MAANDAG 9 MEI 1938. 151 Ambtenarenreglement Politie I. (Voorzitter e.a.) maar de capitulanten, die steeds in vasten dienst met een proeftijd worden aangesteld, moeten wel degelijk pensioens bijdragen betalen. Het betreft hier als regel jongelui, die nog in het geheel niet bewezen hebben hun vak goed te kunnen uitoefenenzij moeten het nog leeren en zij worden aangesteld op een leeftijd, die hun nog allerminst aanspraak geeft op een salaris van 27.of die een dergelijk salaris noodzakelijk of wenschelijk maakt. De leeftijd van aanstelling was in de laatste jaren gemiddeld even boven 24 jaren, van 22 tot 26 jaren. Wordt nu iemand, die zich hier practisch mag bekwamen voor een betrekking, waarin hij kan opklimmen tot een-vaste positie met een salaris van 42.50, met 26. niet ruim betaald? De heer Wilmer wijst er op, dat de tijdelijke agenten 28.ontvangen, maar hij vergeet daarbij geheel, dat volgens de salarisverordening voor de politie het College de loonen moet vaststellen bij tijdelijke aanstelling en dat het daarbij lager mag gaan dan de aanvangswedde, mits niet lager dan 4/5 van de minimum-wedde. De heer Wilmer is hierbij dus van een onjuiste gedachte uitgegaan. Voorts is gewezen op het feit, dat in andere gemeenten deze salarissen hooger zouden zijn. Weet men echter zeker, dat in die gemeenten daarop niet nog een aftrek wordt toegepast? Daarvan moet men echter zeker zijn, om te kunnen betoogen, dat ook hier dergelijke salarissen moeten worden betaald. Ook in Leiden toch staan in de salaris verordening salarisbedragen vermeld, waarop nog een korting wordt toegepast. Spreker zou nog iets kunnen gevoelen voor het argument, dat men het gevaar zou loopen, dat de agenten naar andere gemeenten gaan, maar gezien de ervaring is spreker in het geheel niet bevreesd, dat men in Leiden niet over voldoende en geschikte krachten zou kunnen beschikken. Het College stelt dus in meerderheid voor een salaris van 26.de minderheid van het College kan zich vereenigen met het amendement-van der Voort. Wanneer men echter in aanmer king neemt den leeftijd, waarop deze jongelui aangesteld worden, alsmede de omstandigheden en hun mooie kansen, dan zijn zij met een loon van 26.in vergelijking met de loonen, die bekwamer en kundiger menschen kunnen verdienen, zeer ruim betaald. De heer van Weizen erkent volmondig, dat een agent 2e klasse gedurende den tijd, dat hij op proef is aangesteld, de gemeente geld kost, maar spreker onderschrijft hetgeen de heer Wilmer daaromtrent heeft opgemerkt. Bovendien is het niet ondenkbaar, dat iemand, die op proef werkzaam is, niet alleen zich onmiddellijk van de anderen onderscheidt, maar ook blijkt een waardevolle aanwinst voor het politiecorps te zijn. Met deze mogelijkheid moet men bij de vaststelling van het loon rekening houden. In het algemeen heeft de politie, ook in Leiden, een op voedende taak en mede daarom is het van belang om over eenkomstig den wensch, die zoowel in het georganiseerd overleg als in den Baad is uitgesproken, het weekloon ge durende den proeftijd te bepalen op 27. Men heeft bij de verdediging van het weekloon van 26. als argument aangevoerd, dat de betrokkene het perspectief heeft bij vaste aanstelling tot een weekloon van 42.50 te komen. Dit is theoretisch juist, maar niet alle agenten zullen tot hoofdagent bevorderd kunnen worden en daarom heeft dit argument in het geheel geen waarde. Waarom stelt men het weekloon voor den proeftijd niet op 11.12.of 13.vast, indien de betrokkene de gemeente geen enkelen waardeerbaren dienst bewijst en betaalt men niet eerst dan het voorgestelde salaris, indien de candidaat blijkt inderdaad geschikt te zijn? Het verschil van 1.wordt niet gerechtvaardigd door de argumenten, welke het College ter verdediging van zijn voorstel heeft aangevoerd. De heer Schüller zegt, dat men van geen waardeering voor het jongere politiepersoneel doet blijken, indien men spreekt van „ongeschoolde krachten". In het vrije bedrijf heeft men ten minste nog ongeschoolden, geoefenden en vaklieden. De Voorzitter wil niet, dat, indien door het gebruik van het woord „ongeschoolden" een misverstand is ontstaan, dit blijft bestaan. Het woord mag niet worden opgevat in den zin, waarin de heer Schüller het nu heeft gebruikt, maar duidt in dit verband alleen op personen, die geen ervaring hebben in de practische uitoefening van hun vak. Men zou op dezelfde wijze ook kunnen spreken van „ongeschoolde hoogleeraren". De heer Schüller zegt, dat men zich dan anders had moeten uitdrukken. Ambtenarenreglement Politie I. (Schüller