GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 115 IM<tkOlli;\ STUKKEN. N°. Uil. Leiden, 3 November 1938. Uit de ontwerp-begrooting voor het jaar 1939, die binnen kort verschijnt zij is thans ter drukkerij zal U blijken, dat ook deze weer in velerlei opzicht de sporen draagt van de ongunstige tijden. Het zal ongetwijfeld bij Uwe Ver gadering geen verwondering wekken, dat het zeer veel moeite heeft gekost de inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen. De beide voornaamste posten, die een weer spiegeling van de economische omstandigheden geven, de ondersteuning van werkloozen en die van armlastigen, moesten andermaal aanzienlijk hooger worden geraamd. Zeer tot ons leedwezen moeten wij dan ook bij de toelichting van de nieuwe begrooting constateeren, dat van een ver betering in den algemeenen toestand nog weinig of niets valt te bespeuren; integendeel de druk der tijden duurt onver minderd voort en de financiën der gemeente ondervinden in steeds stijgende mate de funeste gevolgen daarvan door het terugloopen van de inkomsten en het toenemen van de uitgaven. Weliswaar is volgens de laatst bekende gegevens het aantal werkloozen een 300-tal lager dan in 1937 en zelfs bijna 1000 lager dan in 1936, maar de wekelijksche uit- keeringen zijn 500.hooger dan in de overeenkomstige week van 1937 en slechts 1500.lager dan in dezelfde week van 1936. Het aantal ondersteunde armlastigen en het totaal bedrag der wekelijksche uitkeeringen zijn beide hooger dan in 1937. Deze gegevens kenschetsen den toestand in onze gemeente wel heel duidelijk. Het behoeft geen betoog, dat onder deze omstandigheden de bij ons College ingediende begrootingen van diensten en bedrijven en andere onderdeelen van de gemeentehuishouding zeer scherp moesten worden beoordeeld, en dat menige post slechts gewijzigd kon worden overgenomen om het ramen van een extra-bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds te voorkomen of een eventueel noodzakelijke verhooging van belastingen zooveel mogelijk te beperken. Te meer was dit noodig, waar de mogelijkheden van bijzondere dekkingsmiddelen steeds geringer zijn ge worden. Wij kunnen echter hieraan onmiddellijk toevoegen, dat een en ander ook thans niet behoefde te leiden tot alge- heele afschaffing of zelfs maar ingrijpende beperking van takken van gemeentezorg, zoodat niet behoefde te worden overgegaan tot wat men wel als sociale afbraak pleegt aan te duiden. In het hieronder volgend overzicht geven wij een meer gedetailleerde vergelijking van de cijfers van 1938 en 1939, zooveel mogelijk naar de volgorde van de ontwerp-begrooting. De uitkeering uit het Gemeentefonds moest ook nu weer lager worden uitgetrokken in verband met de jaarlijksche vermindering van de z.g. garantie-uitkeering. Het nadeelig verschil met 1937 bedraagt 30.500.—. Deze jaarlijksche daling, die 47.000.per jaar kan bedragen, zal nog voortduren tot en met het jaar 1943. Voor rente en aflossing van geldleeningen was rond ƒ30.000. meer benoodigd, o. a. wegens het aangaan van een obligatie- leening van ƒ1.000.000.in den loop van dit jaar. De marlet-, haven- en bruggelden en dgl. bleven bij 1938 ongeveer 8.000.ten achter. De z.g. fabricage-begrooting is, ondanks een zeer zuinige raming, ongeveer 10.000.hooger. Deze stijging is o. m. een gevolg van de omstandigheid, dat herhaaldelijk uit gesteld onderhoud ten slotte toch moet gebeuren, om intering van het gemeentelijk vermogen te voorkomen. Voorts worden de financieele lasten van het centrale rioleerings- stelsel niet slechts op den dienst der leening, maar ook op de fabricage-begrooting zelf, steeds meer merkbaar wegens hoogere exploitatiekosten der rioolgemalen door de voort gaande uitbreiding van het werk en wegens het in bedrijf- stellen van de rioolwaterzuiveringsinrichting; verder zijn de personeelslasten van den Dienst van Gemeentewerken ge stegen door het verleenen van vaste aanstellingen aan personeel, dat op arbeidscontract werkzaam was. Het is ons niettemin mogen gelukken de posten voor het onderhoud van straten en plantsoenen, de beide belangrijkste onderdeelen van dit begrootingsstuk, ongeveer op de bedragen van 1938 te handhaven. Het openbaar en bijzonder lager onderwijs onderbreekt de rij van de genoemde en nog te vermelden tegenvallers. Hiervoor kon met 40.000.minder worden volstaan, voornamelijk als gevolg van lagere kosten ter zake van gebouwen en meubilair voor het openbaar onderwijs, daling bij het bijzonder onderwijs van de kosten van instand houding van scholen, terwijl voorts de afkoop van de ver goeding ex art. 205 der Lageronderwijswet tot dit resultaat heeft bijgedragen. Bij de berekening van dit voordeelig verschil is echter buiten aanmerking gebleven de post Subsidie aan de Yereeniging „Schoolkindervoeding- en kleeding"; deze post is, gelijk U bekend is, de laatste jaren zeer belangrijk gestegen. Men zie onderstaand staatje: rekening 193542.567.86 193645.839.24 193750.327.53 begrooting 193851.825. 