VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938.
Ill
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(Goslinga e.a.)
Centrale Werkplaats. De Wethouder zou voor hetzelfde geld
met werklooze arbeiders meer hebben bereikt. De resultaten
zijn wel goed, maar de wijze, waarop gewerkt is, heeft de
ergernis van alle omwonenden gewekt.
De heer Wilbrink zegt, dat de heer Goslinga over het hoofd
ziet de mededeeling van het*College in de Memorie van
Antwoord, dat bij die verwachting rekening was gehouden
met het totaal gemis aan geschooldheid en ervaring bij
deze jonge menschen. Spreker erkent overigens volkomen,
dat er op een zeer slechte wijze gewerkt is en dat particuliere
werkgevers geweigerd hebben menschen in dienst te nemen,
die daar gewerkt hebben; inzoover is dit geen aanbeveling
geweest. Dat men toch nog tevreden kan zijn en dat de ver
wachtingen niet zijn teleurgesteld, komt doordat enkelen
van deze jonge menschen inderdaad flink gewerkt hebben.
Eu is het jammer dat men alleen ziet naar hen, die sigaretten
gerookt hebben, maar men mag dit niet generaliseeren. Hieruit
moet men de conclusie trekken dat men bij werkobjecten
voor jeugdige werkloozen de noodige selectie moet toepassen;
het werk moet ook eenigszins geschikt zijn voor deze jonge
menschen; anders is het zeer moeilijk, behoorlijk werk van
hen te krijgen.
De heer van Stralen zegt, dat het denkbeeld om de recon
structie van het Plantsoen te doen uitvoeren door jeugdige
werkloozen afkomstig is van de directie van Gemeentewerken,
die daarin een prachtig werkobject voor dezen zag.
De mededeeling van den heer Wilbrink, dat slechts enkelen
behoorlijk hebben gearbeid, is in strijd met de inlichtingen,
welke spreker van de afdeeling Plantsoenen heeft ontvangen.
Deze afdeeling was met het toezicht belast en het viel haar
mee, wat met de jeugdige werkloozen was te bereiken.
In tegenstelling met de jongens, die naar de Centrale
Werkplaats gaan, zijn degenen, die bij de afdeeling Plant
soenen zijn te werk gesteld, geheel ongeschoold; zij hebben
nooit een vak geleerd. Zij slenteren vaak heele dagen langs
de straat. Men wilde met hun tewerkstelling bij de afdeeling
Plantsoenen bereiken, dat zij eenigen tijd gezonden arbeid
konden verrichten en hun spieren konden inspannen. Natuur
lijk moet daarbij in het oog worden gehouden, dat van deze
totaal ongeschoolde jonge menschen geen normale, vol
waardige arbeid mag worden verlangd. Spreker moet echter
opkomen tegen de wijze, waarop men er nu op afgeeft met
te zeggen, dat het totaal mislukt is, omdat de jongelui meer
geluierd dan gewerkt hebben.
De heer Goslinga heeft met meer genoegen geluisterd naar
den Wethouder van Openbare Werken dan naar den Wet
houder van Sociale Zaken.
Wethouder van Stralen is uitgegaan van een zeer goed
principe, maar dan moeten de jongelui ook werken, waardoor
zij iets voor de maatschappij waard worden, en niet hun
kauwspieren, maar hun andere spieren oefenen.
Spreker heeft het geduld en de lijdzaamheid van hen, die
met het toezicht waren belast, bewonderd.
Volgnr.359 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 360, luidende: Bijdrage aan
het „Fonds voor aanleg, onderhoud en beheer van Wandel
parkenin de hosten van onderhoud van „De Leidsche
Hout"4.000.—".
De heer Groeneveld dringt er nogmaals op aan, het aan
de hand meevoeren van rijwielen in Den Leidschen Hout toe
te staan. Men begeeft zich bij voorkeur per rijwiel naar dit
park, dat ver buiten het centrum van de stad is gelegen.
Spreker ziet niet in, dat tegen het meevoeren van rijwielen
groote bezwaren kunnen worden aangevoerd; het publiek
dringt er nog niet.
Indien men de rijwielen tegen jonge boomen plaatst,
worden deze wellicht beschadigd. Daarom is het gewenscht
in het park, het liefst in de buurt van de rustbanken of het
grasveld, eenvoudige, rustieke hekjes, desnoods palen te
plaatsen, waartegen men zijn rijwiel kan zetten, zoodat men
het voortdurend onder zijn toezicht heeft.
De heer Manders heeft zich eenigszins verbaasd over het
antwoord van het College in de Memorie van Antwoord,
waarin gesproken wordt van het verbod tot het meevoeren
van rijwielen aan de hand. Spreker loopt nogal eens met
zijn fiets in den Leidschen Hout, maar ondervindt er nooit
last van. Spreker is het met den heer Groeneveld eens, dat
het medenemen van een fiets op de groote wegen in den
Leidschen Hout niet zooveel last veroorzaakt.
