122
VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938.
Gemeente-begrooting Ontvangsten.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter constateert, dat de motie van de heeren
van Eek en Snel is ingetrokken.
De heer Manders acht het praeadvies zeer eigenaardig en
de conclusie in het geheel niet logisch. Spreker begrijpt niet,
waarom zijn voorstel dient verworpen te worden, indien men
zegt, dat men geheel overeenkomstig het eerste gedeelte heeft
gehandeld en daarmede geheel voldaan is aan de bedoeling
van het eerste voorstel. Het ware dan beter geweest, spreker
te verzoeken met de laatste mededeeling genoegen te nemen.
Is het eigenlijk wel waar, dat aan het eerste gedeelte van
sprekers voorstel voldaan wordt? Spreker stelt daarbij voor
de tarieven voor waterverbruik zoodanig te regelen, dat bij
een „gewoon verbruik" door toepassing van het metertarief
het thans geldende abonnementstarief als regel niet zal
worden overschreden. Dit „gewone verbruik" heeft niets te
maken met het minimumverbruik, zooals dat door de Leidsche
Duinwater Maatschappij zal worden ingevoerd, maar is het
gewone verbruik, zooals dat tot nu toe steeds plaats gehad
heeft.
Hu zegt de Leidsche Duinwater Maatschappij in het prae
advies, dat bij een economisch gebruik van het water het
minimum in vele gevallen niet behoeft te worden overschreden,
en dat het minimum van het metertarief altijd onder den
abonnementsprijs ligt. Dit gaat geheel langs hetgeen spreker
gevraagd heeft heen. Dat het minimum van het metertarief
ligt onder den abonnementsprijs is in het geheel geen waar
borg, dat er bij gewoon verbruik van water niet meer betaald
zal moeten worden. Men kan het minimum stellen op 20 M3.,
maar ook op 10 M3.dat is geheel willekeurig, al zal het
wel eenigszins gebaseerd zijn op de behoefte. Men moet
zuinig zijn met het water, maar de regeling zal toch zoodanig
moeten zijn, dat bij gewoon verbruik niet meer betaald
behoeft te worden, dan tot nu toe het geval was. Volgens
het praeadvies is „dus" het metertarief voor de afnemers
beduidend voordeeliger dan het bestaande abonnements
tarief. Dit begrijpt spreker in het geheel niet en dit volgt
ook in het geheel niet uit de redeneering in het praeadvies,
waar op de vorige bladzijde (42) gezegd wordt, dat het
minimum slechts in zeer enkele gevallen „niet" wordt bereikt.
De Leidsche Duinwater Maatschappij tracht blijkbaar het
College in het ootje te nemen. Het is zeker logisch, zooals
de Leidsche Duinwater Maatschappij zegt, dat zij, die meer
water afnemen, ook meer moeten betalen, maar de rest van
de redeneering is allesbehalve logisch. Dit slaat ook in het
geheel niet op hetgeen spreker gevraagd heeft. Spreker ver
zoekt een antwoord op zijn voorstel, voordat dit afgewezen
en naar de papiermand verwezen wordt. Spreker vindt toch
wel kras de wijze, waarop het antwoord op zijn voorstel
verwrongen is.
Vervolgens zegt het praeadvies, dat in de behoefte aan
een laag tarief voor de minder gesitueerden wordt voorzien
door het bestaande „Buitengewoon tarief voor arbeiders
woningen", dat geen wijziging zal ondergaan. Dat is dan het
tarief dat geldt wanneer er één kraantje is, dat niet boven
een gootsteen geplaatst mag zijn, maar dat op den vloer
afwatert, opdat er geen water verloren zal gaan. Dien toestand
wenscht spreker niet te handhaven; die zal ook niet lang
gehandhaafd blijven en zal uit zichzelf ophouden.
Het gevolg van de nieuwe tariefregeling zal toch zijn, dat
wanneer slechts op een oogenblik het abonnement verbroken
is geweest, volgens het voorstel van het College het abonne
mentstarief niet meer zal worden toegepast, zoodat tenslotte
iedereen er toe zal moeten komen, het water over den meter
te betrekken. Dit is de opzet en de bedoeling der nieuwe
regeling. De voordeelen voor die armste gezinnen zullen dus
ten slotte ophouden en nu vraagt spreker in het belang van
deze gezinnen te zorgen, dat een behoorlijk en zoo goedkoop
tarief, als op het oogenblik bestaat, gehandhaafd zal kunnen
worden.
In de tweede plaats heeft spreker verzocht bij de regeling
der tarieven meer in het bijzonder rekening te houden met
de belangen der minder gegoede en der groote gezinnen. De
directie zegt, dat het bedrijf daarvoor controle zou moeten
kunnen uitoefenen op het aantal bewoners van alle perceelen,
hetgeen volgens haar niet doenlijk is. Spreker leidt hieruit
af, dat de directie een zekere tariefsverlaging voor de bedoelde
gezinnen wel billijk acht. De moeilijkheid van de contröle
heeft men ook bij den belastingdienst, de schoolgeldheffing
en vele andere zaken, waarmede de gemeente zich bemoeit.
Het zou voor de Leidsche Duinwater Maatschappij niet
bezwaarlijk behoeven te zijn, de gegevens, die op deze wijze
bekend zijn geworden, over te nemen en daarnaar het tarief
te regelen.
Spreker had aanvankelijk gedacht aan een tarief, waarbij
een korting van 1, 2 en 3 werd verleend respectievelijk
Gcmeente-bcgrooting Ontvangsten.
