gelden ter Secretarie, bij het Oud-Archief en aan het Bureau
van den Burgerlijken Stand te Leiden, aldus te wijzigen,
dat de voor diensten van het Oud-Archief geheven bedragen
eenigszins verhoogd worden in verhouding tot de werkzaam
heden, welke deze diensten voor de Archiefambtenaren
meebrengen.
Daartoe wenscht de Commissie het in artikel 1, A, sub d,
opgenomen tarief voor afschriften van of uittreksels uit
registers, akten of andere stukken, dateerend van en na
het jaar 1700, te brengen van 0.50 op 0.75 en van
stukken, dateerend van vóór 1700, van 0.75 op 1.
voor afschriften van of uittreksels uit de doop-, trouw- en
begraafregisters wil de Commissie, daar het hier eenvoudige
werkzaamheden betreft, het tarief stellen op 0.50, doch
voor afschriften van of uittreksels uit registers enz., welke
meer dan normalen arbeid vereischen, stelt zij een tarief
van ƒ2.per bladzijde voor.
Bovendien komt het der Commissie, in verband met de
aanschaffing van een Kontophot, noodzakelijk voor een
tarief op te nemen voor te verstrekken p hot o grap hi s ch e
reproducties en acht zij een bedrag van 0.50 per opname
gerechtvaardigd.
De in artikel 1, F, sub c, opgenomen leges voor na
sporingen, door de ambtenaren in het bijzonder belang van
den aanvrager verricht, wenscht de Commissie te verhoogen
van 1.tot 2.doch de leges, in art. 1, F, sub d,
voorgeschreven voor nasporingen, in de Archiefbewaarplaats
■met behulp van ambtenaren verricht, kunnen naar haar
meening ongewijzigd blijven, daar deze werkzaamheden door
ondergeschikt personeel worden verricht.
Tenslotte stelt de Commissie voor het tarief voor het
gebruik van de fiches op de doop-, trouw- en begrafenis
boeken, opgenomen in artikel 1, F, sub e, eveneens ongewijzigd
te laten, doch zij acht het gewenscht het tweede lid van
deze bepaling, waarin wordt voorgeschreven, dat onder
zoekingen naar verschillende geslachten als afzonderlijke
onderzoekingen moeten worden beschouwd, te doen vervallen,
daar het in de praktijk niet mogelijk is gebleken deze be
paling te doen nakomen.
Met het voorstel van de Commissie voor het Oud-Archief
kunnen wij ons vereenigen.
Derhalve geven wij üwe Vergadering, mede in overeen
stemming met het advies van de Commissie van Financiën,
in overweging vast te stellen de navolgende
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 13 Juni 1918
(Gemeenteblad No. 25), regelende de heffing van leges-
en expeditiegelden ter Secretarie, bij het Oud-
Archief en aan het Bureau van den Burgelij leen
Stand te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij
verordening van 12 October 1936
(Gemeenteblad No. 28).
Artikel I.
Het bepaalde onder A, sub d, van artikel 1 van boven
genoemde verordening wordt gelezen als volgt:
„d. Voor elk afschrift van of uittreksel uit registers, akten
of andere stukken, berustende in het Oud-Archief, dateerend
van en na het jaar 1700, per bladzijde, gedeelten van blad
zijden voor geheele gerekend, 0.75 en dateerend vóór het
jaar 1700, per bladzijde, gedeelten van bladzijden voor
geheele gerekend, 1.met dien verstande, dat voor elk
afschrift van of uittreksel uit de doop-, trouw- en begrafenis
boeken, per inschrijving, 0.50 en voor afschriften van of
uittreksels uit registers, akten of andere stukken, welke meer
dan normale arbeid vereischen, per bladzijde, gedeelten van
bladzijden voor geheele gerekend, 2.geheven zal worden."
Abt. II.
Na het bepaalde sub D van artikel 1 wordt ingevoegd:
„E. Photografische reproducties.
Voor photografische reproducties van geschreven stukken,
registers, gedrukte stukken, prenten, kaarten, teekeningen
en andere stukken, berustend in het Oud-Archief, recht
streeks wit op zwart, per opname van ten hoogste 20 cm
bij 33 cm0.50"
Abt. III.
Letter „F" van artikel 1 wordt gelezen „F".
Abt. IV.
Letter „F" van artikel 1 wordt gelezen „6", in letter
„e" van dit onderdeel wordt 1.vervangen door 2.
en in letter „e" van dit onderdeel vervalt het tweede lid.
