104 VEI J DAG 18 FEBBUABI 1938. Gemeente-bcgrooting Algemcene beschouwingen. (Voorzitter e.a.) over de vaststelling van de loonen en arbeidsvoorwaarden in de bestekken van gemeentelijk straatwerk, overleg gepleegd zal worden met de Besturen van de Bouwvakarbeiders Organisa ties, welke bij een Landelijke Vakcentrale zijn aangesloten", heeft vervangen door het volgende voorstel (No. Sa): „Ondergeteekende stelt voor, te besluiten naast de uur- loonen in de bestekken van Gemeentewerken bij uitvoering van gemeentelijk straatwerk, de volgende bepaling op te nemenDe in tariefwerk verdiende oververdienste zal tusschen straatmaker(s) en lielper(s) worden verdeeld in de verhouding van 10 9 en overigens in evenredigheid van het aantal uren, dat de betrokken werklieden in het ploegverband hebben doorgebracht." Spreker stelt voor, dit voorstel te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De heer Hessing dankt het College voor de toezegging sprekers voorstel in zake de wijziging van de maximum snelheid (No. 6) en andere wijzigingen van de verordening op het verkeer te land aan het oordeel van de Commissie voor de Strafverordeningen te zullen onderwerpen. Indien de Voorzitter nu opmerkt, dat overtredingen van de maximum snelheid moeilijk zijn te constateeren, beweert hij thans iets anders dan in het jaar 1927, toen hij de meening verkondigde, dat snelheidsovertredingen zeer gemakkelijk te constateeren waren. De Voorzitter heeft de Handelingen van 1927 niet voor zich liggen, maar vermoedt toen te hebben bedoeld, dat snelheidsovertredingen te constateeren zijn, wanneer men uitgaat van de stelling, dat niet harder mag worden gereden dan de veiligheid van het verkeer toelaat. Dit is iets anders dan constateeren of iemand met een snelheid van 35 of 45 K.M. per uur rijdt. De heer Hessing zou den Voorzitter volkomen gelijk geven, indien deze het zoo had gezegd. De Voorzitter heeft echter in antwoord op een opmerking van den heer Groeneveld de verzekering gegeven, dat door middel van autovallen snelheden tot op km nauwkeurig waren te constateeren. De Voorzitter zegt, dat men het inderdaad met autovallen kan doen, maar de stad staat niet vol met autovallen. Indien men een agent passeert, kan deze niet constateeren, of men met een snelheid van 20 dan wel 30 K.M. per uur rijdt. De heer Hessing verzoekt den Voorzitter, door middel van de moderne instrumenten zooveel mogelijk snelheidsover tredingen te laten constateeren. De sociaal-democratische raadsfractie kan met de aan wijzingen, welke de Wethouder van Financiën heeft gegeven ten aanzien van den bezuinigingspost van 10.000. genoegen nemen en zal haar stem aan dezen post niet ont houden, echter onder het uitdrukkelijke voorbehoud, dat indien andere maatregelen dan de thans genoemde tot dekking van dezen post moeten worden voorgesteld, zij ten opzichte van ieder van deze maatregelen haar houding zal bepalen. Ook de heer Beekenkamp heeft gezegd, dat indien de sociaal-democraten maatregelen wilden doorvoeren, die zij nuttig en noodig oordeelen, hun fractie dit in haar macht heeft door de belastingschroef sterker aan te draaien. Dit is onjuist. Afdoende maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid zijn slechts te nemen door de Begeering, die het in de hand heeft door het doen uitvoeren van groote openbare werken en het voeren van een doelbewuste, kracht dadige welvaartspolitiek in den nood der werkloozen en dus in den nood der gemeente tegemoet te komen. In dit ver band verwijst spreker naar hetgeen de Zweedsche regeering op dit gebied heeft gedaan. Eekening houdende met den omvang van de werkloosheid, de koopkracht van het geld en het loonpeil, kan men constateeren, dat de Zweedsche regeering een veel grooter bedrag voor dit doel beschikbaar stelde dan de Nederlandsche regeering. Spreker hoopt, dat de Ministers, die de regeeringsverant- woordelijkheid hebben aanvaard, nadat hun partij (de B.K. Staatspartij) in 1937 de verkiezingen was ingegaan onder de leuze „arbeid voor ons volk", d. w. z. een doel bewuste, krachtdadige welvaartspolitiek, het inzicht van den heer Beekenkamp zullen deelen, dat men niet werkloos en passief de eventueele verbetering van den toestand moet afwachten. In verband met de verwijten, die de heer de Beede tot de sociaal-democratische fractie richtte, herinnert spreker er Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Hessing e.a.) aan, dat het in 1935 de heer de Beede was, die tegen den wil van het toenmalige College in, een verlaging van de tarieven der Lichtfabrieken voorstelde en dat de heer de Beede in 1930 behoorde tot de onderteekenaren van het voorstel tot belastingverlaging, dat de gemeente 400.000.zou bosten. De heer van Weizen zal van spreker willen aannemen, dat deze voor hem niet onderdoet in bewondering voor de communisten en de sociaal-democraten, die zich in Spanje gezamenlijk te weer stellen tegen de fascistische rebellen en hoopt, dat zij den strijd zullen winnen. Dat spreker een beangstigend gevoel voor het lot van zijn partijgenooten bekruipt, vindt zijn oorzaak in hetgeen de secretaris der Communistische Internationale, Dimitrow, in de Bundschau van 11 November 1937 over de sociaal-democratie heeft geschreven. (De heer Splinter komt ter vergadering). De heer Hessing gevoelt ten slotte behoefte aan het spreken van een persoonlijk woord tot den heer Würtz. Indien deze getroffen is door den toon, waarop of de bewoordingen, waarin spreker in eersten termijn over de houding van den heer Würtz in den Baad heeft gesproken, wil spreker gaarne verklaren in de verste verte niet de bedoeling te hebben gehad den heer Würtz daarmede persoonlijk onaangenaam te zijn. Indien de heer Würtz zich door sprekers betoog in eersten termijn gegriefd gevoelt, is spreker bereid zonder eenig voorbehoud en in alle duidelijkheid, zooals spreker het gewoon is te doen, zijn verontschuldiging aan te bieden, in de hoop, dat de heer Würtz deze verklaring in diens aandachtssfeer zal willen betrekken. De Voorzitter vestigt, misschien ten overvloede, de aandacht van den Baad op de aanwezigheid van den heer Splinter. Spreker heet namens den Baad den heer Splinter van harte welkom. De Baad verheugt zich er zeer over, dat de heer Splinter in deze belangrijke zitting zijn plicht als lid van den Baad zal kunnen vervullen, en twijfelt er niet aan, of dit is een voorbode van zijn spoedige terugkomst op de plaats, die hij met zooveel eere in den Baad en in het College heeft ingenomen. Allen hopen van ganscher harte, dat de gezondheid van den heer Splinter voor terugzettingen en nadeelige invloeden zal gespaard blijven en hij de kracht zal vinden om het werk, dat hij vroeger zoo voortreffelijk heeft verricht, opnieuw met liefde, opgewektheid en activiteit in het belang der gemeente ter hand te nemen. Teekenen van instemming). De heer Splinter dankt den Voorzitter voor diens vriende lijke woorden. Het verheugt spreker in zooverre te zijn hersteld, dat hij binnenkort zijn werkzaamheden kan hervatten. Spreker dankt den Baad voor de instemming, die deze met de woorden van den Voorzitter heeft betuigd. Spreker dankt in het bijzonder den heer Wilbrink, die zoo vriendelijk is geweest gedurende zes maanden een belangrijke taak op zich te nemen. Spreker hoopt van harte met liefde het werk te kunnen hervatten, dat hij vroeger heeft verricht. Mevrouw Brag gaar zegt, dat de heer van der Kwaak niet heeft medegedeeld, in welk tijdsverloop de diaconie, waarover hij sprak, de bedragen, die hij noemde, heeft uit gegeven. Deze bedragen zeggen op zich zelf niets. De heer van der Kwaak zei ook niet voor hoeveel en door hoeveel personen dit geld werd bijeengebracht. Deze wijze van hulpverleening heeft niet spreeksters instemming, al stelt zij de goede bedoeling er van op prijs. Met het geven van deze bedragen maakt men de menschen onderdanig, terwijl het geld niet voldoende is om hen te helpen terug te keeren tot een menschwaardig bestaan. Het heeft spreekster buitengewoon verwonderd den heer Tobé in diens kruimel-bezuinigingsrede het waschbureau te hooren noemen. Het waschbureau heeft niet veel, maar toch wel iets voor de gemeente opgebracht. Welk voordeel denkt de heer Tobé met de opheffing van het bureau voor de ge meente te bereiken? Van de 41.900 K.G. goederen, die nu door het waschbureau worden behandeld en over de bleekers worden gedistribueerd, zou een groot gedeelte door de eigenaren zelf worden gewasschen, hetgeen schade voor de bleekers zou beteekenen. Het personeel telt niet veel leden, maar dezen zouden na de opheffing van het bureau het leger der werkloozen vergrooten. Met het oog op den tijd zal spreekster thans niet ingaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 4