116 YETJDAG 18 FEBEUAEI 1938.
Gemcentc-begrooting Uitgaven.
(Goslinga e.a.)
zal er wederom een tekort zijn. Het College moet van dezen
post af. Bij een normaal jaar mag dit tekort niet bestaan.
Kan het College toezeggen, dat het dit punt nog eens speciaal
onder oogen zal zien, of acht het het normaal dat op de
contributies wordt toegelegd? Dit is een belangrijk punt,
dat tot beslissing moet komen. Acht bet College het ook
niet gewenscht, dat het normale risico door de normale
premie gedekt wordt? Daarnaar moet bij elke vereeniging
gestreefd worden, maar een permanent subsidie van meer
dan 10.000.heeft nooit in de bedoeling van het Baads-
besluit van 1932 gelegen.
De heer Jongcleen erkent, dat het nimmer de bedoeling
is geweest, permanent dit subsidie aan deze beide ver-
eenigingen toe te kennen, maar het gemeentebestuur heeft
toch ook niet kunnen voorzien, dat er gedurende jaren een
zoo hevige crisis zou komen. De heer Goslinga uit zijn be
zorgdheid over deze uitgave van 12.000.maar spreker
waarschuwt echter tegen een al te remmend optreden door
het gemeentebestuur. Wanneer men van deze beide ver-
eenigingen zou eischen, dat zij haar uitgaven uit haar in
komsten dekken, dan zouden deze vereenigingen haar
contributie moeten verhoogen, tengevolge waarvan velen
voor het lidmaatschap van deze nuttige vereenigingen zouden
bedanken. Spreker weet uit ervaring, dat zeer vele werkloozen
met moeite hun contributie voor deze beide vereenigingen
opbrengen. Het gevolg van contributie-verhooging zal zijn,
dat deze menschen bedanken en bij ziekenhuisverpleging
geheel voor rekening van de gemeente komen. Spreker
waarschuwt dus, om niet op de gedachte van den heer
Goslinga in te gaan, maar dezen post op de begrooting te
laten staan.
De heer Groencveld, die als lid van de Commissie voor den
Geneeskundigen Dienst de geboorte van deze vereenigingen
heeft meegemaakt, ontkent dat het ooit de bedoeling is
geweest, dat deze vereenigingen haar uitgaven zouden kunnen
dekken uit haar inkomsten. 15 jaren geleden bestond er op
dit gebied niets en kwamen vrijwel alle on- en minver
mogenden voor rekening van de gemeente. Het Academisch
Ziekenhuis berekende aan de gemeente toen 821- cent per
verpleegdag, doch dit bedrag is later verhoogd tot 1.91;
daardoor dreigde voor de gemeente-financiën groot gevaar.
Dr. Horst, de Directeur van den Geneeskundigen Dienst,
heeft er zich toen voor gespannen, deze vereenigingen op te
richtendaardoor is de gemeente in belangrijke mate ontlast
van de verpleegkosten van on- en minvermogenden. Het
zegt toch wel iets, wanneer spreker mededeelt dat aan deze
vereenigingen per jaar veel meer dan 100.000.contributie
wordt betaald. Onder de leden van deze vereenigingen zijn
er duizenden, die wanneer zij niet bij deze vereenigingen
verzekerd waren, voor rekening van de gemeente verpleegd
zouden moeten worden. Dit is dus niet een belangrijke uit
gave voor de gemeente, maar een belangrijke bezuiniging.
Het zou een ramp voor de gemeente zijn, wanneer deze
nuttige vereenigingen haar werk niet zouden kunnen vol
houden.
De heer van Stralen sluit zich aan bij de heeren Jongeleen
en Groeneveld. Spreker is het met den heer Goslinga eens
dat elke verzekering, op welk gebied ook, zoo moet worden
ingericht, dat de inkomsten de uitgaven dekken; bij ver
zekeringen is dit een goed beginsel. Hierbij moet echter ook
worden bedacht, dat om een sociaal nuttige verzekerings
instelling in stand te kunnen houden financieele steun vol
komen verantwoord kan zijn, vooral als daarmede het
financieel belang der gemeente gepaard gaat.
Het staat vast, dat de gemeente veel grootere uitgaven
voor de verpleging van on- en minvermogenden zou moeten
doen, indien deze vereenigingen niet bestonden. Dit is niet
in cijfers uit te drukken.
Het woord „subsidie" is in dit geval slechts betrekkelijk
juist, omdat de gemeente tegenover het bedrag, dat zij den
vereenigingen verstrekt, een besparing aan uitgaven kan
boeken.
Inderdaad bestaat er aanleiding, te trachten het zeer
belangrijke bedrag van het subsidie terug te brengen tot een
kleiner bedrag. Verleden jaar heeft het College den heer
Goslinga toegezegd, dat het met de vereenigingen overleg
zou plegen over een vermindering van de kosten. Het is
den heer Goslinga bekend, dat het College eenige jaren ge
leden aan een deskundige heeft gevraagd, daaromtrent
rapport uit te brengen. Dit rapport is zeer laat, n.l. in den
loop van het jaar 1937 ingekomen. Uit het rapport blijkt, dat
de zaak niet eenvoudig is. Indien men de adviezen, in dit
rapport gegeven, opvolgde, zouden de uitgaven voor de
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(van Stralen e.a.)
gemeente in plaats kleiner, den eersten tijd aanmerkelijk
grooter worden, omdat de deskundige een andere wijze
van subsidieering voorstaat en een ander percentage voor
reserveering wil doen vaststellen.
