112 Het te heffen bedrag wordt verminderd, indien het opbreken en herstellen betreft oppervlakten: grooter dan 1 M2., doch niet grooter dan 3 M2., met 10 grooter dan 3 M2., doch niet grooter dan 10 M2., met 20 grooter dan 10 M2., doch niet grooter dan 15 M2., met 25 grooter dan 15 M2., doch niet grooter dan 25 M2., met 28 grooter dan 25 M2., met 30 4°. Voor het afsluiten van gemeentewater, per strekkenden Meter, voor een week2.50 5°. Voor het afdammen van gemeentewater zonder dit geheel af te sluiten, per strekkenden Meter dam, voor een week0.50 met een minimum van 10. 6°. Voor het afsluiten van gemeentegrond voor het verkeer van rij- en voertuigen, voor een dag 2. idem voor alle verkeer, voor een dag 4. Abt. 2. De belasting is niet verschuldigd: a. in de gevallen, waarin liggeld, havengeld of marktgeld wordt geheven; b. voor het hebben van een standplaats met een woon wagen op het voor het verblijven van woonwagens aange wezen terrein; c. door de gemeente en door hare bedrijven, voor zoover voor het gebruik of genot van gemeentewerken en -bezittingen en/of het hebben van voorwerpen onder, op of boven ge meentegrond of -water reeds uit anderen hoofde een ver goeding wordt betaald; cl. voor het gebruik of genot van gemeentegrond tot het laten staan van motorrijtuigen, voor zoover dit gebruik of genot niet valt onder het bepaalde in artikel 1, onder B, sub 8°. tot en met 12°.; e. voor het hebben van een riool of loozing, waardoor uitsluitend faecale stoffen, menagewater of regenwater wordt afgevoerd voor het hebben van loozingskolken g. voor het hebben van wegwijzers en andere palen, uit sluitend ten algemeenen nutte aangebracht; h. voor het hebben van een brug over gemeentewater, ■welke de eenige gelegenheid aanbiedt om van een perceel den openbaren weg te bereiken i. voor het hebben van naar buiten opendraaiende deuren op verdiepingen, zoomede voor het hebben van naar buiten opendraaiende deuren, welke ter voldoening aan wet of ver ordening buitenwaarts openslaand gemaakt zijn; j. voor het hebben van uithangborden en andere tot reclame dienende voorwerpen, welke niet meer dan 30 c.M. boven gemeentegrond of -water uitsteken, en voor loopende klokken Ic. voor het hebben van borden, voor zoover deze bestemd zijn ter aankondiging, dat het perceel, waaraan zij zijn bevestigd, of één of meer gedeelten daarvan, te koop of te huur zijn; l. voor het hebben van vlaggestokken en voor het hebben van vlaggen, welke niet zijn uitgehangen met het doel om reclame te maken; m. voor het hebben van zonneschermen, waarop geen reclame of naam is aangebracht. Abt. 3. Onder jaar wordt verstaan het kalenderjaar, onder maand een tijdvak van dertig achtereenvolgende etmalen, onder week een tijdvak van zeven achtereenvolgende etmalen en onder dag een etmaal. Gedeelten van een jaar, maand, week, dag, strekkenden Meter en vierkanten Meter worden voor een geheel berekend. Abt. 4. Hij, wien vergunning is verleend tot het gebruik of genot van voor den openbaren dienst bestemde gemeentewerken en/of -bezittingen, of tot het hebben van voorwerpen of gedeelten daarvan onder, op of boven voor den openbaren dienst bestemden gemeentegrond of voor den openbaren dienst bestemd gemeentewater, wordt geacht dit gebruik of genot of deze voorwerpen te hebben, zoolang de vergunning niet op zijn, schriftelijk tot Burgemeester en Wethouders te richten, verzoek is ingetrokken. Abt. 5. Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, is de belasting verschuldigd door dengene, te wiens name de in artikel 4 bedoelde vergunning staat, of wel door hem, die het in artikel 1 genoemde gebruik of genot heeft, of door hem, aan wien de in artikel 1 bedoelde diensten worden verstrekt. Indien de in artikel 4 bedoelde vergunning staat ten name van een vereeniging, welke geen rechtspersoonlijkheid heeft, is de belasting verschuldigd door haar bestuurders en wel hoofdelijk. De belasting, verschuldigd ter zake van het gebruik of genot, genoemd in artikel 1 sub A 4°., voor zooveel betreft een plankier, B 1°., 2°. en 13°. tot en met 16°., C 1°. en 3°., D 1°. tot en met 6°., 9°. en 14°. en E 1°., is verschuldigd door den eigenaar van het perceel, waaraan of ten behoeve waar van de voorwerpen, werken of inrichtingen zijn aangebracht, en de belasting ter zake van het genot, genoemd sub C 2°. door den huurder of gebruiker van het perceel, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend. Bij ontbinding van al dan niet rechtspersoonlijkheid heb bende stichtingen of vereenigingen is de belasting ver schuldigd door hen, die met hare vereffening zijn belast, en wel hoofdelijk. Abt. 6. Indien blijkt, dat geen of te weinig belasting is geheven, wordt de verschuldigde belasting nagevorderd, tenzij drie jaren zijn verstreken sedert het tijdstip, waarop de belasting verschuldigd was. Het na te vorderen bedrag wordt met het viervoud daar van verhoogd, indien de heffing is achterwege gebleven, doordat de belastingplichtige zonder geldige vergunning het gebruik of genot heeft gehad van de in deze verordening bedoelde werken, bezittingen of inrichtingen of voorwerpen heeft aangebracht onder, op of boven voor den openbaren dienst bestemden gemeentegrond of voor den openbaren dienst bestemd gemeentewater, tenzij op grond van dwaling, verschoonbaar verzuim of niet aan den belastingplichtige te wijten oorzaken, redenen aanwezig zijn, om deze ver hooging niet toe te passen. Abt. 7. Indien een vergunning, als bedoeld in artikel 4, wordt ingetrokken op verzoek van den belanghebbende of wegens het door hem niet nakomen van de gestelde voorwaarden, is de belasting ten aanzien van vergunningen, verleend zonder tijdsbepaling, verschuldigd tot het einde van het jaar, hetwelk, gerekend naar de dagteekening van het besluit tot intrekking, nog niet geheel verstreken is en ten aanzien van vergunningen tot tijdelijk gebruik of genot, tot het einde van het tijdvak, in de vergunning genoemd. Bij intrekking van een vergunning, verleend zonder tijds bepaling of voor een jaar of langer, in andere gevallen dan hiervoor omschreven, is de belasting verschuldigd tot het einde der maand, waarin de vergunning vervalt. Voor de toepassing van het in het vorig lid bepaalde wordt het volgens het tarief van de belasting verschuldigd bedrag voor het loopende jaar, zulks beoordeeld naar den datum, waarop de vergunning vervalt, verminderd met zooveel twaalfde gedeelten als het aantal kalender-maanden bedraagt, hetwelk in het jaar, waarover de heffing plaats heeft, na het vervallen van de vergunning over is. Abt. 8. De vergunningen, welke tot op het tijdstip van de in werkingtreding van deze verordening zijn verleend, worden onder de daaraan verbonden voorwaarden tot wederopzeggens toe gehandhaafd, doch het bedrag der verschuldigde be lasting wordt voortaan naar het in deze verordening geldende tarief geregeld. Abt. 9. Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 der Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelastingen in de plaats van den Raad, van Burgemeester en Wethouders of van den Burgemeester. Abt. 10. Voor zoover vergunning voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken of -bezittingen of het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbaren gemeentegrond of -water zonder tijdsbepaling of voor een jaar of langer is verleend of vereischt, alsmede bij toepassing van het bepaalde in artikel 6, geschiedt de invordering van de belasting door den Gemeente-Ontvanger, overeenkomstig door den In specteur der Gemeentebelastingen vastgestelde kohieren. Abt. 11. De Gemeente-Ontvanger zendt binnen een maand na de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 8