154 MAANDAG 9 MEI 1938. Ambtenarenreglement Politic I. (Voorzitter e.a.) stande evenwel, dat het bedrag der uitkeering gelijk is aan een vierde gedeelte van de bezoldiging, welke de overleden ambtenaar gedurende het aantal volle maanden (volle weken), dat hij in vasten dienst met een proeftijd of in tijdelijken dienst was, heeft genoten, dat het bedrag der uitkeering niet lager is dan de bezoldiging over een maand (vier weken) en niet hooger dan de bezoldiging over drie maanden (dertien weken." De heer Eikerbout wijst er op, dat de door hem voor gestelde redactie geheel conform de regeling in het Ambte narenreglement is. De voorstellers van het amendement zijn uitgegaan van de gedachte, dat de ambtenaren der politie behooren tot de ambtenaren der gemeente Leiden en dat het daarom beter is, dat de overeenkomstige bepaling van het Ambtenaren reglement in deze verordening meer tot uitdrukking wordt gebracht. De Voorzitter zegt, dat het Departement min of meer aangedrongen heeft op de invoering van de Eijksregeling. Bij vergelijking van deze regeling met de regeling, welke voor de overige ambtenaren der gemeente is vastgesteld, is het aan het College gebleken, dat de eerste voor de nagelaten betrekkingen van ambtenaren der politie met een salaris van minder dan ƒ3.000.per jaar voordeeliger is dan de laatste, zij het dan ook, dat het verschil niet groot is, doch voor de nagelaten betrekkingen van ambtenaren, wier salaris meer dan 3000.bedroeg, nadeeliger. Indien de Baad wenscht, dat de regeling conform de regeling voor de overige ambtenaren der gemeente zij, neme hij het amendement aan. Spreker heeft slechts het verschil tusschen beide regelingen in het licht willen stellen. De heeren Eikerbout en Wilmer trekken hun amende ment in. De Voorzitter constateert, dat de heeren Eikerbout en Wilmer hun nieuw amendement eveneens hebben ingetrokken. Artikel 42 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming en de artikelen 43 en 44 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 45, waarbij tevens aan de orde komen een amendement van den heer van der Voort, luidende „Ondergeteekende stelt voor art. 45 van Hoofdstuk IV te lezen als volgt: Gehoord den Commissaris van Politie, kan op voorstel van den Burgemeester door Burgemeester en Wethouders wegens bijzondere omstandigheden, waaronder begrepen langdurige trouwe dienst den ambtenaar een belooning worden toegekend." en het amendement van de heeren Eikerbout en Wilmer, luidende „Aan te vullen met het bepaalde in Art. 70 van het Ambtenarenreglement (alinea I wordt II, alinea II wordt III), luidende II. Wegens bijzondere verdiensten, buitengewone toe wijding of 25 resp. 40 jarigen loffelijken dienst, kunnen Burgemeester en Wethouders den ambtenaar/werkman één of meer der volgende belooningen toekennen; a. Een schriftelijke tevredenheidsbevestiging; b. Buitengewoon verlof met behoud van wedde; c. Een gratificatie, hetzij in den vorm van een som geld ineens, hetzij in den vorm van een tijdlijke toelage boven de wedde, in dezelfde termijn als deze laatste uit te betalen; d. Een geschenk in anderen vorm dan in dien van geld. III. Voor de bepaling van den 25 resp., 40 jarigen diensttijd komt alleen in aanmerking de op grond van deze verordening niet onderbroken tijd als ambtenaar/werkman krachtens tijdelijke en vaste aanstelling in dienst der gemeente door gebracht; alleen de diensttijd onderbroken is geweest wegens een eervol ontslag op grond van Artikel 84 eerste lid onder L. (van de verordening houdende regeling van den rechts toestand van den ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden) telt de daarvoor in aanmerking komende tijd vóór de onderbreking mede." De heer Sehüller trekt namens den heer van der Voort diens amendement in. De heer Eikerbout trekt mede namens den heer Wilmer zijn amendement in. Ambtenarenreglement Politic I. