57
het onze, zoodat het h. i., nadat het tijdens de algemeene
beschouwingen in Uw Vergadering over ons voorstel is be
sproken, in stemming moet worden gebracht, alvorens met
de artikelsgewijze behandeling van de door ons ingediende
verordening wordt aangevangen. Vindt de heer Schüller de
meerderheid van Uw Vergadering aan zijn zijde, dan behoort
naar de meening van de Commissie ons voorstel te worden
ingetrokken, aangezien dan het principe daarvan niet wordt
aanvaard. Is de meerderheid echter van andere meening,
dan zal de behandeling van ons voorstel voortgang kunnen
vinden. Met deze zienswijze van de Commissie kunnen wij
ons volkomen vereenigen.
Voor wat nu de beoordeeling van het overblijvende voor
stel en de amendementen van den heer Schüller betreft,
meenen wij het beste te doen de Commissie van Fabricage
aan het woord te laten. Zij schrijft ons het volgende:
„Over deze voorstellen en amendementen hebben wij het
advies ingewonnen van den Directeur der Gemeentewerken,
welk advies door een lid van onze Commissie werd bestre
den. Beide stukken doen wij U hierbij toekomen. Bij be
spreking dezer onderwerpen bleek verschil van meening te
bestaan tusschen het zoo juist genoemde lid en de grootst
mogelijke meerderheid van onze Commissie. Wij meenen
goed te doen U dit verschil ontdaan van technische
bijzonderheden hieronder uiteen te zetten.
Ten opzichte van het vraagstuk of algemeene voorschriften
voor de binnenstad dan wel bijzondere voorschriften voor
bepaalde bouwblokken in dit stadsdeel voor de achtergevel
rooilijnen moeten worden vastgesteld, merkte de minderheid
op, dat de nadeelen van algemeene voorschriften zijn, dat
in de zeer smalle bouwblokken te veel en in de zeer diepe
te weinig bouwdiepte wordt gegeven, terwijl ten voordeele
van de bijzondere voorschriften pleit, dat bij het vaststellen
daarvan rekening kan worden gehouden met bestaande
bouwdiepten en -hoogten. De meerderheid voerde daartegen
aan, dat, wanneer men op deze wijze rekening zou houden
met den bestaanden toestand, groote onbillijkheden zouden
worden begaan, aangezien de eigenaren van ver ingebouwde
perceelen dan bevoordeeld zouden worden tegenover hen, die
perceelen bezitten met geringe bouwdiepte. De meerderheid is
er verder van overtuigd, dat in het overgroote deel der bouw
blokken door de algemeene voorschriften een zeer bevredigende
oplossing zal worden bereikt, die zeker door bijzondere voor
schriften niet zal kunnen worden verbeterd. Zij erkent de moge
lijkheid, dat in een zeer enkel blok de algemeene voorschriften
geen baat zullen brengen. Voor deze gevallen zal naar haar
meening t. z. t. overwogen kunnen worden of bijzondere
voorschriften gemaakt kunnen worden. Waar naar haar
meening dus de Voordeelen der bijzondere voorschriften
voor vrijwel de geheele binnenstad ook door algemeen;)
voorschriften zijn te bereiken en de nadeelen der bijzondere
daardoor kunnen worden ondervangen, meent zij zich tegen
de zoo ingewikkelde en veel arbeid kostende procedure van
vaststelling van bijzondere voorschriften te moeten verzetten.
Het verschil van inzicht, dat ten opzichte van de amende-
menten-Schüller tusschen een lid en de grootst mogelijke
meerderheid bestaat, is kort gezegd dit, dat de
minderheid met het oog op de belangen van de Volkshuis
vesting de grootste waarde hecht aan een zoo ruim moge
lijke toetreding van licht en lucht, terwijl naar de meening
van de meerderheid met het oog op diezelfde belangen er
in de eerste plaats voor moet worden gezorgd, dat een
woning een voldoende diepte heeft, mits natuurlijk een
redelijke open ruimte achter de woning overblijft. De minder
heid meent, dat door de voorstellen van Uw Commissie
niet meer wordt voldaan aan de minimale eischen, die men
aan luchttoetreding en lichtinval kan stellen en dat door
de amendementen de uiterste grens wordt bereikt. De
meerderheid, voor de buitenwijken uiteraard hoogere eischen
stellend, meent, dat in de binnenstad met de door U ontworpen
regeling, wil men tot verbetering komen, genoegen moet
worden genomen. In de allersmalste bouwblokken blijft achter
iedere woning nog een open ruimte (3 M.) over, die, wanneer
een behoorlijk diepe woning wordt gebouwd, voldoende moet
worden geacht. En een woning van behoorlijke diepte kan
slechts worden gebouwd, wanneer de door U gedane voor
stellen worden aangenomen. Hierbij mag naar haar meening
n.l. niet uit het oog worden verloren, dat door het vast
liggen der eigendomsgrenzen uitbreiding in de breedte vrij
wel steeds uitgesloten is. Wenscht men vast te houden aan
een grootere open ruimte, dan is, meent de meerderheid,
het niet mogelijk verbetering te brengen in de slechte
woningtoestanden in de binnenstad. Door de door U voor
gestelde vermeerdering van de bouwhoogte wordt het mogelijk
gemaakt in de smalle blokken nog een bovenwoning te
bouwen, hetgeen in het centrum met zijn winkel- en zaken
wijken noodzakelijk moet worden geacht. Het amendement-
Schüller laat dit niet toe. Door aanneming der amendementen
wordt naar de meening van de meerderheid het goede opge
geven ten bate van het betere, dat echter niet kan worden
bereikt.
