VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938. 105 Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Braggaar e.a.) op de opmerking in de Memorie van Antwoord en de op merking, die de heer Verweij in zijn antwoord heeft gemaakt, over de eventueele opheffing van het bureau. Zoodra een voorstel te dien aanzien wordt ingediend, zal spreekster er nog wel het hare over zeggen. Wat de kraamverzorging betreft, ontkent spreekster niet, dat vele vrouwen zich in ziekeninrichtingen laten opnemen, maar voor spreekster staat vast, dat de onderhoudsplicht velen er van doet terugschrikken hulp aan Maatschappelijk Hulpbetoon te vragen, omdat zij anders met hun familie in groote moeilijkheden kunnen komen. De a.s. moeders voorzien zich dan van de hulp van onervaren personen. De Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon heeft den alimentatieplicht grondig behandeld. Spreekster kon zich ook vereenigen met de regeling, die ten aanzien daarvan was ontworpen. Op het oogenblik beschikt de Commissie niet over een ambtenaar, wien zij dit bijzondere werk kan opdragen, want hij, die met dit werk wordt belast, moet over bijzondere gaven beschikken. Spreekster heeft deze zaak meermalen besproken in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, die steeds wilde wachten op de samenvoeging van Maatschappelijk Hulpbetoon met den dienst van Sociale Zaken. Volgens spreekster is het ongewenscht, omdat vele jonge moeders van het wachten de dupe worden. Spreekster is het volkomen eens met den heer Beekenkamp, dat op de ouders in de eerste plaats de plicht rust, voor de voeding van hun kinderen te zorgen. Het betoog van den heer Beekenkamp was echter negatief, want ook hij weet, dat de ouders daartoe niet in staat zijn, aangezien den kinderen geen voedsel wordt verstrekt voordat uit het onder zoek, door Maatschappelijk Hulpbetoon ingesteld, is gebleken, dat zij het inderdaad niet kunnen. De heer Beekenkamp sprak van andere instellingen, maar weet nog veel beter dan spreekster, hoe moeilijk de diaconieën het met de financiën hebben. Twee jaar geleden verzorgde de Gereformeerde Kerk nog zelf degenen, die steun vroegen; thans is zij daartoe niet geheel meer in staat en worden gereformeerden ook door Maat schappelijk Hulpbetoon ondersteund. Evenzoo is het gesteld met de diaconie van de Nederduitsch-Hervormde Gemeente: men moet zich thans bepalen tot het verleenen van steun aan ouden van dagen, zieken en zwakken. Het is niet moeilijk te zeggen, dat op de schoolkinder voeding moet worden bezuinigd. Men mag daarbij echter niet nalaten te vermelden, waarvan de ouders hun kinderen kunnen voeden en kleeden. Spreekster hoopt, dat de heer Beekenkamp haar alsnog de berekening wil verstrekken, waaruit blijkt dat de onder steunden toekunnen met een geringer bedrag dan hun op het oogenblik wordt gegeven. De heer van der Voort sluit zich volkomen aan bij de opmerkingen, die de Voorzitter heeft gemaakt aan het adres van den heer Lombert over het behandelen in tweeden termijn van onderwerpen, die in eersten termijn niet aan de orde zijn gesteld. Indien men op het betoog van den heer Lombert was voor bereid, zou men daartegen vele argumenten kunnen aan voeren. Spreker volstaat nu met de verwijzing naar de Lichtfabrieken als voorbeeld van een goed georganiseerd en vlug werkend bedrijf. Spreker meent namens de geheele sociaal-democratische fractie te kunnen verklaren, dat zij aanneemt, dat de Wet houder van Fabricage op de uitvoering van gemeentewerken zal toezien, alsof het zijn eigen werken waren. Spreker betreurt het, dat Wethouder Tepe ten aanzien van het slapend houden van het wachtgeld uitsluitend let op de vraag, of het billijk is, dat alleen voor den wachtgelder, die opnieuw te werk wordt gesteld, de termijn van het wacht geld wordt verlengd. Het is voor een overheidsbedrijf een bezuiniging, wanneer het op het oogenblik, dat een ambtenaar door de reorganisatie van het bedrijf overbodig wordt, hem op wachtgeld stelt. Het is dan ook billijk, dat het wachtgeld van dezen ambtenaar slapend wordt gehouden, wanneer hij opnieuw te werk wordt gesteld. Op het oogenblik, dat een wachtgelder te werk wordt gesteld, vervalt zijn wachtgeld en ontvangt hij het volle loon en daarom is het volkomen logisch, dat de 70 wacht geld, die hij anders zou ontvangen, worden uitgesteld tot het oogenblik, waarop hij opnieuw ontslagen wordt. De Wethouder ontkent dit nu, omdat een ambtenaar of werkman het wachtgeld niet noodig heeft, aangezien hij werkt, maar iemand, die zijn taak volledig