e.a.) Spreker herinnert zich uit zijn kinderjaren, dat vroeger in de Breestraat, op het Bapenburg en bij het Station agenten le klasse, maar in de arbeiderswijken agenten 3e klasse liepen. Wanneer thans een agent in dienst treedt, wordt hem voor den tijd van 1, ten hoogste 2 maanden een andere agent toegevoegd, niet omdat de eerste het vak moet leeren, maar wel omdat hij alle hoekjes en gaatjes van de stad moet leeren kennen. In den regel komen de nieuw aangestelden uit andere gemeenten. Natuurlijk zal degene, die met een agent le klasse meeloopt, tegelijkertijd practische ervaring opdoen, maar na twee maanden moet hij zelfstandig optreden, terwijl hij volgens hetgeen de Voorzitter en anderen hebben gezegd, nog ongeschoold is. Hieruit valt dan te verklaren het on tactisch optreden van agenten, dat men vaak ziet, waarbij meer bekeurd dan opgevoed wordt. Er wordt stelselmatig op bekeuringen gejaagd; wanneer men niet met bekeuringen komt, kan men geen promotie makendit is reeds herhaalde lijk gebleken, al wordt het ontkend. Nu is ook gezegd: het is hier een paradijs, de agenten kunnen komen tot 42.50. Maar hoevelen zijn dat er? Als agent eerste klasse kan men komen tot 37.50, maar er zijn op het oogenblik nog verscheidene agenten, die geen hoogeren rang hebben dan agent tweede klas. Er kunnen ten hoogste 10 a 12 agenten zijn, die 42.50 hebben. Al zijn de andere agenten nog zoo knap, wanneer zij niet bevorderd worden tot hoofdagent, krijgen zij geen salaris van 42.50 en men kan nu eenmaal niet een corps hebben, dat alleen uit hoofdagenten bestaat. Het betoog van den heer van der Laan was er een, zooals men al sedert jaren van de liberalen heeft gehoord; het was hier niet terzake dienende, maar hij wilde nog eens even uiting geven aan zijn liberaal beginsel van loonsverlaging en nog eens loonsverlaging. De heer van der Laan sprak over een concurrentie van de particuliere bedrijven met de Overheid, maar het is spreker niet duidelijk hoe de politie kan concurreeren met particuliere bedrijven. De heer van der Laan moet alleen spreken over zaken, waarvan hij op de hoogte is; zoo heeft hij gesproken over de bevoorrechte positie van het gemeentepersoneel, dat vacantietoeslag enz. zou genieten. Maar in Leiden heeft een vacantietoeslag nooit bestaan! De heer van der Laan heeft het woord „vacantietoeslag" niet genoemd. De heer Schüller mag geen dingen zeggen, die niet waar zijn. De heer Schüller heeft dit woord onmiddellijk opgeschreven, toen hij het den heer van der Laan hoorde zeggen. De heer van der Laan debatteert altijd op deze wijze, dat hij achteraf ontkent, dat hij iets gezegd heeft. Een loon van 27.voor de agenten tweede klas met proeftijd zou precies passen in de loonregeling van het politiepersoneel. Het verschil in salaris tusschen een agent tweede klas en een agent eerste klas en tusschen een agent eerste klas en een hoofdagent bedraagt telkens 1.en waarom moet dit verschil voor een ambtenaar, die voor het eerst in dienst komt, 2. bedragen? Men kan dit beroep niet met andere beroepen vergelijken; het beroep van agent is, vooral in Leiden, een zeer belangrijke en ook een zeer gevaarlijke positie, hetgeen ook in de belooning tot uitdrukking dient te komen. De agenten zijn ook verplicht dienst te doen bij de brandweer en dan wordt niet gevraagd, of hij slechts f 26.verdient, en of hij nog maar kort in dienst is. Dan wordt zijn volledige arbeidskracht geëischt; dan zullen, bij het klimmen b.v., deze jonge krachten misschien nog veel bruikbaarder zijn dan oudere agenten. Op al deze gronden begrijpt spreker niet dat er Baadsleden zijn, die zich tegen het amendement van der Voort verklaren. In verscheidene gemeenten is een salaris van 27.door de Kroon goedgekeurd. Men behoeft dus niet te zeggen, dat het Departement dit niet zou goed keuren; om die reden behoeft de Baad dit amendement niet af te wijzen. De Voorzitter ziet af van een beantwoording van den heer Schüller; spreker zou geen uitgebreide discussie wenschen over zaken, ten aanzien waarvan ieder raadslid zijn oordeel reeds heeft geveld. De heer van der Laan antwoordt den heer Schüller, dat hij het woord „salarisverlaging" niet genoemd heeft, doch dat hij alleen gewezen heeft op de gunstige positie van het Overheidspersoneel tegenover het personeel van de parti culiere bedrijven. Wat betreft de voordeelen, verbonden aan het bekleeden van een overheidsfunctie, heeft spreker genoemd vacantie, pensioen, toelagen voor liet bezit van diploma's, maar hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 7