(Manders e.a.)
voor het eerste, het tweede kind en volgende kinderen. Een
korting van 1 beteekent niets en daarom zou spreker dit
willen laten vervallen en van het tweede kind af 3 korting
willen geven.
Indien men in een gezin van 4 personen, dus met 2 kinderen,
het gebruik per kind op 1/8 van het totaal stelt, betaalt het
gezin bij een verbruik van 8 M3.8 X 0.27, verminderd
met 3 2.16 0.06). Indien het juist is, dat de kosten
van 1 M3. voor de Leidsche Duinwater Maatschappij 0.18
bedragen en deze dus 0.09 op eiken M3. water verdient,
verdient de Leidsche Duinwater Maatschappij per 8 M3.
verbruik voor het geheele gezin op het waterverbruik der
kinderen nog 2 x 0.09 f 0.06, dus 0.12.
Indien het gezin uit 5 personen bestaat, zou de korting
2 X 3 bedragen. Yan de 9 M3. a 2.43 verbruiken over
eenkomstig dezelfde aanname de 3 kinderen er 3de korting
bedraagt 6 van 2.43 0.14, zoodat de winst op het
waterverbruik der kinderen nog 3 X 0.09 0.14, dus
0.13 bedraagt bij een verbruik van 9 M3. door het geheele
gezin.
Bij een gezin met 4 kinderen bedraagt de korting 3x3%.
Van de 10 M3. verbruiken de kinderen er 4; de korting be
draagt 9 van 2.70 0.24, zoodat de winst op het
waterverbruik der kinderen nog 4 X 0.09 0.24, dus
0.12 bedraagt.
Bij een gezin met 5 kinderen bedraagt de korting 4x3%.
Yan de 11 M3. verbruiken de kinderen er 5; de korting
bedraagt 12 van 2.97 0.36, zoodat de winst op het
waterverbruik der kinderen nog 5 X 0.09 0.36, dus
0.09 bedraagt bij een verbruik van 11 M3. door het geheele
gezin.
Hoeh het College, noch de Leidsche Duinwater Maat
schappij bestrijdt, dat, wanneer ook na een dergelijke korting
nog aan het waterverbruik van die kinderen verdiend wordt,
het toch alleszins gemotiveerd zou zijn aan die groote ge
zinnen tegemoet te komen. Spreker verzoekt dan ook deze
quaestie nog eens nader onder oogen te zien, in de eerste
plaats omdat hij geen antwoord heeft gekregen op hetgeen
door hem gevraagd is; het eerste deel van zijn voorstel is
niet behandeld; van het tweede deel wordt alleen gezegd,
dat het niet uitvoerbaar is, omdat het te veel omslag zou
geven, en omdat men dan controle zou moeten kunnen uit
oefenen op alle huisgezinnen. Die cijfers kan men echter
van den Burgerlijken Stand overnemen; het gaat niet over
de kostgangers, maar over de kinderen. Dit zou op dezelfde
wijze berekend kunnen worden als de schoolgelden en de
belastingen. Er zou dan toch weinig bezwaar tegen zijn,
daarin dien grooten gezinnen tegemoet te komen en ook de
minder gegoede gezinnen nog eenigszins te helpen.
De heer Verweij dacht, dat hij de bedoeling van het voorstel-
Manders wel had begrepen, doch dit blijkt nu niet het geval
te zijn. Spreker betreurt dit zeer omdat het College zeer
ernstig aandacht aan dit voorstel en aan de motie-van Eek
heeft besteed. Sprekers indruk bij de indiening van het voor-
stel-Manders was, dat de heer Manders twee groepen terwille
bedoelde te zijn, de minder goed gesitueerden en de groote
gezinnen. Hu blijkt, dat de Leidsche Duinwater Maatschappij
in zeer sterke mate tegemoetkomt aan de minder gesitueerden,
door het bestaande Buitengewoon tarief voor arbeiders
woningen; er bestaan op het oogenblik nog 2.600 aansluitingen
volgens dit tarief in Leiden. Dit tarief bedraagt 5.50 per jaar.
Ieder zal erkennen, dat dit tarief veel te laag is. Het is echter
een oude, gegroeide toestand en het is zeer moeilijk daarin
verandering te brengen. Men heeft dus besloten deze 2.600
aansluitingen op het oude tarief te laten en nu doet zich het
eigenaardig geval voor, dat vrijwel alle bewoners van deze
2.600 perceelen kunnen gerekend worden tot de minder goed
gesitueerden. Daarnaast heeft men nog een groep verbruikers,
die ook een zeer laag tarief hebben, nl. van 10.tot 15.
De heer Manders zal nu wel begrijpen, dat op alle mogelijke
manieren aan diens bezwaren wordt tegemoet gekomen.
Er zullen natuurlijk wel gevallen zijn, waarin men er zeer
moeilijk aan tegemoet kan komen, doordat de verbruikers
in nieuwe huizen wonen of perceelen bewonen, die niet onder
deze regeling vallen.
Indien men aan de wenschen van den heer Manders ten
aanzien van de groote gezinnen wil tegemoet komen, zal
men, evenals bij de belastingen en de schoolgeldheffing, een
afzonderlijken dienst moeten stichten, daar de Leidsche
Duinwater Maatschappij ongetwijfeld een zeer uitgebreide
en scherpe contróle zal moeten uitoefenen. Een dergelijke
maatregel zal, wil hij tot zijn recht komen, niet de groote voor
deelen bieden, welke de heer Manders er van verwacht en
die het stichten van een bevolkingsbureautje bij de Leidsche
Duinwater Maatschappij wettigen.