorbedienden voor den steun kunnen
werken? Yoorzoover spreker de mentaliteit van den heer
Schüller kent, gelooft hij niet dat dit de bedoeling is, maar
wat dan wel? Wanneer het de bedoeling van dit voorstel is,
nog eens aan te toonen, dat er in Leiden een tekort aan
arbeiderswoningen is dit wordt langzamerhand een idéé fixe
van den heer Schüller dan zou hij nog verder kunnen
gaan en daarin ook kunnen betrekken alle huizen met een
weekhuur van meer dan 6.die dubbel bewoond worden.
Het komt immers meermalen voor, dat huizen van meer dan
6.huur door meer dan één gezin bewoond worden, omdat
men gaarne in een bepaalde wijk wil wonen, ofschoon dit
niet in overeenstemming is met de financieele draagkracht
van het gezin. Spreker zal dus afwachten de nadere toelichting
van deze voorstellen door den heer Schüller, alvorens zijn
stem te bepalen, al blaakt hij niet bepaald van enthousiasme
voor den inhoud ervan. De heer Schüller late zich echter door
critiek op zijn voorstellen niet ontmoedigen; gaarne brengt
spreker hem een eeresaluut voor de zoo uitnemende wijze,
waarop hij zijn taak als lid van de Commissie van Fabricage
vervult. Hij is vasthoudend als een terrier. Wat de heer
Schüller in zijn begrootingsrede zal debiteeren over den z.i.
te tragen gang van zaken bij den stadhuisbouw, zal den Eaad
opnieuw er van overtuigen, dat de heer Schiiller niet ge
makkelijk prijsgeeft, wat hij zich eenmaal in het hoofd heeft
gezet en zich zelfs niet ontziet den stadhuisbouw te remmen
door beslag te leggen op een zeer groot gedeelte van den
tijd van den hoofdopzichter, den heer Hartman, en diens staf.
Het is den heer Schüller bekend, dat de Commissie van
Fabricage op bepaalde punten met betrekking tot den gang
van zaken bij den stadhuisbouw critiek had. De commissie
heeft hiervan noch tegenover den heer Blaauw, noch tegen
over den heer Hartman een geheim gemaakt; de commissie
heeft haar meening nogal tamelijk duidelijk laten blijken.
Het is echter niet in het belang van een goede samenwerking
tusschen het gemeentebestuur en het bouwbureau deze critiek
ad absurdum en tot in het vervelende toe door te zetten en
daarom hoopt spreker, dat de heer Schüller bij het uitspreken
van diens ongetwijfeld weldoorwToehte rede de waarheid zal
willen bedenken van de oude wijsheid, dat de meester zich
laat kennen door zelfbeheersching en zelfbeperking.
Het lid, dat blijkens het sectie-verslag het College er van
verdenkt, dat het een zekere mate van onverschilligheid zou
hebben omtrent het moment, waarop de stadhuisbouw gereed
zal zijn, is natuurlijk gebelgd over de opmerking in de Memorie
van Antwoord, dat zijn beschuldiging „van minder allooi" is.
Zoowel de eene als de andere uitdrukking acht spreker
minder gelukkig en daarom zou hij den partijen, die met
elkaar in conflict zijn, beleefdheidshalve, maar even dringend,
in overweging willen geven, de geheele kwestie met gesloten
beurzen te verrekenen, althans in de openbare raadsver
gadering te doen, alsof het niet zoo gezegd of bedoeld is.
Een dergelijke vergevensgezinde houding zou blijk van
karakter geven en tot een aanmerkelijke bekorting van de
debatten kunnen leiden. Voor den heer Schüller moet vast
staan, dat met het al of niet in den breede uiteenzetten van
deze zaak het stadhuis geen dag eerder gereed zal zijn en
daarom gaat het. Het zal spreker verheugen, indien zijn raad
door den heer Schüller wordt aanvaard; misschien herinnert
deze zich nog uit den tijd, toen hij lid van een jongelings-
vereeniging was, dat in den Bijbel staat, dat hij, die zich
zelf overwint sterker is dan iemand, die een stad inneemt.
Deze overwinning gunt spreker den heer Schüller van harte.
Uit de rede van den heer Wilmer is gebleken, dat hij degene
was, die in de sectie-vergadering als zijn meening heeft te
kennen gegeven, dat de oproep tot moreele en geestelijke
herbewapening weerklank moet vinden in de partijen-politiek
en ook in de partijen-politiek in Leiden. In het artikel, dat
spreker in het zoo juist verschenen nummer van „De Magi
stratuur" heeft geschreven, heeft hij uiteengezet, in hoeverre
de gemeenteraad aan den oproep tot moreele en geestelijke
herbewapening gehoor kan geven. Spreker wees daarbij op
het zeer loffehjk initiatief, door den Gemeenteraad van
Bussum genomen, door een der fractie-voorzitters in dien
Eaad, om bij de komende verkiezingen met volkomen behoud
van de autonomie der kiesvereenigingen den verkiezingsstrijd
te voeren en slechts beginselen, niet personen te bestrijden.
De oproep toch tot moreele en geestelijke herbewapening
beteekent geenszins, dat moet nagestreefd worden een soort