218
MAANDAG 14 NOVEMBER 1938.
Wering van ontsierende reclame; e.a.
(Voorzitter e.a.)
de Cler, de heeren Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij, van
Weizen, Carton, Groeneveld en Keij.
Vóór stemmen: de heeren van der Tas, Coster, van Ros
malen, Eikerbout, Lombert, van der Kwaak, Wilbrink, van
der Reijden, Knibbe, Bergers, Wilmer, de Reede en Manders.
Het gewijzigde artikel I wordt alsnu zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, waarna artikel II zonder beraadsla
ging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De gewijzigde verordening in haar geheel wordt vervolgens
aangenomen met 24 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren van Eek, Snel, van der Laan,
Schüller, mevrouw Braggaar, de heeren Beekenkamp, Jonge-
leen, Valentgoed, Wiirtz, Coster, Hessing, Oostveen, mevrouw
de Cler, de heeren Lombert, Tepe, Splinter, van Stralen,
Verweij, Bergers, van Weizen, Manders, Carton, Groeneveld,
en Keij.
Tegen stemmende heeren Tobé, van der Tas, van Rosmalen,
Eikerbout, van der Kwaak, Wilbrink, van der Reijden,
Knibbe, Wilmer en de Reede.
Ten slotte wordt op voorstel van den Voorzitter zonder
hoofdelijke stemming besloten, de Commissie voor de Straf
verordeningen te machtigen eventueel noodig blijkende
redactie-verbeteringen in de verordening aan te brengen.
De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Coster wil gaarna vernemen, wanneer eindelijk
den Raad zal worden aangeboden het praeadvies over het
adres van R. Uges, dat 22 Juni 1936 in handen van het
College werd gesteld.
Voorts vestigt spreker er de aandacht van het College op,
dat reclame wordt aangebracht in de onmiddellijke omgeving
van of vlak naast de borden, "welke door de gemeente voor
reclamedoeleinden worden verpacht. Men ontkomt zoodoende
aan de betaling van het geld, dat men anders den pachter
van de borden verschuldigd is, terwijl de pachter verplicht
is, zijn pachtsom te betalen.
De Voorzitter zal aan deze aangelegenheid aandacht
schenken.
De heer Groeneveld dringt er bij het College op aan, de
leden van den Raad in de gelegenheid te stellen zich door
een bezoek op de hoogte te stellen van de vorderingen van
den bouw van het Stadhuis en de rioolwaterzuiverings
inrichting. Bij een vorig bezoek was er van den bouw van
het Stadhuis nog niet veel te zien. Het geweldige werk van
de rioolwaterzuiveringsinrichting is, naar spreker heeft ge
hoord, zoo goed als gereed. Eigenlijk had men den Raad
reeds veel eerder in de gelegenheid moeten stellen dit belang
rijke en kostbare werk van nabij te bezien.
De Voorzitter zegt, dat het College het verzoek van den
heer Groeneveld ten aanzien van den bouw van het Stadhuis
gaarne in overweging zal nemener was niet heel veel eerder
een goede gelegenheid om den Raad een belangrijken vooruit
gang van den bouw te laten zien.
Het zou voor den Raad niet interessant zijn geweest veel
vroeger te gaan kijken naar den bouw van de rioolwater-
zuiveringsinrichting. Nu een dezer dagen de inrichting in
werking zal treden of zal proefdraaien, is langzamerhand de
tijd gekomen om den Raadsleden het werk te laten be
zichtigen.
De heer Bergers vestigt de aandacht van het College op
den toestand van vervuiling, waarin de sloot achter de
Rijn- en Schiekade nabij de Ambachtsschool verkeert.
De Voorzitter zegt, dat het College hieraan zijn aandacht
zal wijden.
De heer Keij ontving dezer dagen van de Vereeniging tot
Rondvraag; e.a.
(Keij e.a.)
Bestrijding der Tuberculose te Leiden een circulaire, waaruit
hem bleek, dat deze vereeniging door zeer groote geldelijke
moeilijkheden haar werk vrijwel heeft moeten beëindigen
en daardoor genoodzaakt is zoowel aan de burgerij als aan
de gemeente hulp te vragen. Het is spreker niet bekend, of
de vereeniging daartoe reeds een verzoek bij den betrokken
Wethouder heeft ingediend. Spreker verzoekt echter het
College, niet alleen met het oog op de belangen van de
patiënten, maar ook uit het oogpunt van de volksgezondheid,
zoo spoedig mogelijk te helpen, indien blijkt, dat er inderdaad
reden is om hulp te verleenen, zoodat er zoo weinig mogelijk
vertraging ontstaat in de uitzending van de patiënten, die
daarop wachten.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak de volledige aandacht
van het College heeft, dat daarover reeds meermalen be
sprekingen gevoerd heeft.
De heer van der Laan vraagt, of het niet mogelijk is, dat
binnenkort de schutting, die om het nieuwe stadhuis staat,
verwijderd wordtdit zou zeer gewenscht zijn. Deze schutting
is en blijft altijd een verkeersobstakel en is bovendien een
ontsiering van de stad. Zou men niet, nu het stadhuis zoover
gevorderd is, zonder eenig bezwaar binnenkort die schutting
kunnen verwijderen, desnoods onder het aanbrengen van
eenige bescherming van den gevel? Daardoor zou het stads
beeld zeer verfraaid worden.
De Voorzitter moet, instede van den heer van der Laan
te kunnen toezeggen, dat deze schutting binnenkort ver
dwijnen zal, hem mededeelen, dat deze schutting over niet
al te langen tijd nog een eindje verder op den rijweg geplaatst
zal moeten worden, in verband met het herstellen van de
stoep van het stadhuis, waarvoor men meer ruimte noodig
heeft. Daarna is echter de restauratie van den ouden gevel
gereed. In het voorjaar van 1939 zal de restauratie van dezen
gevel geheel klaar zijn en zal overwogen kunnen worden,
of de schutting geheel verwijderd zal kunnen worden.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat.
De Voorzitter stelt alsnu namens Burgemeester en Wet
houders spoedeischend voor te besluiten:
I. aan te koopen in het belang van de volkshuisvesting de
perceelen tuin en water, kadastraal bekend gemeente Leiden,
sectie O, Nis. 133 tot en met 140, te zamen groot 2.49.70 H.A.,
en gemeente Zoeterwoude, sectie A, Nis. 315, 320, 323, 324,
325, 3197 en 5525, tezamen groot 0.62.05 H.A., voor de
som van ƒ20.000.vrij op naam;
II. de sub I genoemde perceelen tuin en water in te brengen
in het Grondbedrijf voor den koopprijs
III. vast te stellen de desbetreffende staten tot wijziging
van de gemeentebegrooting en van de begrooting van het
Grondbedrijf, beide dienst 1938.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van den Voorzitter tot dadelijke behandeling van
dit voorstel besloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 24 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren van der Laan, Schüller, Beeken
kamp, Valentgoed, Würtz, van der Tas, Coster, mevrouw
de Cler, de heeren van Rosmalen, Eikerbout, van der Kwaak,
Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij, Wilbrink, van der
Reijden, Knibbe, Bergers, de Reede, Manders, Carton,
Groeneveld en Keij.
Tegen stemmen: de heer Snel, mevrouw Braggaar, de
heeren Jongeleen, Tobé, Hessing, Oostveen, Lombert, Wil
mer en van Weizen.
De heer van Eek had inmiddels de vergadering verlaten.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel
van Burgemeester en Wethouders i. z. aankoop van eenige
perceelen tuin en water. (Zie boven).
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON»