WOENSDAG 16 FEBRUARI 1938. 69 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van M Februari 1936 op Woensdag 16 Februari 1936, des namiddags te 2 uur. Afwezig is de heer Splinter. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De heer Snel zet zijn rede voort en zegt, dat de redactie van De Leidsche Courant in het nummer van 17 Januari 1938 een volkomen onjuiste voorstelling van zaken gaf met te schrijven, dat de sociaal-democratie en haar pers in het bijzonder niets heeft nagelaten om de spaarregeling van Minister Eomme in discrediet te brengen. Spreker betoogt op grond van citaten uit verschillende Roomsch-Katholieke bladen (Het Centrum, Ons Noorden, De Morgen), dat ook door de Roomsch-Katholieke pers in het geheele land ernstige critiek op deze spaarregeling is uitgeoefend. De bezwaren van de Christelijke en Roomsch-Katholieke organisaties waren blijkbaar vervallen, toen de regeering toestond, dat het spaarkwartje door instellingen van weldadigheid voor de werkloozen werd betaald. De moderne vakbeweging hand haafde haar bezwaren ten volle en daarom heeft spreker in zijn sectie-vergadering de vraag gesteld, voor hoevelen het kwartje betaald wordt door instellingen van liefdadigheid. De Leidsche Bestuurdersbond heeft zijn werkloozen leden niet het advies gegeven, niet aan de spaarregeling deel te nemen en kon dit advies ook niet geven, omdat hij er niets beters tegenover kon stellen. Wel kwam in zijn vergaderingen, evenals in die van de Christelijke en Roomsch-Katholieke vakbeweging, ernstig verzet tegen de spaarregeling tot uiting. Wij hebben dit gezegd en niet anders. Als de werkloozen aan de spaarregeling deelnemen, dan doen zij dit door den nood gedrongen, en omdat hun geen andere mogelijkheid is gelaten op andere wijze iets te verkrijgen. Maar het deelnemen er aan zal nooit zoo verklaard mogen worden, dat dit kwartje nog wel gemist kan worden, doch dat dit op de voeding is bespaard geworden. En bovendien, hoe hebben we het nu? Hangt het welslagen van zoo'n collecte af van de houding van de niet kerkelijke arbeidersbeweging! Dan is het toch met de Christelijke barmhartigheid, waar men altijd zoo hoog van opgeeft, maar matig gesteld. En als men dan van te voren wist en er van overtuigd was, dat men van de zijde van de moderne arbeidersbeweging passief zou zijn, dan had men juist zijn beste beentje voor moeten zetten. Men tracht de oorzaak der mislukking af te wenden op de niet-kerkelijke arbeidersbeweging? Hier komt spreker tegen op, omdat dit absoluut onjuist is. Spreker constateert, dat de spaarregeling en de collecten mislukt zijn in het geheele land en gaat de oorzaken na, waar aan dit naar zijn meening is te wijten. Het volk wil, dat de werkloozen op een andere wijze worden geholpen dan door de publieke liefdadigheid. Spreker betreurt het, dat het College meent niet bij de Regeering te moeten aandringen op toekenning van een duurte- toeslag op de steunuitkeering. Spreker acht de instelling van de staatscommissie, waaraan het College in de Memorie van Antwoord herinnert, geen argument om het verzoek niet tot de Regeering te richten en dringt er daarom nogmaals bij het College op aan, zich wel met dit verzoek tot de Regeering te wenden. De groote nood der werkloozen maakt het noodzake lijk, een duurtetoeslag te geven. Spreker is er stellig van overtuigd namens velen te spreken, als hij hier een woord van dank brengt aan Burgemeester en Wethouders voor de voortvarende wijze, waarop de kwestie van de schoenreparatie voor gesteunde werkloozen aan de orde is gesteld en opgelost. Stellig voorziet deze regeling in een behoefte en spreker spreekt hier den wensch uit, dat niet door gebrek aan geld middelen, stagnatie zal ontstaan in het afwerken van de aanvragen. Dit zou jammer zijn, doch spreker vertrouwt dat Burge meester en Wethouders hieraan wel hun volle aandacht zullen besteden. Spreker wil hierbij tevens den wensch uitspreken, dat het antwoord door Burgemeester en Wethouders gegeven bij Yolgnr. 611a, waarin zij zeggen niet voornemens Ie zijn over te gaan tot het verstrekken van goedkoope groenten, indien de groentenhandel ingeschakeld moet worden, den Raad iets zal zeggen, en dat zij, die dezen eisch hebben gesteld, bereid zullen zijn hierop terug te komen om het mogelijk te maken, dat ook hier te Leiden tot verstrekking van goedkoope groenten kan worden overgegaan, ten bate van de werkloozen die nu veelal dit noodzakelijk artikel moeten ontberen. Ten aanzien van een billijke verdeeling van de werkloos- (Snel.) Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. heidsuitgaven en het van regeeringswege beschikbaar stellen van gelden voor de uitvoering van groote werken herhaalt spreker de beschouwingen, welke hij daarover in zijn sectie vergadering (sectieverslag bl. 40) heeft gegeven. De mededeeling in de Memorie van Antwoord, dat het College zich bij elk daarvoor in aanmerking komend geval pleegt te wenden tot het Werkfonds 1934, heeft een wrangen smaak, want overheidswerken worden, zij het dan ook buiten de schuld van het gemeentebestuur, voor verlaagde loonen uitgevoerd, waardoor de koopkracht nog verder wordt aange tast en de malaise extra lang blijft heerschen. Spreker heeft met genoegen vernomen, dat de heer van der Kwaak in het werken-voor-steun gevaren ziet en kan het pleidooi, dat de heeren Beekenkamp en Manders daarvoor hebben gehouden, niet onderschrijven. De heer Beekenkamp citeerde een geschrift van den burgemeester van Alphen, maar het werken-voor-steun in Alphen is een ongelukkig gekozen voorbeeld, want de Regeering heeft daaraan een einde gemaakt, toen bleek, dat normale werken op die wijze werden uitgevoerd, waardoor de werkgevers, die anders deze werken zouden hebben uitgevoerd, genoodzaakt werden hun personeel te ontslaan, dat dan tegen het halve loon bij de gemeente werd te werk gesteld. Op den steun der sociaal-democraten valt in dezen niet te rekenen. Spreker verzoekt het College de resultaten, welke tot dus verre verkregen zijn met de registratie van de werkende en de werklooze jeugd aan de raadsleden toe te zenden. Spreker vreest, dat anders deze resultaten, die hoofdzakelijk uit cijfermateriaal bestaan, spoedig worden vergeten, hetgeen niet in overeenstemming met de belangrijkheid van deze zaak zou zijn. Spreker verzoekt het College, op korten termijn gunstig te beschikken op het adres, waarin gevraagd wordt ook voor de losse transportarbeiders de verplichting tot het eenmaal daags stempelen in te voeren. Nu de werkgelegenheid reeds eenige jaren sterk verminderd is, bestaat er geen reden om deze groep arbeiders in een slechte uitzonderingspositie te plaatsen, waartoe vroeger misschien wel aanleiding bestond. Een beroep op de reglementen van de werkloozenkassen, waarin het tweemaal daags stempelen voor de losse transport arbeiders wordt voorgeschreven, gaat niet op, omdat bij de samenstelling van deze reglementen, die eigenlijk zijn vast gesteld voor de havensteden, waar het op ieder uur van den dag mogelijk is, dat belangrijke groepen van transport arbeiders worden opgeroepen voor het werken in de schepen, van een afdeeling Leiden van een bond van transportarbeiders nog geen sprake was. Het is ook het College wel bekend, dat in verscheidene gemeenten de vaste zoowel als de losse transportarbeiders slechts eenmaal daags den gang naar het stempellokaal be hoeven te maken. Wat het taxi- en huurautobedrijf betreft, betreurt spreker het, dat het College nog geen praeadvies heeft uitgebracht over de motie in zake het opnemen van de loon- en arbeids voorwaarden in de vergunningsvoorwaarden, welke motie spreker 25 October 1937 heeft ingediend. Spreker verzoekt het College hierbij spoed te betrachten. Gezien den ernst van de zaak is het niet gewenscht, dat het praeadvies langen tijd uitblijft. Sinds de inwerkingtreding van het Reglement Autovervoer Personen heeft men geen controle op den arbeids tijd geoefend. Spreker maakt daartegen bezwaar en dringt er op aan, de politie die maatregelen te doen nemen, welke noodig zijn om aan dit euvel een einde te maken. Nu de Regeering te dien opzichte vruchtdragend werk heeft ver richt, is het de taak van de gemeentelijke autoriteiten, de toepassing van de maatregelen voor allen gelijk te doen zijn. Spreker zal na de beslissing van den Raad in de Vergadering van Maandag 14 Februari 1938 zijn voorstel inzake de ver hooging van het uurloon in de werkverschaffing (No. 5) niet uitvoerig verdedigen; de economische gronden zijn algemeen bekend. Ook het R. K. Vakverbond meent, dat het uurloon in de werkverschaffing gelijk moet zijn aan dat voor werkfonds- werken en daarom doet het spreker zoo vreemd aan, dat men van die zijde op het terrein van de politiek dezen eisch niet stelt. Men heeft sprekers voorstel ,,een gebaar" genoemd, maar men heeft vóór de verkiezingen van 1937 ook aan andere zijde dit gebaar gemaakt en waarom maken de heeren Beeken kamp en Wilmer het nu niet opnieuw? Spreker begrijpt niet, hoe men aan het lot der werkloozen zulke woorden kan en durft koppelen. Volgens spreker moet men voor de werkloozen doen, wat gedaan kan worden en alleen daarom heeft hij dit voorstel ingediend. Indien men spreekt van het spelen van een politiek spel, vraagt spreker zich af, waar dit dan eigenlijk wordt gespeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 1