MAANDAG 20 DECEMBER 1937. 331 Ins t ell i ng sehoeiseld ienst. (Braygaar e.a.) nloeten, die hun schoeisel kwamen halen; onder dezen heerschte de grootste orde en tevredenheid. Spreekster heeft ook de daar gerepareerde schoenen gezien; het zou niet mogelijk zijn voor hen, hun schoenen elders voor dienzelfden prijs te laten maken. Daardoor bereikt men, dat die werk- loozen voor een minimalen prijs hun schoenen deugdelijk kunnen laten repareeren. Laat men dit voorstel tenminste als een proef voor één jaar aannemen; daardoor wordt ook de gezondheid van die menschen bevorderd, doordat zij niet meer met kapotte schoenen behoeven te loopen, maar hun schoenen behoorlijk gerepareerd worden. De gemeente geeft zooveel geld uit aan ondersteuning van werkloozen en arm lastigen, geld besteed in armoe, blijft spreekster altijd zeggen, maar er blijft steeds nog een zeer groot gebrek. Waar het nu gaat om een bedrag van ƒ3.300.waardoor een deel van de ondersteunden aan werk kan worden geholpen, en de schoenen goed gerepareerd worden, laat men dan toch de proef nemen. Men kan hier de theorie aan de practijk toetsen; de heer van Stralen heeft als Raadslid er dikwijls op aan gedrongen, dat er werk was, dat moest geschieden; nu de heer van Stralen zelf als Wethouder voor de moeilijkheden zit, wil hij dit toch laten uitvoeren. Men kan dus niet zeggen, dat de sociaal-democraten het alleen maar in theorie schoon kunnen voorstellen; zij willen het ook in de practijk laten zien; laat men Wethouder van Stralen daartoe de gelegenheid geven. De heer Beekenkamp zegt, dat het principe van het laten werken voor steun zijn volle sympathie heeft. Het heeft spreker dan ook eenigszins verbaasd, dat zooeven mevrouw Braggaar heeft gezegd, dat de sociaal-democraten ook altijd zooveel voor deze gedachte hebben gevoeld: het is nog niet zoo lang geleden dat, toen dezerzijds die gedachtewerken voor steun in den Raad werd gelanceerd, daartegen van andere zijde groote bezwaren werden ingebracht. Men kan deze verandering van mentaliteit en van zienswijze echter ten zeerste toejuichen. Spreker ontkent, dat dit iets geheel anders is, zooals nu wordt opgemerkt. Spreker heeft steeds op het standpunt gestaan, dat de mogelijkheid geopend moest worden, den arbeid te geven aan hen, die zich vrijwillig daarvoor opgaven, niet om onder de markt te doen werken, maar om de menschen te bevrijden van het ook in moreel opzicht zeer schadelijke stempelen. Toch heeft spreker zeer groote bezwaren tegen dit voorstel. Verschillende cijfers, in dit voorstel genoemd, behooren nader te worden getoetst. Hoe komt men aan de cijfers, in dit voorstel genoemd, en speciaal aan het getal van 11000 reparaties? Uit de rede van mevrouw Braggaar maakt spreker op, dat dit cijfer een zeer minimaal cijfer is en dat een aanmerkelijke verhooging hiervan zelfs niet uitgesloten is in den loop van dit jaar. Zullen daardoor de andere kosten, hier genoemd, niet aanmerkelijk stijgen? Hebben de bona-fide schoenreparateurs van dit voorstel behoorlijk kennis kunnen nemen; zijn de organisaties op behoorlijke wijze gehoord? De Raad heeft gekregen een adres van enkele schoenrepara teurs, die, naar uit een verklaring van den Wethouder later bleek, niet beschouwd kunnen worden als een organisatie van bona-fide-schoenreparateurs. In elk geval zijn niet ge hoord de vertegenwoordigers van alle hier gevestigde schoen reparateurs, voorzoover zij tot andere organisaties behooren. Sprekers groote bezwaar tegen deze geheele zaak is niet, dat hierdoor indirect de steunnormen worden verhoogd; dat moet men tenslotte op den koop toe nemen, maar is hierin gelegen, dat hier weer een uitbreiding van Overheids bemoeiing plaats heeft. Men krijgt hierdoor weer een steeds verder gaande socialisatie. De Overheidsbemoeiing wordt in dit geval zelfs on- noodig weer uitgebreid. Spreker kan niet inzien, dat de belangen van de gemeenschap in het algemeen met deze wijze van werken worden gebaat. Dit voorstel berooft een aantal ingezetenen van een zeker quantum werk. In de plaats van de 24 schoenmakers, die nu werk krijgen, zullen andere schoenmakers komen, die op het oogenblik op den rand van de ondersteuning leven en door de toepassing van de voor gestelde regeling zullen worden gedwongen naar Maat schappelijk Hulpbetoon te gaan. De redeneering van mevrouw Braggaar, dat het eigenlijk gaat om de verdeeling van 211 paren schoenen per wreek over 250 schoenmakers, is al te simplistisch, want niet alle schoenmakers moeten thans bestaan van de reparatie van schoenen van werkloozen. Spreker heeft er bezwaar tegen,, dat de schoenen ver beneden den kostprijs zullen worden gerepareerd. De gemeente betaalt niet alleen 0.60 per paar, maar ook de kosten, die