48 worden betaald dan aanvankelijk geraamd was, zoodat tenslotte de hoogere uitgaaf aan rente op dezen post 125.625.82.865.79 42.759.21 bedraagt. Door de inschrijvers op de obligatielee- ningen van 21 December f 936 en van 22 Februari 1937 werd echter 19.046.04 aan rente bijgestort, terwijl in verband met de ver laging van den rentevoet van de 6 geld- leening der Rijksverzekeringsbank, door die instelling een bedrag van 9.066.67 in de gemeentekas werd teruggestort. De hoogere uitgaaf aan rente, waarin nog moet worden voorzien bedraagt dus uiteindelijk 14.646.50, nl. 42.759.21 28.112.71 (ƒ19.046.04 ƒ9.066.67), welk bedrag ruim schoots kan worden gevonden door verlaging van den uitgaafpost „Rente en provisie van tijdelijk ter voorziening in de behoefte aan kasgeld opgenomen gelden". Zooals wij toch reeds opmerkten, werd bij de raming van dien post bereids met de rente van nieuw te sluiten geldleeningen rekening gehouden. Genoemd volgnummer kan dan ook met een aanzienlijk bedrag worden verlaagd. Zie de toelichting bij de verlaging van be doeld volgnummer hierachter. Ten slotte wordt er nog de aandacht op gevestigd, dat tengevolge van de conversie van verschillende geldleeningen de gemeente van de bedrijven een lager bedrag aan rente terug ontving dan was geraamd, doch hiertegenover komt deze rentebesparing bij de bedrijven weer tot uiting in de exploitatieresultaten. In verband met het bovenstaande moeten een elftal renteposten met tezamen 92.689.19 worden verhoogd, terwijl veertien posten met tezamen 49.929.98 moeten worden verlaagd, zoodat de verhooging van den verzamelpost ten slotte bedraagt 92.689.19 49.929.98 42.759.21. Zie voorts de toevoeging aan de ontvangsten van 22 posten met tezamen 28.112.71 wegens bijbetaalde rente enz. (zie hiervoor). De uitgaaf op volgn. 281, geraamd op 7.944.bedraagt 8.727.48, d.i. 783.48 meer. Volgn. 282. Aflossingen van geldleeningen De gewone aflossing op geldleeningen be draagt over 1937 728.274.27, zoodat aan vulling van de terzake uitgetrokken som van 642.336.met 85.938.27 noodzakelijk is. De oorzaken van deze hoogere uitgaaf zijn de navolgende: Het dienstjaar 1937 werd belast met de le aflossing ad 48.238.27 in totaal van een drietal onderhandsche geldleeningen, welke in 1936 werden gesloten in verband met de aflos sing op 31 December 1936 van de 5 vijfjarige obligatieleening van 1931, groot 2.000.000. Voorts waren op dezen post geen gelden uitgetrokken voor de le aflossing ad 37.500. van de krachtens Raadsbesluit van 21 Decem ber 1936, gesloten 3obligatieleening, groot 1.500.000.terwijl door de conversie van het restant ad 750.000.van de 4 obli gatieleening van 1911, de desbetreffende aflos sing van 50.000.tot 50.200.werd ver hoogd. Hiertegenover staat echter in de eerste plaats een vermindering van de overboekingen van den gewonen dienst op den kapitaaldienst terzake van de aflossingen van geldleeningen verstrekt aan bedrijven met een bedrag van 42.463.25 n.l. op volgn. 652 met 30.18, op volgn. 661 met 42.411.87 en op volgn. 671 met 21.20. Zie de wijzigingen van den kapitaaldienst op den begrootingsstaat. Vervolgens kan, nu de aflossing over 1937 van de 3 J obligatieleening van 1936, groot 1.500.000.op de begrooting wordt gebracht, de op Hoofdstuk XV (volgn. 719) geraamde bijdrage ad 43.375.aan den kapitaaldienst voor reserveering van aflossingen van nog niet in een vaste leening opgenomen kapitaalsuit gaven met 31.787.50 worden verlaagd. Zie op den begrootingsstaat ook de verlaging van volgn. 