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter constateert, dat het amendement van den heer van der Voort en dat van de heeren Eikerbout en Wilmer ingetrokken zijn, en deelt mede, dat is ingekomen een amendement van de heeren Sehüller, Eikerbout en Wilmer, luidende: Ondergeteekenden stellen voor aan art. 45 van het ontwerp- Ambtenarenreglement Politie I een tweede en derde lid toe te voegen, luidende: „2. De Burgemeester kan aan een ambtenaar op weekloon, die gedurende 25 resp. 40 jaren in dienst der gemeente is werkzaam geweest, een gratificatie verleenen ten bedrage van ten hoogste 25.resp. 40.Aan den ambtenaar op jaarwedde kan in zoodanige gevallen door den Burgemeester een geschenk in anderen vorm dan in dien van geld worden gegeven, naar regelen door Burgemeester en Wethouders vast te stellen. 3. Voor de berekening van den in het tweede lid bedoelden diensttijd komt alleen in aanmerking de niet-onderbroken tijd als ambtenaar krachtens tijdelijke en vaste aanstelling in dienst der gemeente doorgebrachtalleen indien de dienst tijd onderbroken is geweest wegens een eervol ontslag, dat tot toekenning van wachtgeld leidde, telt de daarvoor in aanmerking komende tijd vóór de onderbreking mede". De heer Sehüller zegt, dat het amendement strekt om den bestaanden toestand te bestendigen en de voorstellers in tegenstelling met het College van meening zijn, dat het in de verordening moet worden vastgelegd. In Alkmaar, Deventer, Kampen, Middelburg en Utrecht geldt dezelfde regeling voor de politie. Ook de overige leden van het ge- meentepersoneel ontvangen bij jubilea een gratificatie. De Voorzitter zegt, dat het College het niet dringend noodig acht, bij jubilea een gratificatie toe te kennen en spreker vraagt zich af, of het wel verstandig is, het te doen. De Baad moet dit echter voor zich zelf uitmaken; het is trouwens ook niet de Minister zelf, die het College de in de toelichting van het artikel vermelde mededeeling heeft gedaan. De heer Eikerbout gelooft, dat het sop de kool niet waard is. In het jaar 1936 is blijkens de rekening de som van 100. aan gratificaties aan het politiepersoneel uitgekeerd. De Baad kan dus wel de kans wagen, of de Minister deze bepaling zal goedkeuren. Men moet in dezen geen uitzondering maken voor de ambtenaren der politie. De heer Goslinga herinnert den Baad er aan, dat het College in zijn vorige samenstelling als bezuinigingsmaatregel de schrapping van alle gratificaties heeft voorgesteld. De Baad heeft door de aanneming van het amendement-van Bosmalen de gratificaties hersteld. Spreker heeft nooit het verdienstelijke gezien in het feit, dat iemand een aantal jaren blijft leven en acht een schrifte lijke tevredenheidsbetuiging van veel meer waarde voor den jubileerenden ambtenaar dan een gratificatie. Hoewel de zaak niet van groote beteekenis is, zal spreker tegen het amendement stemmen. De heer Wilbrink zal gaarne stemmen voor het amendement. Een agent van politie, die na 25 jaar dienst te hebben gedaan, een schriftelijke tevredenheidsbetuiging van zijn superieuren ontvangt, zal daarmede zeer zeker in zijn schik zijn en haar bij de viering van zijn jubileum aan alle feestgenooten toonen. Bij zoo'n feest behoort een tastbaar blijk van belangstelling en waardeering. Bijksambtenaren, die 25 jaar in dienst zijn geweest, krijgen vaak een lintje en zijn daarmede soms veel meer verheerlijkt dan met een gratificatie. De ambtenaren der politie zullen zich echter wel zoozeer gemeente-ambtenaar gevoelen, dat zij ten aanzien van de toekenning van een gratificatie bij een jubileum met de overige gemeente-ambtenaren gelijkgeschakeld willen worden. Het amendement van de heeren Sehüller, Eikerbout en Wilmer wordt aangenomen met 30 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Goslinga. Het aldus geamendeerde artikel 45 wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 46 tot en met 66 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 10