de uitvoering van den voorgestelden maatregel met zich brengt, n.l. 3.300.of 0.30 per paar. Instelling schoeiseldienst. (Beekenkamp e.a.) Het is spreker bekend, dat weinig gebruik van den schoeisel- dienst zal worden gemaakt en men heeft hem medegedeeld, dat sommige reparateurs schoenen voor 0.80 per paar verzolen. Indien het laatste juist is, behoeft tegen de ver hooging van het bedrag, dat de werkloozen moeten betalen 0.50 per paar schoenen) geen bezwaar te bestaan. Spreker zal gaarne vernemen, of de Wethouder tegen de verhooging van het bedrag van 0.50 tot 0.75 of 0.80 overwegende bezwaren heeft. Spreker zou in overweging willen geven in het Ingekomen Stuk sub a niet te spreken over „een extra-subsidie", maar van „een voorschot" om daarmede de gedachte tot uit drukking te brengen, dat de gemeente niet iets meer geeft om de Overheidsbemoeiing uit te breiden, maar wel iets wil doen om de 24 ondersteunde schoenmakers aan het werk te stellen tegen contra-prestatie, doch zonder verhooging van de steunnormen, die thans gelden. De heer Eikerbout zegt, dat volgens het Ingekomen Stuk er 18 schoenmakers zijn, die in aanmerking zullen komen voor het verrichten van schoenreparaties voor de werkloozen, welke reparaties per jaar 11000 paar in aantal zullen zijn. Dit zijn er dus gemiddeld 618 per jaar en per schoenmaker, dus twee paar per dag, of 4 a 5 uur werk per dag. Worden die schoenmakers dan voor 4, 5 of 6 uren per dag te werk gesteld, of zal hij, naast zijn werk in deze instelling, ook nog ander werk mogen verrichten? Wordt hij dan voor het overige gedeelte van den dag vrijgelaten? Spreker is wel voor het doen verrichten van deze werkzaamheden in contra prestatie, zooals meermalen in dezen geest door hem ge sproken is, maar wanneer voor het repareeren van zolen en hakken bedragen genoemd worden van 0.50 en 0.60 per paar en vier malen per jaar, dan zal men daarmede toch moeilijk kunnen toekomen; dan zullen die zolen en hakken spoedig versleten zijn. Dat dit bovendien nog wel voor een gezin zal gelden, zooals de heer Wilmer nu terecht zegt, maakt de zaak nog erger. Dat beteekent, dat de werkloozen slechte zolen en hakken krijgen. In 1890 kon men voor dien prijs goede zolen en hakken krijgen, maar op het oogenblik niet; wanneer men tenminste leer moet hebben, en niet leer van den kop of van de pooten. Een loon van 0.60 per paar acht spreker wel aan den lagen kant hij heeft wel gehoord, dat mien 0.65 kreeg voor het repareeren van een paar zolen en hakken maar het kan er mee door. Wanneer die schoen makers dan 6 x 2 paar repareeren a 0.60, ontvangen zij 7.20; daarvoor zitten zij de geheele week té werken. Maar dan is het aantal van 11000 noodwendig veel te laag geraamd; dat zal dan op 22000 gesteld moeten worden. Wanneer men daarbij nog den achturigen werkdag in acht moet nemen, is het aantal van 11000 paar schoenen-reparaties onvoldoende, om 18 schoenmakers te werk tè stellen, tenzij men hun vrij geeft en hun slechts den steun laat verdienen. Een der sprekers heeft de hoop uitgesproken, dat het te verwerken leer bij Leidsche leerhandelaren zal worden aan gekocht, maar dat doet men natuurlijk niet; men wendt zich rechtstreeks tot de fabriek, want anders kan men het leer voor dien prijs onmogelijk krijgen. De leerhandelaren zullen dus vanzelf een strop hebben. Spreker kan niet ge- looven, dat er in Leiden 250 schoenmakers zijn; ruim geschat zullen er in Leiden 150 zijn. Vele werkloozen koopen op de markt een paar gummi zolen, die zij zelf onder hun schoenen bevestigen. Het is daarom mogelijk, dat degenen, wien men met dezen maat regel een dienst wil bewijzen, hiervoor bedanken. Men moet den schoenmakers of het werk thuis geven, of zooveel werk in de inrichting geven, dat zij er een dagtaak aan hebben, maar hun dan ook verbieden, thuis te werken, aangezien zij anders des nachts thuis de schoenen repareeren, die zij zelf hebben opgehaald. De heer van Stralen merkt op, dat het de bedoeling is, de schoenmakers het reparatiewerk thuis te laten verrichten. De heer Eikerbout zegt, dat de zaak daardoor eenigszins anders voor hem wordt, maar gevoelt er dan ook niets voor, dat deze maatregel beperkt blijft tot een 18-tal schoenmakers, daar de andere schoenmakers er even goed recht op hebben. Indien de schoenmakers het werk thuis verrichten, heeft men geen leider èn een assistent noodig, maar kan men met één persoon volstaan voor het uitgeven van het leder en het andere materiaal, alsmede voor de administratie. De heer Snel juicht het voorstel toe en acht het diep treurig, dat in den Raad allerlei bezwaren zijn aangevoerd, waarmede men tracht de voorgestelde regeling te kleineeren. Men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 9