110
VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938.
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(Lombert e.a.)
jaar inzake verbetering van het politie-toezicht in de buiten
wijken inzoover eenige vooruitgang te bespeuren is, dat
het hoofd van de politie zelf nu wel tot de overtuiging ge
komen is, dat deze wenschelijk is. Spreker beveelt deze zaak
nog eens in de aandacht van den Burgemeester aan; het
is met het politie-toezicht in de buitenwijken inderdaad
treurig gesteld; daardoor ontstaat groote schade voor de
woningbouw ver eenigingen zoowel als voor de eigenaren van
particuliere woningen. Deze toestand is op den duur niet
houdbaar. Spreker geeft den Burgemeester nogmaals in
overweging over te gaan tot een meer geregeld toezicht in
de buitenwijken.
De heer Valcntgoed vestigt de aandacht van het College
op het euvel van de in koffietenten en ijssalons geplaatste
electrische trektafels en tevens de aandacht op de in de
Amsterdamsche politie-verordening opgenomen bepaling,
waarbij het verboden is dergelijke instrumenten in openbare
inrichtingen te plaatsen.
De Voorzitter zal de aandacht gevestigd houden op de
quaestie van het politietoezicht in de buitenwijken.
Den heer Valentgoed antwoordt spreker, dat de Commissaris
van Politie hem reeds een voorstel gedaan heeft, om het
euvel van de speeltafels in koffietenten enz. te voor
komen.
Volgnr. 283 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 284 tot en met 355 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 356, luidende: Onderhoud van
Straten en pleinen97.120.
De heer Goslinga vraagt of de verhooging van dit volgnr.
met 1.900.en van volgnr. 559 met 1.100.nu zoo
hard noodig is. Blijkens het bij volgnr. 718 (Onvoorzien)
op blz. 63 van de Memorie van Antwoord medegedeelde is
de begrooting per saldo 7.602.nadeeliger geworden door
de bij de Memorie van Antwoord aangebrachte wijzigingen,
waardoor de post Onvoorzien verlaagd wordt tot 22.398.
De post Onvoorzien zou niet verlaagd behoeven te worden,
indien deze beide verhoogingen, waarvoor geen geld beschik
baar is, teruggenomen werden. Zijn dit nu strikt noodzakelijke
uitgaven, waaraan niet te ontkomen is?
De heer Wilbrink kan natuurlijk niet volhouden, dat aan
deze uitgave niet te ontkomen is. Het door Gemeentewerken
te verrichten onderhoud eischt een zeer groot bedragwanneer
men in het geheel geen onderhoud verricht, kan men nog
wel wat schrappen. Maar op dezen post is reeds belangrijk
bezuinigd; nadat de zaak sober was opgezet, heeft de Direc
teur reeds 8.000.geschrapt. Op verzoek van den Wet
houder van Financiën is toen nog 22.000.bezuinigd,
maar de laatste 3.000.vormden daarbij al een onover
komelijk bezwaar en de Wethouder van Financiën heeft
toen toegezegd wanneer het eenigszins mogelijk was, genoegen
te zullen nemen met een bezuiniging van 19.000.Die
ƒ3.000.waren bezuinigd op den Plantsoendienst, maar
worden nu verdeeld over den Plantsoendienst en den Be-
stratingsdienst. Spreker verzekert den heer Goslinga dat dit
bedrag voor een behoorlijk onderhoud van straten, wegen
en plantsoenen dringend noodzakelijk is. Daarom geeft
spreker den Raad in overweging dezen post te handhaven.
De heer Goslinga gelooft den Wethouder graag; de zaak
is inderdaad sober opgezet.
Is het echter niet mogelijk, dat het College deze zaak
voorloopig terugneemt en in de tweede helft Van het jaar
1938, wanneer de post „Onvoorzien" nog een behoorlijk
bedrag bevat, waaruit deze post zal worden bestreden, er
nogeens mee terugkomt?
De post „Onvoorzien" van 30.000.is op een begrooting
als deze uitermate gering, vooral indien men bedenkt, dat
verleden jaar na de vaststelling van de begrooting nog
67.000.gevoteerd is.
De Raad voteert eigenlijk op het oogenblik geld, dat er
niet is.
Indien het College op sprekers suggestie ingaat, zal het
tegelijkertijd zuinig zijn op den post „Onvoorzien".
De heer Wilbrink heeft ernstige bezwaren tegen het denk
beeld van den heer Goslinga. In dezen post is opgenomen
een bedrag voor aankoop van materialen en in verband
met de tendenz van prijsstijging bestaat de mogelijkheid,
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(Wilbrink e.a.)
dat de gemeente schade zal lijden, indien zij met den aankoop
wacht tot de tweede helft van het jaar. Bovendien moeten
de plantsoenen vooral in het voorjaar behandeld worden.
Het zou spreker spijten, indien op dezen post extra be
zuinigd werd.
De heer Goslinga zou niet op het denkbeeld gekomen zijn,
indien bij dezen post geen sprake was van een verhooging.
Volgnr. 356 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 357 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 358, luidende: „Onderhoud van
wegen en voetpaden4.700.
De heer Schiiller vraagt of het College niet nogmaals aan
leiding zou kunnen vinden om te trachten met de bewoners
van de Rijn- en Schiekade tot overeenstemming te komen.
De onwilligen zijn misschen intussclien willig geworden.
De heer Keij vraagt of het niet mogelijk is de Rijn- en
Schiekade stofvrij te maken. Het is de eenige grindweg in
de gemeente, waarop geen stof bestrijdingsmiddelen worden
toegepast. Dit is des zomers een zeer groot nadeel.
De heer Wilmer geeft het College in overweging bij de
verbetering van de Rijn- en Schiekade het wegdek stofvrij
te maken, maar acht het nog beter, een meer radicale ver
betering aan te brengen.
Spreker vraagt, waarin het gebrek aan medewerking van
de eigenaren der aangrenzende perceelen bestaat, of het
bij vele eigenaren bestaat en of het qualitatief en quantitatief
zoo groot is, dat het niet overwonnen kan worden.
De heer Wilbrink zegt, dat qualitatief en quantitatief de
medewerking van de bewoners zeer gering is; zij willen wel
allen de verbetering, maar tot reëele medewerking is slechts
een klein deel der eigenaren bereid. Hu wordt het voor
het gemeentebestuur wel zeer moeilijk om hier in te grijpen,
waar deze weg eigenlijk alleen van belang is voor deze be
woners zelf; het is geen verkeersweg. De gemeente vraagt
geen bijdrage in de kosten van de verbetering van dezen
weg, maar vraagt alleen kosteloozen afstand van den grond.
Den heer Schüller antwoordt spreker dat het meer op den
weg van de goedwillige bewoners van de Rijn- en Schiekade
die het belang van deze verbetering erkennen, ligt om de
onwillige eigenaren van de gronden daar tot ander inzicht
te brengen. Dit kunnen zij bereiken door eens met de on
willige eigenaren te gaan spreken of desnoods doornen buurt-
vereeniging op te richten. Het gaat blijkbaar echter gemakke
lijker een organisatie op te richten om iets aan de gemeente
te vragen dan om iets aan de gemeente te geven.
Er is door het gemeentebestuur wel over gedacht dezen
weg stofvrij te maken, maar een oppervlaktebehandeling
brengt mede, dat de weg in het natte jaargetijde en in den
winter vooral onder de boomen zeer glad zou worden. Laat
men dus daaraan niet meer denken, maar laat men trachten
een afdoende oplossing te vinden, waardoor de bewoners
gebaat zijn. Wanneer de betrokken eigenaren vrij willig afstand
doen van den grond, is de gemeente bereid de duizenden, die
voor wegverbetering noodig zijn, beschikbaar te stellen.
Volgnr.358 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 359, luidende: Onderhoud
van parken en plantsoenen45.825.
De heer Goslinga zegt, dat volgens het College de arbeids
prestaties van de werkloozen, te werk gesteld bij de ver
betering van het Plantsoen, in doorsnee de verwachting,
tot uitdrukking gebracht in de raming, hebben overtroffen.
Dan zijn die verwachtingen wel zeer laag geweest. Uit hetgeen
spreker van dit werk persoonlijk gezien heeft, maakt hij op,
dat dit werk beter in werkverschaffing had kunnen geschieden
door vaklieden. De bedoeling van deze tewerkstelling was,
die jonge menschen rijp te maken voor een terugkeer in het
gewone leven, maar spreker gelooft niet dat er één particu
liere werkgever is, die iemand, die aan het Plantsoen gewerkt
heeft, in dienst zou nemen. De animo was zeer gering; elk
oogenblik van den dag werden conferenties gehouden, hoe
het wel moester zijn vele sigaretten gerookt en vele pinda's
gegeten, maar het werk was bijzaak. De Wethouder moet
dezen weg niet meer opgaan; het toezicht op dergelijke
werken kan natuurlijk nooit zoo intensief zijn als in de