148 MAANDAG 9 MEI 1938. Ambtenarenreglement Politie I. (Wilmer e.a.) te bevorderen. De eenige reden zou kunnen zijn, dat men het salaris van inspecteur niet voldoende acht voor iemand, die langen tijd behoorlijk zijn plicht gedaan heeft, en dat men dezen beloonen wil door aanstelling tot inspecteur eerste klasse. Spreker acht echter het voor de inspecteurs vastgestelde salaris toch niet aan den lagen kantin dit opzicht is instelling van dezen rang toch niet noodig. Spreker zou gaarne de redenen vernemen waarom het noodig is, alle inspecteurs tot inspecteur eerste klasse te kunnen benoemen. De heer Wilbrink sluit zich bij den heer Wilmer aan; ook spreker is het niet recht duidelijk, waarom men bij een bepaalden tak van dienst, waarbij een zekere rangorde be staat, practisch voor allen die bij dien tak van dienst werk zaam zijn, de gelegenheid wil open stellen om tot dien hoogsten rang op te klimmen, zoodat er dan geen enkele schakeering meer zal zijn. Bij de behandeling van het voorstel tot reorganisatie van de brandweer is er op gewezen, dat het onderbrengen van de brandweer bij de politie ook voor de gemeente voordeel zou opleveren, omdat de Commissaris van Politie zou op treden als commandant van de brandweer en naast dezen slechts ondergeschikte krachten aangesteld zouden moeten worden. Spreker heeft uit de stukken gelezen, dat men wenscht tot de benoeming van een tweeden hoofdinspecteur te kunnen overgaan, niet omdat de taak van de politie uit gebreid en verzwaard is, maar wel omdat men bij de brand weer een zoodanigen functionaris wil aanstellen als comman dant. Is de functie van commandant der brandweer te Leiden, welke functionaris werkt onder de leiding van den Com missaris van Politie, die hoofdcommandant is, zoo gewichtig, dat de salarieering moet worden opgevoerd van ruim 3.500. tot ruim 4.000.per jaar? Heeft de Eaad met de aan neming van het voorstel tot het instellen van een politie- brandweer geen kat in den zak gekocht? Bij de verdediging van dat voorstel voerde het College aan, dat de reorganisatie niet de aanstelling van dure ambtenaren met zich zou brengen, maar uit het thans aanhangige voorstel van het College meent spreker te kunnen concludeeren, dat het voor den Commissaris van Politie een bezwaar is, practisch als com mandant van de brandweer op te treden. Aan den Commissaris van Politie is een extra toelage van 500.toegekend waartegen spreker geen bezwaar heeft gehad en zich ook nu niet verzet maar indien nu naast hem een hoofdinspecteur als commandant wordt aangesteld, beteekent het eigenlijk, dat de leiding van de brandweer ruim 4.500.kost, terwijl zij met een bedrag van ruim 4.000.naar sprekers oordeel zeer behoorlijk is betaald. De Voorzitter zegt, dat zoowel naar zijn oordeel als naar de meening van het College het amendement van den heer Schüller den Burgemeester te veel vastlegt. Het is de bedoeling 8 brigadiers in dienst te houden, zoolang de dienst dit vereischt. Men moet echter dit aantal kunnen verminderen, indien men overtuigd is, dat voor een vermindering zeer ernstige redenen bestaan. Op het oogen- blik bestaan die zeer ernstige redenen niet. Indien de beer Schüller wil aannemen, dat het de bedoeling is, steeds zooveel brigadiers in dienst te houden als noodig is, kan hij zijn amendement intrekken ten gunste van bet amendement van den heer Eikerbout. Het amendement-Schüller is, zooals het luidt, zeker niet aanvaardbaar. Het College heeft tegen het amendement van den heer Eikerbout geen bezwaar, al wil spreker zich niet geheel vast leggen op of zijn instemming betuigen met hetgeen de heer Eikerbout ter verdediging van zijn amendement heeft gezegd. Het College gaat echter uit van de volgende over wegingen. Op het oogenblik telt de dienst 8 brigadiers. Toen het College zich bereid verklaarde, zooveel mogelijk aan de suggestie van het Departement, om het aantal brigadiers van 10 tot 7 terug te brengen, te voldoen en daarom voor stelde, dat niet meer dan 8 ambtenaren in dezen rang werk zaam zouden zijn, heeft het er niet dadelijk aan gedacht, dat het een goede gewoonte is geworden een agent le klasse, die voor bevordering tot hoofdagent in aanmerking komt, eerst den rang van brigadier als een soort van doorgangs rang" toe te kennen, opdat men kan beoordeelen (doordat hij in dezen rang ongeveer hetzelfde werk moet verrichten, dat hij als hoofdagent te doen zal hebben) of hij inderdaad voldoet aan de eischen, die men aan een hoofdagent mag stellen. De mogelijkheid daartoe vervalt, wanneer men gebonden is aan een totaal van 8 brigadiers; wanneer deze plaatsen alle vervuld zijn, is het niet meer mogelijk een agent eerste klasse, dien men tot hoofdagent wil bevorderen, tijdelijk in rang te verhoogen tot brigadier, om te kunnen Ambtenarenreglement Politie I. (Voorzitter.) beoordeelen of hij geschikt is voor hoofdagent. Daarom is het wel gewenscht, twee brigadiersplaatsen