De minderheid acht mitsdien aanneming van het voorstel
en de amendementen van den Heer Schüller noodzakeüjk;
de grootst mogelijke meerderheid geeft Uw Commissie in
overweging den Baad de aanneming daarvan te ontraden."
Met het hierboven uiteengezette standpunt van de grootst
mogelijke meerderheid van de Commissie van Fabricage
kan de meerderheid van onze Commissie zich volkomen
vereenigen. Een lid sluit zich echter aan bij de minderheid
van deze Commissie.
Tenslotte merken wij nog op, dat het amendement van
den heer Schüller op art. I naar onze meening een kleine
redactioneele verbetering behoeft. O. i. behoort n.l. in de
plaats van de woorden „met 16 van de helft van de
straal" in het eerste lid gelezen te worden: met 8 van
den straal.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken deelen wij Uw Vergadering mitsdien mede, dat
wij de aanneming van het voorstel en de amendementen
van den heer Schüller ontraden, en geven Uw Vergadering
in overweging te besluiten, zooals door ons bij schrijven
d.d. 1 November 1937 (Ing. St. 173 van 1937) werd voor
gesteld.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
A. v. d. Sande Bakhuijzen,
V oorzitter.
N. J. Bowaan, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
Voorstellen naar aanleiding van en amendementen op het
voorstel tot het wijzigen van de verordening op liet
Bouwen en Sloopen (Ing. St. No. 173 van 1937).
Voorstellen van den heer Schüller d.d. 18 November 1937:
1°. De voorgestelde Verordening houdende wijziging van
de verordening van 12 October 1905 (Gemeenteblad No. 25)
op het Bouwen en Sloopen, laatstelijk gewijzigd bij ver
ordening van 24 September 1934 (Gemeenteblad No. 48)
„niet" aan te nemen.
2°. Te besluiten dat Burgemeester en Wethouders ver
ordeningen van bijzonderen achtergevelrooilijnen ontwerpen,
en aan de Baad ter goedkeuring voorleggen.
Voorstel van den heer Schüller d.d. 20 December 1937:
Ondergeteekende stelt voor, de gemeente bij de vast
stelling van algemeene achtergevelrooilijnen in zonen te
verdeelen en voor elke zóne bepaalde regelen vast te stellen.
Amendementen van den heer Schüller d.d. 20December 1937
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 12 October 1905
Gemeenteblad No. 25) op het Bouwen en Sloopen
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 24 Sep
tember 1934 (Gemeenteblad No. 48).
Aetikel I.
Na het bepaalde onder a. sub 1 van art. 3b van boven
genoemde verordening vervalt de en daaraan wordt de
volgende zinsnede toegevoegd: in het stadsdeel, gelegen
binnen de singels, vermeerderd met 16 van de helft van
de straal van den hiervoor genoemden ingeschreven cirkel,
terwijl de straal van de in dat grondvlak ingeschreven cirkel
tenminste 3 Meter moet bedragen;".
Na het bepaalde onder a, sub 2 van het in het vorige
lid genoemde artikel vervalt de en daaraan wordt de
volgende zinsnede toegevoegd: in het stadsdeel, gelegen
binnen de singels, vermeerderd met 4 van de lengte van
een korte zijde van het bouwblok, terwijl de afstand
tusschen twee tegenover elkaar gelegen achtergevelrooilijnen
tenminste 6 Meter moet bedragen;".
Artikel II.
Aan art. 3c wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
„Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden,
zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ten aanzien van
gebouwen, zich bevindende in het stadsdeel, gelegen buiten
de singels, in bijzondere gevallen vrijstelling te verleenen
van het bepaalde in art. 3a, mits de overschrijding van de
achtergevelrooilijn niet meer dan 1 Meter bedraagt".