Abt. V.
De letters ,,G" en Hvan artikel 1 worden gelezen
„ff", resp. „I".
Abt. VI.
Deze verordening treedt in werking op den dag volgende
op dien, waarop het bericht der Koninklijke goedkeuring
bij het Gemeentebestuur is ingekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 13. Leiden, 22 Januari 1937.
Het gebruik, dat de laatste jaren van het dameszwem
bassin van de zweminrichting „de Zijl" wordt gemaakt, is
van zoodanigen omvang, dat dit bassin te klein moet
worden geacht.
Wij traden daarom met het bestuur der beheerende zwem-
vereeniging „de Zijl" in overleg inzake uitbreiding van de
inrichting.
Ook de exploitante was van oordeel, dat uitbreiding
noodig was, terwijl zij bovendien in overweging gaf de
kleedgelegenheid te vermeerderen en een gelegenheid voor
zonnebaden te maken.
De kleedgelegenheid zou kunnen worden uitgebreid door
invoering van het z.g. wisselcabine-systeem, waardoor niet
slechts een -veel vlottere gang van zaken wordt verkregen,
maar ook meer zwemmers tegelijkertijd in de inrichting
kunnen worden toegelaten.
Een gelegenheid voor zonnebaden is, behalve uit een
oogpunt van volksgezondheid, vooral ook gewenscht omdat
daardoor belangrijk aan ruimte in de inrichting wordt ge
wonnen de perrons zijn van betrekkelijk geringe afmetingen,
zoodat deze bij druk bezoek weinig ruimte van beweging
bieden, aan welk bezwaar door het maken van een af
zonderlijke plaats voor zonnebaden zeer zal worden tegemoet
gekomen.
Evenals de Commissie van Fabricage kan ons College
met de verlangens van de zwemvereeniging wel instemmen
de gevraagde veranderingen zijn inderdaad noodig te achten,
terwijl zij ongetwijfeld het bezoek aan de dan gemoderni
seerde inrichting zullen stimuleeren, wat de exploitatie weer
ten goede komt.
Het feit, dat tevens tot stichting van een sportfondsen-
bad wordt overgegaan, mag de gemeente o.i. niet weer
houden tot de uitbreiding en verbetering van de zwem
inrichting „de Zijl" te besluiten; ondanks de stichting van
een sportfondsenbad zal toch de in een volkrijke buurt ge
legen zweminrichting „de Zijl" in den tegenwoordigen toe
stand den grooten toeloop ook in de toekomst niet kunnen
verwerken.
Intusschen moest als eisch worden gesteld, dat de kosten
zooveel mogelijk werden beperkt en mitsdien de meest
mogelijke soberheid werd betracht. Er werden, blijkens de
overgelegde stukken, eenige plannen ontworpen, waarvan
tenslotte het met de letter E aangeduide plan het meest
bevredigde.
Volgens dit plan, waarvan de kosten worden geraamd op
17.000.te bestrijden uit geldleening zullen in
hoofdzaak de volgende voorzieningen worden getroffen. Het
damesbassin, dat 30 meter lang is, wordt verlengd tot
50 M.; in verband met het uitbreidingsplan kan aan de
zijde van dat bassin (aan den westelijken kant) de uit
breiding niet plaats hebben, zoodat deze moet worden ver
kregen door opschuiving van het heerenbassin in de richting
naar de Zijl, wat ook het verplaatsen van steigers, af
scheiding enz. meebrengt.
De kleedgelegenheid wordt uitgebreid door twee aan de
zuidzijde gelegen ruimten in te richten als loods voor het
opbergen van kleeren, teneinde het wisselcabine-systeem te
kunnen toepassen.
Aangezien de kleedhokjes aan den noordelijken kant nu
kunnen vervallen, is het mogelijk aan die zijde een gelegen
heid voor het nemen van zonnebaden te maken, door het
achterwaarts verplaatsen van den wand en het aanleggen
van grasgazons.
Tenslotte zal, ter vereenvoudiging van de controle, bij
de rijwielloods een nieuwe cassa met tourniquet worden
gemaakt.
In overeenstemming met het gevoelen van de Commissie
van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering alsnu in over
weging door vaststelling van den overgelegden begrootings-
staat model D, op den kapitaal dienst van de begrooting
dienst 1937, een post van 17.000.te brengen voor uit-