beschikbaar te houden voor agenten, die in aanmerking komen voor bevor dering tot hoofdagent. Dit is ook de reden, waarom er op het oogenblik 9 brigadiers zijn, terwijl er slechts behoefte is aan 8. Het College ontraadt dus aanneming van het amendement- Elkerbout in het geheel niet; het heeft, zooals gezegd, aan vankelijk niet gedacht aan de wenschelijkheid, een tweetal brigadiersplaatsen open te houden voor agenten eerste klasse, die men tot hoofdagent wil bevorderen. Het College aan vaardt dit natuurlijk gaarnehet beteekent voor de gemeente zelfs een kleine besparing, omdat men dan niet onmiddellijk behoeft over te gaan tot aanstelling van een hoofdagent, die een hooger salaris heeft, maar kan volstaan gedurende een jaar met benoeming tot brigadier. De argumenten, in Ingekomen Stukken No. 89 opgenomen ten gunste van uitbreiding van de mogelijkheid van be noeming tot inspecteur eerste klasse, spreken voor zich zelf dit in antwoord aan den heer Wilmer. Inderdaad is het gewenscht, de mogelijkheid te scheppen, meer dan 3 inspec teurs tot inspecteur eerste klasse te bevorderenanders zou het toch niet mogelijk zijn, om, zooals totnutoe gebruikelijk was, de inspecteurs, die gedurende 6, 8 of 10 jaren behoorlijk dienst gedaan hebben, tot inspecteur eerste klasse te bevor deren. De heer Wilmer vraagt, waarom nu alle 7 of 8 inspec teurs tot inspecteur eerste klasse bevorderd moeten worden. Theoretisch is het mogelijk, dat men 7 of 8 inspecteurs eerste klasse zal krijgen, maar in de praktijk zal dit niet voor komen en het is ook nog nooit voorgekomen. De beperking van het aantal inspecteurs eerste klasse tot 3, die min of meer door het Departement is opgedrongen, is naderhand gebleken niet in dien vorm noodzakelijk te moeten worden aanvaard, omdat de Kroon aan andere gemeenten ten aan zien van het aantal inspecteurs le klasse ook de vrijheid gelaten heeft, dit te bepalen tusschen 0 en een bepaald maximum; ook in de verordeningen van de hier bedoelde gemeenten toch komt een bepaling voor, dat er kunnen zijn ten hoogste een bepaald aantal ambtenaren in de rangen van adjunct-inspecteur, inspecteur en inspecteur eerste klasse. Het College heeft die bepaling opgenomen zonder natuurlijk ook maar in het minst de bedoeling te hebben, dat nu ook alle inspecteurs tot inspecteur eerste klasse zouden moeten worden bevorderd. Het zal in de praktijk ook wel nooit voorkomen, dat alle inspecteurs ten minste 10 dienstjaren hebben en dus allen voor bevordering tot inspecteur le klasse in aanmerking zouden komen. De heer Wilmer vraagt, waarom dan ook niet alle agenten tot brigadier benoemd kunnen worden. Er is echter toch inderdaad verschil tusschen beide gevallen. Men heeft agenten eerste klasse en tweede klasseagent eerste klasse is een eindrangwel kan men uit dien rang bevorderd worden tot brigadier en hoofdagent, maar dat is niet voor ieder weg gelegd. De rang van inspecteur tweede klasse is echter geen eindrang, behoeft dit althans niet te zijn; deze inspecteurs zul len echter gewoonlijk jonger zijn dan de inspecteurs le klasse. De heer Wilmer behoeft dus niet te vreezen, dat men zal over gaan tot de aanstelling van 7 of 8 inspecteurs le klasse, alleen omdat het artikel, zooals het nu luidt, daartoe de mogelijkheid openlaat. De regel is, dat iemand, die aan gesteld wordt als adjunct-inspecteur, na eenigen tijd inspec teurtweedeklasse wordt en dan eerst na zeer langen tijd, indien hij bovendien volkomen beantwoordt aan de eischen, die voor de bevordering tot den hoogeren rang worden gesteld, tot inspecteur le klasse wordt benoemd. Spreker vreest, dat gelet op hetgeen in andere corpsen geschiedt het voor den dienst niet goed zou zijn, indien men hier de mogelijkheid van bevordering van inspecteur tot inspecteur le klasse uitschakelde. De bevordering van inspecteur le klasse tot hoofdinspecteur is een gansch andere zaak. In ieder geval is het niet de bedoeling, nu op eenigszins groote schaal over te gaan tot de benoeming van inspecteurs le klasse; hoogstens kan een enkele van de inspecteurs bevorderd worden, omdat hij 8 of 10 jaar dienst als inspecteur heeft gedaan en als zoodanig geheel heeft voldaan. Het is overigens de bedoeling het mogelijk te maken, dat men twee hoofdinspecteurs in dienst heeft. Hierbij is wel degelijk gedacht aan de mogelijkheid, dat men het te zijner tijd wenschelijk acht, den inspecteur le klasse, die belast is met de leiding van de brandweer, tot hoofdinspecteur te bevorderen, hetgeen niet zoo vreemd is, nu de brandweer veel ingewikkelder is geworden dan zij vroeger was en aan de leiding veel hoogere eischen stelt met betrekking tot tech nische kennis en wetenschappelijke ontwikkeling op dit gebied. Hiermede hangen samen de moeiüjkheden, welke men in de gemeente zal hebben te overwinnen ten aanzien van den luchtbeschermingsdienst, waarvan de leiding voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 4