188
MAANDAG 1 AUGUSTUS 1938.
Rondvraag.
(Wilbrink e.a.)
fabrieken zijn teleurstelling uit over het feit, dat de Voor
zitter zooeven, bij de bestrijding van den heer van der Laan,
zoover is gegaan, dat hij de Lichtfabrieken in deze vergade
ring heeft afgebroken door het voor te stellen, alsof gas-
verwarming van nul en geener waarde zou zijn. Ook de
gasverwarming heeft haar nut voor de gemeentenaren, die
daarvan gebruik weten te maken.
Spreker heeft voorts vernomen, dat de vroegere speelplaats
van de bewaarplaats Groenesteeg zal worden ingericht tot
publieke, dat wil zeggen vrije, ongeorganiseerde speelplaats.
Nu grenst deze speelplaats aan het Gereformeerde Oude-
liedenhuis; er is toevallig een ziekenzaaltje aan die zijde
van het huis en het zou te betreuren zijn indien deze zaal
practisch onbruikbaar zou worden wegens het lawaai op de
speelplaats. Vroeger behoorde deze speelplaats bij de be
waarschool; de kinderen speelden daar onder toezicht en
leiding; wordt het echter een vrije speelruimte, waar grootere
en kleinere kinderen worden toegelaten, dan zal het spelen,
ook omdat het een speelplaats van zeer beperkten omvang
is, dikwijls met zeer groot lawaai gepaard gaan. Waar
eenerzij ds het streven van het College om den kinderen
speelgelegenheid te verschaffen, de sympathie kan hebben,
maar anderzijds het Oude-liedenhuis daarvan straks voor
de patiënten in sterke mate hinder kan ondervinden, hoopt
spreker dat, wanneer het laatste het geval zou zijn, het
College er niet voor zal terugdeinzen die maatregelen te
treffen, waardoor dit ongemak zal worden weggenomen.
De Voorzitter zegt, dat het niet zijn bedoeling is geweest
de Gasfabriek te disqualificeeren. Spreker heeft alleen willen
zeggen, dat in de practijk gebleken is, dat gasverwarming
voor de scholen in het algemeen niet voordeelig is.
De heer van Stralen zegt, dat het College inderdaad voor
nemens is, binnen enkele weken een proef te nemen met
de openstelling van het speelterrein, behoorende tot de
vroegere bewaarschool aan de Groenesteeg, voor de kinderen
der buurtbewoners. Het plan, een speelplaats in te richten
met speelmateriaal en alles wat er bij behoort, is afgestuit
op de te hooge kosten. Het College acht het van belang,
in een wijk, waarin groote behoefte aan speelgelegenheid
voor de jeugd bestaat en waar aan het spelen op straat
groote gevaren zijn verbonden, een geschikt terrein niet
afgesloten te houden.
De kinderen zullen onder toezicht op het terrein kunnen
spelen. Indien klachten over de verstoring van de rust in
het Gereformeerd Minne- of Arme Mannen- en Vrouwenhuis
worden geuit, zal het College de noodige maatregelen nemen.
Vroeger werd de speelplaats gebruikt door de leerlingen der
bewaarschool en toen zou dit euvel indien het al een
euvel is zich ook hebben moeten voordoen.
Rondvraag.
(van Stralen e.a.)
Intusschen zal het College hierop met de uiterste zorg
letten.
De heer Rergers vestigt de aandacht van het College op
den slechten toestand van de bestrating der Lange Mare.
De Voorzitter zegt, dat het College hieraan zijn aandacht
zal schenken.
Mevrouw Rraggaar zegt, dat men enkele paden in den
Leidschen Hout heeft verhard met kolenasch, welk materiaal
bij warm of droog weer zeer veel stof veroorzaakt, waardoor
de daar spelende kinderen zoo vuil worden, dab het voor
de moeders bijna onmogelijk is, hen in dien toestand naar
huis mede te nemen.
Ook voor de voetgangers is een wandeling langs deze
paden niet aan te bevelen.
Op plaatsen, waar de paden overgroeid en daardoor
eenigszins vochtig zijn, vormt de kolenasch een kleverige
massa, die aan de schoenen plakt.
Deze wegverharding verhoogt bovendien niet de aan
trekkelijkheid van den Leidschen Hout. Enkele paden, die
met gestampte schelpen bedekt zijn, zien er veel aardiger uit.
Spreekster vraagt daarom den bestaanden toestand te
verbeteren.
De piasvijver is allengs veranderd in een modderlaag,
waarboven vuil, groen water is, waarin vele insecten zitten.
Moeders, die daar met haar kinderen verblijven, kunnen
haar kinderen verbieden in den vijver te spelen, maar
helaas zijn er nog vele kinderen zonder toezicht, die in de
plas gaan pootje-baden en daardoor de kans loopen zich
een of andere ziekte op den hals te halen.
Het is gewenscht, dat spoedig wordt ingegrepen, waar
door de Leidsche Hout ook in dezen tijd aan zijn doel
beantwoordt.
De Voorzitter zal deze klachten aan het dagelijksch bestuur
van ,,De Leidsche Hout" overbrengen.
De heer Tobé vestigt de aandacht van het College en
den Eaad op het stukje stadsschoon, dat op het oogenblik
te zien is aan het ongedempte gedeelte van het Levendaal
en waarvan men vooral in dezen tijd van het jaar kan
genieten.
De Voorzitter hoopt, dat in het bijzonder de Raadsleden,
die zich indertijd tegen het voorstel van het College hebben
verklaard, zullen gaan kijken.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.