17
Art. 3.
1. De in art. 2 genoemde rechten zijn door inwoners dei-
gemeente Leiden niet verschuldigd, indien de gemengde
hoofdsom minder dan 8.bedraagt.
2. De in art. 2 genoemde rechten worden voor inwoners
der gemeente Leiden verminderd met:
a. 75%, indien de gemengde hoofdsom 8.tot be
neden ƒ20.bedraagt;
b. 50%, indien de gemengde hoofdsom ƒ20.tot be
neden 36.bedraagt;
c. 25%, indien de gemengde hoofdsom 36.tot be
neden 66.bedraagt.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit
artikel blijft buiten toepassing, indien de in artikel 9 be
doelde inlichtingen niet binnen den ingevolge dat artikel
te stellen termijn worden verstrekt.
4. Onder gemengde hoofdsom wordt verstaan het in art.
63, lid 4, letter b, der Lager-onderwijswet 1920 omschreven
belastingbedrag, verschuldigd over het op het tijdstip van
den dienst loopende belastingjaar door hem, die de rechten
voor dien dienst verschuldigd is.
Art. 4.
De in art. 2 genoemde rechten zijn verschuldigd door
het hoofd van het gezin ten behoeve waarvan, of door den
alleenwonenden persoon ten behoeve van wien de reiniging
en/of de ontsmetting wordt verricht.
Art. 5.
De in art. 2 genoemde rechten worden niet geheven
voor reiniging en ontsmetting van onderwijsinrichtingen,
indien en voor zoover die werkzaamheden door den Directeur
van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheids
dienst noodig worden geacht.
II. Ophalen, vervoeren en storten van vuil.
Art. 6.
De rechten voor het ophalen, vervoeren en storten van
vuil, buiten den gewonen kosteloozen ophaaldienst, be-
dfagpp:J(,
a. indien de op te halen stoffen zijn opgeslagen op een
afstand van ten hoogste 30 Meter van de ligplaats van de
schuit of de plaats van het voertuig, waarmede de stoffen
zullen worden vervoerd, per M3 of een gedeelte daarvan
0.65;
b. in andere gevallen per f M3 of een gedeelte daarvan
0.85;
c. wanneer de op te halen stoffen tot een vooraf over
eengekomen jaar lij ksche hoeveelheid worden opgehaald op
geregelde tijdstippen in den gewonen dagelijkschen ophaal
dienst en de stoffen door of vanwege den aanvrager op
den openbaren weg voor het ophalen beschikbaar worden
gesteld, per M3 of een gedeelte daarvan ƒ0.50;
d. voor het storten van vuil in de daarvoor vanwege den
dienst beschikbaar gestelde schuiten aan het terrein van
den dienst, per M3 of gedeelte daarvan 0.45;
e. voor het verrichten van andere diensten, niet onder de
vorenstaande te rangschikken, voor iederen man, met inbegrip
van gereedschappen, per uur 0.80.
Art. 7.
De in art. 6 genoemde rechten zijn verschuldigd door
dengene, die de werkzaamheden heeft doen verrichten.
III. Algemeene bepalingen.
Art. 8.
Voor de toepassing van de artikelen 299 en 300 der
Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelastingen
in de plaats van den Gemeenteraad of van den Burgemeester.
Art. 9.
Ieder, die rechten, genoemd in art. 2, verschuldigd is, is
gehouden binnen een door den met de inning van die rechten
belasten ambtenaar te bepalen termijn, aan dien ambtenaar
mondeling of schriftelijk de door dezen gewenschte inlich
tingen, de heffing van de rechten betreffende, te verstrekken
en de door dien ambtenaar verlangde stukken over te leggen.
IV. Invordering.
Art. 10.
De inning van de krachtens deze verordening verschuldigde
rechten geschiedt door den Kassier-Boekhouder van den
Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
Art. 11.
De betaling van de rechten moet ten kantore van den
Kassier-Boekhouder geschieden binnen één maand, nadat
het bedrag ter kennis is gebracht van dengene, die de
rechten verschuldigd is.
Art. 12.
Voor iedere betaling wordt een gedagteekend bewijs van
kwijting afgegeven.
Art. 13.
Bij gebreke van tijdige betaling van de rechten geschiedt
de invordering overeenkomstig de artikelen 291 tot en met 295
van de Gemeentewet.
Art. 14.
Deze verordening treedt in werking op den eersten dag
der maand volgende op die, waarin het bericht der Konink
lijke goedkeuring bij het Gemeentebestuur is ingekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.