Gemcenfc-bcgrooting Uitgaven.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter zegt, dat dat ook volkomen geoorloofd is.
De heer Mandors weet niet of er behoefte bestaat aan
plaatsing van rijwielrekken in den Hout, maar wanneer het
bezwaarlijk is, deze des nachts op te bergen, dan kunnen
rijwieltegels geplaatst worden, al brengt dit eenige
kosten mede.
De heer van der Tas vestigt eveneens de aandacht op de
mogelijkheid rijwieltegels in den Leidschen Hout te plaatsen.
Wat het toezicht op deze rijwielen betreft, er zijn in Leiden
4.000 werkloozen, van wie enkelen hiervoor dienst kunnen
doen. De prijs zou dan kunnen zijn 5 cent per stalling, waar
van deze menschen de helft ontvangen, boven den steun.
De Voorzitter had uit de in de secties gestelde vragen
begrepen, dat men op het oog had de moeilijkheden, die
men ondervond wegens het feit, dat men, wanneer men
per rijwiel naar den Leidschen Hout kwam, dan zijn rijwiel
niet mag meenemen op de kleine paden, maar het aan den
ingang moet in bewaring geven. Ook het Bestuur van den
Leidschen Hout had deze vragen aldus opgevat, en daarop
in dezen zin geantwoord, dat ook het Bestuur besefte, dat
plaatsing van rijwielrekken aan den ingang het bezoek aan
den Leidschen Hout zou bevorderen. Er zijn echter ver
schillende ingangen en dan zou men bij alle ingangen rijwiel
rekken moeten plaatsen en deze doen bewaken. Daarvoor
is echter geld noodig en daarover beschikt het Bestuur van
den Leidschen Hout niet. Gebleken is, dat daarvan niet een
loonend bedrijf te maken is; zoo is er bij het theehuisje
een stalling geweest, die een jammerlijke mislukking ge
worden is. Evenmin acht spreker het mogelijk toe te staan,
dat op de kleine paden met rijwielen aan de hand geloopen
wordt. Eu is spreker gebleken dat de heeren Groeneveld
en van der Tas bij de zitbanken rijwieltegels geplaatst
wenschen te zien. Spreker wil dit denkbeeld gaarne aan het
Bestuur van den Leidschen Hout in overweging geven;
misschien kan het Bestuur dit tot stand brengen met behulp
van de Centrale Werkplaats voor Jeugdige Werkloozen.
De bedoeling is om, zoodra men een theehuis in de buurt
van den grooten vijver kan bouwen, daar een rijwielstalling
te maken.
De heer Groeneveld waardeert de toezegging van den
Voorzitter wel, maar had iets verder willen gaan en ook op
de smalle paden rijwielen willen toelaten, juist omdat, aan
de breede paden zeer weinig banken staan. Het is niet zoo
druk in den Leidschen Hout, dat daardoor hinder zou ont
staan. Spreker acht de nadeelen daarvan niet onoverkomelijk.
Men moet het bezoek aan den Leidschen Hout zooveel mogelijk
bevorderen.
De Voorzitter zegt, dat het Bestuur van den Leidschen
Hout het herhaaldeüjk overwogen heeft maar steeds weer tot
de conclusie is gekomen, dat het toelaten van rijwielen op de
kleine paden aan groote bezwaren onderhevig is. Velen
zouden daarvan hinder hebben. Men kan niet op de kleine
paden loopen met tweeën, ieder met een fiets en dan nog
anderen passeeren. Op niet-drukke dagen zou dit geen be
zwaar ontmoeten, maar men kan geen verschil maken
tusschen drukke en niet-drukke dagen in dit opzicht en het
den eenen dag wel toestaan en den anderen dag niet. Spreker
hoopt, dat door plaatsing aan de ingangen van den Leidschen
Hout van rijwielrekken, die bewaakt worden, de oplos
sing in deze quaestie nog eens gevonden zal kunnen worden
het Bestuur zal zooveel mogelijk in die richting werkzaam zijn.
Volgnr.360 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 361 tot en met 393 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 394, luidende: Onderhoud en
administratie van bezittingen niet voor den publiéhen dienst
gebruikt of van werken en inrichtingen, geheel of voor een
groot gedeelte buiten de gemeente gelegen 25.812.
De heer Groeneveld heeft in de secties niet aangedrongen
op het leggen van een verhoogden vloer in de Stadsgehoorzaal,
daar hij dit kostbaar en onpractisch acht, aangezien de zaal
niet alleen voor vergaderingen wordt gebruikt, maar ook
voor andere doeleinden, waarbij de verhoogde vloer niet
bruikbaar is.
Wel heeft spreker bij herhaling aangedrongen op ver
hooging van het podium, dat thans te laag is, waarvan alleen