193954.960.—. Tot de stijging heeft o. a. meegewerkt de verstrekking van schoenen in plaats van klompen, terwijl ook de indertijd ingevoerde vacantie-voeding een belangrijke post op het budget van de vereeniging uitmaakt, maatregelen waarvan de absolute noodzakelijkheid, getoetst ook aan den zorge- lijken toestand der gemeentefinanciën, niet voor ieder boven eiken twijfel is verheven. Vooral nu voor 1939 weer 3.000. meer dan voor 1938 wordt gevraagd, dient naar de meening van ons College ernstig te worden nagegaan in hoeverre de gemeentelijke uitgaven voor dit doel kunnen worden ver minderd. Wij zijn daarover derhalve in overleg getreden met het bestuur der vereeniging. Ook achtten wij het noodig nogmaals onder oogen te zien, of het mogelijk was tot vermindering van de uitgaven voor het voorbereidend onderwijs te geraken; besprekingen ter zake met de desbetreffende bijzondere schoolbesturen hebben echter geen resultaat opgeleverd. De netto-kosten voor verpleging van armlastige krank zinnigen vereischten 9.600.meer. Als subsidie aan de Gemeentelijke Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon hebben wij ƒ900.000.uitgetrokken, dao is 100.000.meer dan voor 1938. Deze post, die jaar op jaar met een zeer groot bedrag stijgt, oefent een over- heerschenden invloed op de begrootingspositie uit. In het bijzonder ten aanzien van een dergelijken post is het dringend noodig, om zoo nauwkeurig mogelijk na te gaan welk bedrag in maximum moet worden uitgetrokken. Het scheen ons mogelijk toe de subsidie tot genoemd bedrag van 900.000. te beperken, van welk oordeel wij kennis gaven aan de Com missie, die hare begrooting vervolgens op dat bedrag baseerde. Het is onnoodig te zeggen, dat, evenals ten aanzien van eiken anderen begrootingspost, ook hier het ernstig streven moet zijn om de geraamde som ook inderdaad niet te over schrijden; wij weten, dat dit streven ook bij de Commissie aanwezig is. Zij heeft ons in dit verband gewezen op enkele mogelijkheden, waardoor de uitgaven voor de gemeente eenigermate kunnen worden beperkt, waarvoor de mede werking van het Gemeentebestuur wordt verzocht. Ons College zal de door de Commissie gegeven suggesties in ernstige overweging nemen. De uitgaven voor ondersteuning van werkloozen zijn van 1.300.000.tot 1.500.000.verhoogd. In verband echter met de wijze van berekening van de bijdrage uit het Werkloos heidssubsidiefonds, blijft het netto ten laste van de gemeente komende bedrag ad 225.000.ongeveer 13.000.beneden dat over 1938. Er moet evenwel op worden gewezen, dat thans het maximum-subsidiepercentage ad 85 is bereikt, hetgeen wil zeggen, dat bij overschrijding van het bedrag van 1.500.000.15 van het meerdere voortaan geheel voor rekening van de gemeente blijft, terwijl tot nog toe een ver hooging van den steunpost opwoog tegen een stijging van de bijdrage. Het nadeelig saldo van de geheele paragraaf „Ondersteuning aan Werkloozen", waarop ook de Centrale Werkplaats, de B-steun enz. voorkomen, is intusschen slechts1 8.000.lager dan over 1938. Hoewel de belastingen (bestaande opcenten en gedeelte hoofdsom grond- en personeele belasting, opcenten gem. fondsbelasting en vermogensbelasting, dividend- en tantième belasting), in overeenstemming met den rijksinspecteur, zoo scherp mogelijk werden geraamd, heeft dit toch niet kunnen verhinderen, dat de opbrengst met ruim 15.000. daalde; viel bij de personeele belasting eenige verbetering waar te nemen, de opcenten op de gemeentefondsbelasting konden zich niet handhaven. Bij de begrooting voor 1938 werden zij voor het belastingjaar 1938/39 geraamd op ƒ300.000.een nadere raming bracht dit bedrag terug tot 285.000.welke verlaging geheel ten laste van 1939 komt, terwijl de opbrengst voor het belastingjaar 1939/40 eveneens maar op ƒ285.000.kan worden gesteld. Waar de begrooting van de Lichtfabrieken wel de voor naamste peiler vormt, waarop de gemeentebegrooting rust, en het voor een zoo goed mogelijk gefundeerde raming gewenscht was ook het verloop van zaken in bet derde kwar taal van 1938 nog eens af te wachten, veroorzaakte dit een vertraging in de aanbieding van de ontwerp-begrooting aan Uwe Vergadering. Na nauwgezette overweging van de resultaten tot nog toe en van de vooruitzichten voor 1939 van de gasafgifte en den stroomverkoop, in verband ook met de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 1