849 der ontvangsten van den kapitaaldienst met 31.787.50. 1.438.12 Door een en ander wordt in de dekking van de hierboven genoemde hoogere uitgaaf van 85.938.27 reeds door een bedrag van 74.250.75 42.463.25 31.787.50) voorzien. Het bedrag ad 85.938.27 moet over een 16-tal posten worden verdeeld. Op volgn. 282 bedragen de uitgaven 8.280.12 of 1.438.12 meer dan de uitgetrok ken som van 6.842. Volgn. 282a. Restitutie aan het Rijk van te veel ontvangen garantieuitkeering over het tijdvak 1935/1936 uit het Gemeentefonds ingevolge artikel 3 onder c. der wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad No. 388, sooals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 4 Maart 1935 Staats blad No. 74) nieuw volgnummer)17.343.45 De voorloopige uitkeering ter zake bedroeg 440.584.56; de garantie-uitkeering werd definitief vastgesteld op 423.241.11, d. i. 17.343.45 minder. Zie daarentegen de toevoeging aan de ont vangsten van volgn. 5a met 19.270.53. Volgn. 288. Bewaring van gearresteerden. 6.50 De uitgaven ter zake, geraamd op 250. bedragen 256.50. De vergoeding van het Rijk in de boven genoemde kosten, geraamd op 200.zal ƒ206.80 bedragen. Zie de verhooging van volgn. 23 der ont vangsten met 6.80. Volgn. 289a. Gratificatiën aan gemeente ambtenaren bij gelegenheid van de vervulling van hun 25-jarigen of 40-jarigen diensttijd 125. Voor de uitkeering van bovenbedoelde gra tificatiën is op volgn. 277 een bedrag van 200.uitgetrokken. De uitgaven ter zake hebben over 1937 260.bedragen, waarvan behoort te worden verantwoord op hoofdstuk III 125.en op hoofdstuk VI 135. Vermits op hoofdstuk II geen uitgaven be hoefden te worden gedaan, kan volgn. 277 met 200.worden verlaagd. Zie de verlaging van dat volgnummer met 200.—. Volgn. 290. Uitkeeringen als bedoeld bij art. 91 van het ambtenarenreglement 1934. 2.14 De uitkeering aan den gewezen brandwacht van Staden, berekend naar 15.— per week, vereischte over 1937 een uitgaaf van 782.14; de raming bedroeg 780. Volgn. 307. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk III komende1.140.34 Zie de toelichting bij volgn. 281. Volgn. 308. Aflossing van geldleeningen ten las te van Hoofdstuk III komende1.793.70 Zie de toelichting bij volgn. 282. Volgn. 318. Bijdrage aan de centrale gemeente in de kosten van den keuringsdienst ingevolge de Warenwet480.80 Het aandeel van de gemeente Leiden in de kosten van den keuringskring Haarlem be draagt over 1937 6.980.80. Aanvulling van de zeer globaal geraamde som van 6.500.met 480.80 is dientengevolge noodig. Volgn. 337. Aflossing van geldleeningen ten laste van hoofdstuk V komende1.138.69 Volgn. 373. Teruggave van belastingen en heffingen, welke op Hoofdstuk VI worden ver antwoord863.94 De terugbetaling, na reclame, van straat- belasting enz. vereischte over 1937 eene uitgaaf van ƒ1.163.94; een bedrag van ƒ300.was uitgetrokken. Volgn. 378a. Gratificatiën aan gemeente ambtenaren bij gelegenheid van de vervulling van hun 25-jarigen of 40-jarigen diensttijd nieuw volgnummer)135. Zie de toelichting bij volgn. 289a. Volgn. 382. Straatbelasting2.28 De uitgaaf ter zake, geraamd op 45.be draagt 47.28. Volgn. 385. Kosten ter zake van het verleenen van een kindertoeslag aan gemeente-ambtenaren en -werklieden1.141.44 De ter zake ten laste van hoofdstuk VI komende uitgaven bedragen ƒ7.141.44; een bedrag van 6.000.was uitgetrokken. Volgn. 386. Rente van geldleeningen ten laste

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 2