GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
9
DieEEOHEK STUKKEN.
N°. 19. Leiden, 19 Januari 1939.
In Uwe zitting van 30 Mei 1938, stelde Uwe Vergadering
gelden beschikbaar ten behoeve van den bouw van een
nieuwe Schrijversbrug met bijkomende werken (Ingek.
Stukken No. 103).
Voor het maken, leveren en bedrijfsvaardig opstellen van
den ijzeren bovenbouw met bewegingsinrichting c. a., vor
mende het beweegbare gedeelte van de nieuwe Schrijversbrug,
overeenkomstig onderhandsch bestek No. 12, dienst 1938,
is aan een vijftien-tal constructiewerkplaatsen en machine
fabrieken ondershands prijsopgave gevraagd.
De laagste inschrijfster is de N.V. Constructiewerkplaatsen
en Werktuigenfabriek De Nederlandsche Staalindustrie te
Rotterdam, voor een bedrag van 45.730.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering alsnu, in overeen
stemming met het advies van de Commissie van Fabricage
en onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage
gelegde stukken, in overweging het maken, leveren en
bedrijf svaardig opstellen van den ijzeren bovenbouw met
bewegingsinrichting c. a., vormende het beweegbare gedeelte
van de nieuwe Schrijversbrug, overeenkomstig onderhandsch
bestek No. 12, dienst 1938, zooals dit bij staat A is
gewijzigd, met bijbehoorende teekening, ondershands op te
dragen aan de N. V. Constructiewerkplaatsen en Werktuigen-
fabriek De Nederlandsche Staalindustrie, te Rotterdam, voor
een totaal bedrag van 45.730.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 20. Leiden, 1 Februari 1939.
Bij besluit van Uw Vergadering van 12 December 1938
(zie Ingek. Stukken No. 192) werd met ingang van een
nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen dag
eervol ontslag verleend aan den Heer H. van Batenburg
als leeraar in het teekenen aan het Gymnasium. De datum
van ingang van het ontslag is door Burgemeester en Wet
houders bepaald op 1 Januari 1939. Thans zal tot ver
vulling van deze vacature moeten worden overgegaan. Wij
meenen, dat voorshands moet worden volstaan met een
tijdelijke benoeming tot het einde van den cursus 19381939.
Van de sollicitanten, die zich op een door ons geplaatste
oproeping hebben aangemeld, komt o.i. in de eerste plaats
in aanmerking de heer H. A. Gerretsen, thans werkzaam
bij het U. L. onderwijs te 's-Gravenhage, aan wien wij
boven de andere candidaten de voorkeur geven uit hoofde
van zijn groote beschaving en kunstzinnigheid. Deze eigen
schappen achten wij voor een teekenleeraar aan een gym
nasium van overwegend belang. In de tweede plaats komt
naar onze meening in aanmerking de heer J. F. L. Rapmund,
werkzaam bij het M. U. L. onderwijs te Amsterdam en aan
„Het Nieuwe Lyceum" te Bilthoven.
Onder overlegging van het advies van den Inspecteur
der Gymnasia en van de sollicitatiestukken bieden wij Uw
Vergadering voor de vervulling van de onderhavige vacature
de volgende aanbeveling aan:
1°. H. A. GERRETSENleeraar M. O. teekenente
's-Gravenhage
2°. J. F. L. RAPMUNDleeraar M. O. teekenen, te
Amsterdam.
Wij verzoeken Uw Vergadering thans met inachtneming
van het bovenstaande over te gaan tot benoeming met
ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen datum tot het begin van de zomervacantie-1939
van een tijdelijk leeraar in het teekenen aan het Gymnasium.
Curatoren van het Stedelijk Gymnasium
te Leiden,
F. Muller, Voorzitter.
N. J. Rowaan, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 21. Leiden, 3 Februari 1939.
In Uwe Vergadering van 14 November 1938 (Ingek.
Stukken No. 177) werd besloten om, zoo noodig, gedurende
het le kwartaal 1939, kasgeldleeningen aan te gaan tot
een maximaal bedrag van ƒ2.000.000.
In verband met de eischen, die ook in het 2e kwartaal
aan de gemeentekas zullen worden gesteld (rente van geld-
leeningen, ondersteuning van werkloozen en armlastigen
enz., enz.) komt het ons wenschelijk voor om het maximaal
bedrag, dat gedurende dat kwartaal de kasschuld zal mogen
beloopen, op ƒ2.500.000.vast te stellen.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te
besluiten gedurende het 2e kwartaal 1939, zoo noodig, kas
geldleeningen aan te gaan tot zoodanig bedrag, dat op geen
enkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld, met inbegrip
van het in rekening-courant bij de N.V. Bank voor Neder
landsche Gemeenten op te nemen bedrag, de som van
2.500.000.te boven gaat en onder de voorwaarden als
door ons College zullen worden gesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 22. Leiden, 3 Februari 1939.
Ingevolge de in 1866 met het Rijk gesloten overeenkomst
wordt het bedrag der kosten voor de verpleging van arm
lastige patiënten van de gemeente in het Academisch
Ziekenhuis telkens voor een termijn van vijf jaren in der
minne bepaald, of indien partijen niet tot overeenstemming
kunnen geraken, door arbiters.
De verpleegprijs werd het laatst met ingang van 1 Januari
1933 gewijzigd. Het tarief werd toen, krachtens arbitrale
uitspraak vastgesteld op ƒ1.78 per persoon en per dag. In
het vorig vijfjarig tijdvak gold de prijs van 1.91 per dag.
Voor het 5-jarig tijdvak, dat op 1 Januari 1938 aanving,
moest de prijs derhalve opnieuw worden vastgesteld. Met
den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
werden hierover langdurige onderhandelingen gevoerd, welke
evenwel niet tot overeenstemming hebben geleid. De Minister
wenscht den prijs voor de nieuwe 5-jarige periode op 1.78
te handhaven, terwijl ons College van oordeel is, dat er
alleszins aanleiding bestaat voor verlaging van de vergoeding.
Onder deze omstandigheden is derhalve ook ditmaal weer
een beslissing door arbitrage noodig. Rijk en gemeente
wijzen elk een scheidsman aan, terwijl de benoeming van
den derden scheidsman behoort plaats te hebben door de
beide aangewezenen van Rijk en gemeente, met dien ver
stande dat, indien dezen omtrent de benoeming niet tot
overeenstemming kunnen geraken, de aanwijzing door den
bevoegden rechter zal geschieden. Als arbiter voor de ge
meente hebben wij onze keuze laten vallen op Mr. Th. A.
Fruin te Rotterdam, die ook in de vorige arbitrage voor
de gemeente als zoodanig optrad.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
a. goed te keuren, dat de vaststelling van het bedrag der
kosten van verpleging van zieke stadsarmen in het Zieken
huis der Rijksuniversiteit voor het tijdvak van 5 jaren,
aanvangende op 1 Januari 1938, ingevolge art. 5 der met
den Staat in 1866 gesloten overeenkomst geschiedt door
arbiters.
b. Burgemeester en Wethouders te machtigen met den
Minister een regeling te treffen met betrekking tot de wijze
van samenstelling van het college van arbiters en de aan
wijzing van een arbiter voor de gemeente, evenals ten
vorige male, aan Burgemeester en Wethouders over te laten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.