verricht, heeft ook recht op het volle salaris en niet op 30 daarom is het Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (van der Voort e.a.) logisch, dat het wachtgeld gedurende den termijn van zijn aanstelling slapende wordt gehouden. De regeling in Arnhem gaat veel verder dan spreker wenscht. Bovendien past een semi-overheidsbedrijf, waarvan het personeel vele malen grooter is dan het gezamenlijke personeel van de gemeente Leiden, dezelfde regeling toe als spreker heeft gevraagd. Spreker dringt volkomen op billijkheidsgronden bij den Raad aan op aanneming van het voorstel van den heer Eikerbout en hem (Ko. 12). Spreker ontving nog gaarne een antwoord van het College op sprekers opmerking over de wijziging van art. 17 sub b van de Verordening, houdende reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden. De heer Tepe zegt toe, dat het College bij de samenstelling van het praeadvies tevens onder de oogen zal zien het sprekende voorbeeld, dat de heer van der Voort heeft gegeven, en den Raad de meening van het College daarover zal mede- deelen. De heer Snel heeft er bezwaar tegen, dat men hem verwijt een lange redevoering te hebben gehouden. Men had beter gedaan met een opmerking te maken aan het adres van die leden, die in elke Raadsvergadering urenlange betoogen houden dan zich tot hem te wenden, nu hij heeft gemeend bij deze gelegenheid dezen tijd te moeten gebruiken. Spreker heeft ernstig bezwaar tegen de uitlating van den Voorzitter, dat spreker 45 minuten zou hebben noodig gehad om zijn oordeel over den huidigen Minister van Sociale Zaken te geven. Spreker heeft een niet onbelangrijk gedeelte van dezen tijd gebruikt om te zeggen, hoe men in Christelijke, maar vooral in Roomsch-Katholieke kringen over dezen Minister denkt. De heer Wilmer had dan ook niet het recht, zich bij deze uitlating van den Voorzitter aan te sluiten. Overigens heeft spreker een gedeelte van den tijd gebruikt ter bestrijding van de onjuiste voorstelling, welke de Leidsche Courant van het optreden der moderne arbeidersbeweging heeft gegeven. Spreker heeft de spaarregeling op principieele gronden bestreden. De opmerking van den heer Wilmer, dat de spaar regeling wegens haar naam op groot verzet is gestuit, is wel een beetje naïef. Spreker heeft reeds in eersten termijn de redenen vermeld, waarom hij de opvattingen van de heeren Beekenkamp en Manders in zake het werken-voor-steun niet kan deelen. Met genoegen heeft spreker vernomen, dat het College zal overwegen het rapport in zake de registratie van de werklooze jeugd aan de leden te doen toekomen; spreker vertrouwt, dat deze overweging tot de toezending van het rapport zal leiden. Spreker betreurt het, dat het College niet voornemens is, de Regeering te verzoeken een duurtetoeslag op de steun- uitkeering te geven; het is het allerminste, dat men kan trachten voor de meest geslagenen te verkrijgen. Ook betreurt spreker het, dat de meerderheid van het College zich verklaard heeft tegen sprekers voorstel in zake de verhooging van het uurloon in de werkverschaffing (Ko. 5). Uit de verklaring van Wethouder van Stralen is gebleken, dat sprekers opmerkingen in zake de distributie van goed- koope versche groenten juist waren en dat het uitblijven van deze distributie te wijten is aan hen, die ondanks de bezwaren van het College de inschakeling van den tusschen- handel bleven verlangen. Spreker aanvaardt dan ook niet de opmerking van den heer Wilmer, dat de heer van Stralen de verklaring uit collegialiteit zou hebben afgelegd. Kaar aanleiding van de opmerking van den heer Tobé, dat de radiodistributie uit den tijd is en men het radio distributiebedrijf zoo vlug mogelijk moet afschrijven, heeft de Voorzitter gezegd, dat spreker dit moeilijker wil maken. Spreker vraagt zich af: in welk opzicht dan? Sprekers voor stel (Ko. 4) beoogt uitbreiding van het aantal abonné's, waardoor de afschrijving vlugger kan plaats hebben. De slechte gang van zaken bij dit bedrijf is alleen te wijten aan den hoogen abonnementsprijs. Spreker zou gaarne van den heer Beekenkamp een precieze aanduiding ontvangen van de socialistische instellingen, welke naar diens oordeel in staat zouden zijn het „spaar- kwartje" voor haar werkloozen te betalen. Spreker heeft tot nu toe geen antwoord ontvangen op zijn vraag, of de Raad spoedig kan tegemoet zien het prae advies over sprekers voorstel in zake het opnemen van de loonen en de arbeidsvoorwaarden in de vergunningen voor het taxi- en verhuurautobedrijf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 5