MAANDAG 11 MAART 1933.
135
Wering van ontsierende reclame; e.a.
(Goslinga e.a.)
De heer Goslinga gevoelt meer voor invoeging van een
adviseerende instantie, vóór de beslissing door het College.
Dit is staatsrechtelijk veel juister. Het College is ook voor
zijn beslissingen, genomen op advies van de Commissie,
interpellabel in den Raad. Het is een quaestie van huis
houding van de gemeente, niet van zelfbestuur. Het Neder-
landsche staatsrecht kent echter niet vernietiging van be
sluiten van Burgemeester en Wethouders door een Commissie.
De Voorzitter zegt, dat het ook anders mogelijk is. De
motie van den heer van Eek vraagt alleen instelling van
een beroepsinstantie. Men kan dit regelen zooals men wil,
en ook vooraf advies doen inwinnen.
De heer Gosling a is het eens met de Raadsleden, die een
College van 35 leden niet in staat achten hierover een be
slissing te nemen.
De motie van den heer van Eek wordt aangenomen
met 21 tegen 11 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Snel, van der Voort, van der
Reijden, Schiiller, Hessing, van Stralen, Verweij, Wiirtz,
Carton, van Weizen, Groeneveld, Wilmer, mevrouw Brag-
gaar, de heeren van Eek, Lombert, mevrouw de Cler, de
heeren Valentgoed, Jongeleen, Dubbeldeman, van der Laan
en van der Kwaak.
Tegen stemmen: de heeren Beekenkamp, van Rosmalen,
Goslinga, van der Tas, Wilbrink, Tepe, Splinter, de Reede,
Coster, Eikerbout en Tobé.
In verband hiermede wordt de verdere behandeling van
het voorstel aangehouden.
De heeren Manders en Bergers hadden inmiddels de ver
gadering verlaten.
XIX. Voorstel tol het vaststellen van een verordening, op
het verstrekken van boeken, enz. aan minderjarigen, be
neden den leeftijd van achttien jaar, door openbare lees
bibliotheken, tevens praeadvies op het voorstel van den lieer
Beekenkamp inzake het ontwerpen van een regeling tot het
weren van obscene lectuur uit openbare uitleenboekerijen en
leesbibliotheken. (41)
De heer Elkcrbout heeft tegen deze verordening niet veel
bezwaar; het zal aankomen op de practische uitvoering ervan.
Er zijn echter verschillende vereenigingen, die aan haar
leden boeken uitleenen, terwijl die leden jonger dan 18 jaren
zijn. Spreker heeft den indruk, dat deze vereenigingen niet
onder deze verordening zullen vallen, omdat daarin ge
sproken wordt van openbare leesbibliotheken. Men kan
echter ook vereenigingen hebben, die openbare bibliotheken
hebben. Spreker noemt sociale en wijkvereenigingen, Reuvens,
e.d. Deze vereenigingsbibliotheken geven in het openbaar
boeken uit, waarvan gezegd kan worden, dat het goede
boeken zijn.
Het is soms zeer moeilijk na te gaan, of iemand reeds 18
jaar is, vooral bij meisjes, die flink uit de kluiten gewassen
zijn en wel een geboorte-akte of het trouwboekje van haar
ouders mogen meebrengen. Indien men haar van zijn twijfel
doet blijken, zijn zij vaak beleedigd.
Ook vreest spreker moeilijkheden met de politie door het
medegeven van boeken aan kinderen, bestemd voor de
ouders dier kinderen.
Spreker vraagt een nadere aanduiding van de waarborgen,
bedoeld in art. 3. Ieder, die van het bibliotheekwezen op
de hoogte is, weet, welk een rompslomp de voorgestelde
administratieve maatregelen met zich meebrengen. Zal het
College er genoegen mede nemen, dat de eigenaar of beheerder
van een bibliotheek verklaart, dat de lectuur van zijn biblio
theek goed en ook voor personen beneden de 18 jaar niet
schadelijk is?
De Voorzitter kan de moeilijkheid van den twijfel aan den
leeftijd niet wegnemen, maar acht een onderzoek in twijfel
gevallen niet al te hinderlijk, daar degenen, die van de
bibliotheken gebruik maken, hun naam en adres moeten
mededeelen.
Aan kinderen beneden den leeftijd van 18 jaar, die boeken
of andere stukken voor hun ouders komen halen, mogen
deze boeken of stukken niet anders dan op vertoon van een
schriftelijke verklaring van de ouders worden meegegeven.