Het ligt in de bedoeling van het College zoo spoedig mogelijk
met de vereenigingen in contact te treden om met haar na
te gaan, wat er op dit gebied kan worden bereikt.
Gebleken is, dat de financieele administratie van de ver
eenigingen niet zoodanig is, dat daaruit juiste gevolgtrek
kingen omtrent den financieelen opzet kunnen worden ge
maakt. Het is dan ook nu niet nauwkeurig na te gaan,
welke wijzigingen in den opzet zouden moeten worden aan
gebracht om te komen tot een exploitatie, die beter en voor
de gemeente voordeeliger is dan de tegenwoordige.
Intusschen hoopt spreker in overleg met de vereenigingen
een besparing voor de gemeente te kunnen bereiken.
De heer Goslinga zegt, dat de verhooging van de contributie
niet de eenige maatregel is, welken men kan nemen. Men
kan ook de verstrekkingen beperken en een scherpere selectie
bij de toetreding van de betrokkenen toepassen. Het is voor
spreker nog de vraag, of de verhooging van de contributie
een direct gevolg moet zijn van het streven naar een sluitende
begrooting.
Het moge waar zijn, dat men reeds bij de oprichting van
de vereenigingen heeft geweten, dat zij onmogelijk uit eigen
middelen tot een sluitende begrooting zouden kunnen komen,
dat kan spreker niet beoordeelen maar spreker weet
wel, dat toen hij pas Eaadslid geworden was daarover elk
jaar een debat in den Eaad plaats had en dat de heer Wilmer
zich altijd sterk verzette tegen de verleening van subsidie
aan deze vereenigingen, omdat hij er bezwaar tegen had,
subsidie uit de gemeentekas te verleenen aan menschen,
die het goed konden betalen. In 1932 is de permanente subsi
dieering van deze vereenigingen beëindigd. Spreker weet nog
niet of het de gemeente meer geld zal kosten, wanneer men
den eisch stelt, dat de normale risico's gedekt worden door
de normale premies, zooals de Wethouder heeft gezegd.
Spreker gelooft toch dat het goed is, dat men op dien eisch
blijft staan. Wanneer men uit de normale inkomsten niet
alles kan verstrekken, wat men verstrekken wil, laat men
dan de verstrekkingen eenigszins inperken. Op den duur
van de verpleging moet toch ook eenige controle zijn; daarop
bestaat op het oogenblik ook nog geen contröle. Het is toch
een niet gering bedrag, waarmede de begrooting elk jaar
belast wordt. Dat het College eigenlijk al in November 1937
weet, dat voor 1938 12.000.noodig zal zijn, wijst er toch
wel op, dat het niet in orde is, en dat zeerzeker, wanneer
men den post nauwkeuriger bekijkt, daarop aanmerking te
maken is. Aan de administratie ontbreekt, naar de rapporteur
spreker mededeelde ook wel wat. Aan een vereeniging, bij
welke de gemeente een dergelijk belang heeft, die in zoo
sterke mate op de gemeente steunt, mag men den eisch van
een goede administratie toch wel stellen. Spreker begrijpt
wel, dat hij er voorloopig niet veel aan kan doen, maar hij
hoopt toch dat deze post niet anders dan pro memorie zal
blijven staan, waarop niets uitgegeven moet worden, zoodat
de gemeente dezen post kwijtraakt. Al zou daarmede eenige
stijging van een anderen post gepaard gaan, dan zou het
toch goed zijn, wanneer bij deze vereenigingen het normale
risico gedekt wordt door de normale premie. Anders is het
hek van den dam.
De heer Jongeleen waarschuwt tegen het advies van den
heer Goslinga. Er moge een kern van waarheid zitten in de
bewering, dat de normale risico's door de normale contributies
gedekt moeten worden, doch men heeft niet kunnen voorzien
de hevige crisis, welke er geweest is.
De heer Goslinga zegt, dat de crisis hiermede niets te
maken heeft. Deze toestand bestond reeds lang vóór de crisis.
De heer Jongeleen zegt, dat de vereenigingen ook niet
hebben kunnen voorzien de vele groote uitvindingen op
medisch gebied, vooral in de laatste jaren, b.v. het onderzoek
door middel van Eöntgen-foto's, en de geneeswijze door
middel van bestraling, welke enorme bedragen aan de ver
eeniging kosten.
Spreker wijst op de mogelijkheid, te bezuinigen op de
kosten van de operatieve hulp. Er zijn dokters, die een
zoodanig bedrag voor operatiekosten in rekening brengen,
om daarna, na afspraak met den betrokken patiënt, genoegen
te nemen met de door het fonds uit te keeren 60%.
De heer Wilmer zegt, dat zijn visie op de voorgeschiedenis
van deze zaak eenigszins afwijkt van die van den heer Groene-