58 Artikel III. Na art. 3c wordt een nieuw art. 3d ingevoegd, luidende: „Het bepaalde in de artt. 3a, 3b en 3c is niet van toe passing op bouwblokken waarvan het meerendeel der per- ceelen aan twee wegen grenst met twee elkaar niet snijdende gevels." Artikel IV. Art. 3d wordt genummerd 3c. Artikel V. Het vierde lid van art. 19 wordt gelezen als volgt: „Gemeten in het verticale vlak, gaande door de achter gevelrooilijn, mag de hoogte van een gebouw niet meer bedragen dan de helft van den gemiddelden afstand van de tegenovergelegen achtergevelrooilijn tot het bedoelde vlak, vermeerderd met 1 Meter, en loodrecht op dit vlak gemeten. In een vierzijdig bouwblok geldt als bouwhoogte voor de korte zijden de op deze wijze berekende bouwhoogte van het aangrenzend deel der lange zijden". Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 6