Er zijn verscheidene bibliotheken denkbaar, die zoodanige
waarborgen bieden, dat zij geen boeken hebben, die niet in
Wering van obscene lectuur uit leesbibliotheken; e.a.
(Voorzitter e.a.)
handen van minderjarige kinderen beneden den leeftijd van
.18 jaar mogen komen, dat men den houder of eigenaar
zonder bezwaar de in art. 3 bedoelde ontheffing kan ver-
leenen. Op de een of andere wijze moeten zij het College
daarvan dan overtuigen. Spreker kan zich voorstellen, dat
men aanneemt dat de boeken van de bibliotheek van de
Vereeniging tot bestrijding van drankmisbruik door ieder
gelezen mogen worden; het is ook mogelijk, dat men heeft
een bibliotheek uitsluitend van kinderboeken, of een biblio
theek, die zich op godsdienstig gebied georiënteerd heeft.
Dit is zeer goed te beoordeelen. Men moet daarbij natuurlijk
afgaan op bet oordeel van den deskundige, den Commissaris
van Politie, die dit zal moeten onderzoeken.
De artikelen 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 3.
De heer Tobé verzoekt het College de verzekering te
geven, dat de in dit artikel bedoelde ontheffing niet en gros
gegeven zal worden, maar geval voor geval zal worden
onderzocht.
De Voorzitter zegt, dat dit ongetwijfeld de bedoeling is.
Artikel 3 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Artikel 4 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter doet alsnu namens Burgemeester en Wet
houders het volgende spoedeischend voorstel:
Van den heer W. Bink, alhier, q.q. is een verzoek inge
komen om van de gemeente te mogen koopen een perceel
bouwterrein aan de Timorstraat.
Met adressant is overeenstemming bereikt over den ver
koop van het op de overgelegde kaart met arceering aan
gegeven terrein, groot 380 M2., tegen den prijs van 9,
per M2., De heer Bink kan zich bovendien vereenigen met
de aan den verkoop te verbinden voorwaarden.
Met de Commissie van Fabricage is het College van oor
deel, dat tegen dezen grondverkoop op den aangegeven voet
geen bezwaren bestaan. Burgemeester en Wethouders geven
mitsdien in overweging aan W. Bink, te Leiden, q.q. te ver-
koopen het op de overgelegde kaart met arceering aangeduide
gedeelte bouwterrein aan de Timorstraat en aan de t.z.t. door
te trekken Balistraat, ter breedte van 20 M. en ter diepte
van 19 M., en derhalve groot ±380 M2, kadastraal bekend
gemeente Leiden, sectie N No. 1073 (ged.), voor den prijs
van 9.per M2., en onder de mede overgelegde voor
waarden.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van den Voorzitter tot dadelijke behandeling van
dit voorstel is besloten, wordt eveneens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming, overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter stelt ten slotte aan de orde de interpellatie van
den heer Goslinga inzake de uitvoering van het door den
Raad op 13 December 1937 aangenomen voorstel van mevrouw
Braggaar om in plaats van klompen, schoenen te verstrekken
aan de leerlingen, die sehoolkinderkleeding genieten.
De heer Goslinga heeft dit voorstel van mevrouw Braggaar
meer opgevat als een motie, omdat de verzorging van de
schoolkinderen niet rechtstreeks door de gemeente geschiedt,
maar door een vereeniging. Spreker was zeer belangstellend,
hoe de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en -kleeding
op dit voorstel van mevrouw Braggaar zou reageeren. Deze
Vereeniging heeft zich altijd verklaard tegen een vervanging
van de verstrekking van klompen door een verstrekking-
van schoenen, omdat een verstrekking van schoenen in het
geheel niet in verband stond met het doel van die verstrek
king, n.l. het tegengaan van schoolverzuim. Dit is de offi-
cieele band tusschen de gemeente en de Vereeniging, n.l.
de band van de Leerplichtwet. De vereeniging nu stond op
het standpunt, dat een verstrekking van één paar schoenen
in de 10 maanden meer een bevordering dan een tegengaan
van het schoolverzuim is. De Vereeniging, die zelfstandig is,
en door de gemeente gesteund wordt, heeft daarover zelf
standig te beslissen.
Is de vereeniging blijven staan op het standpunt, dat zij
jarenlang heeft verdedigd,- of heeft het College haar bedreigd