4
deze zaak op een uitermate simplistisch standpunt hadden
gesteld, in zooverre als dit college het door ons bedoelde
complex van risico's huiten geding had gelaten, hebben wij
vervolgens tegen de voor de gemeente in ongunstigen zin
uitgevallen beslissingen van Gedeputeerde Staten appèl bij
de Kroon aangeteekend. Bij Koninklijk besluit van 2 October
1937 zijn daarop, met handhaving van de bestreden besluiten
van Gedeputeerde Staten, voor zoover daarbij de besluiten
van ons College waren vernietigd, de besluiten van Gedepu
teerde Staten voor het overige vernietigd, met onbevoegd
verklaring alsnog van ons College, om op de ingediende ver
zoeken te beschikken. Dit Koninklijk besluit, dat dus niet
ons College, doch den Gemeenteraad ten deze bevoegd ver
klaart, liet intusschen de vraag open, of Uw Vergadering na
1 November 1936(dag, voor welken het gemeentebestuur
moest beslissen) nog een rechtsgeldige beschikking zou kunnen
nemen. Deze strijdvraag is thans echter opgelost, doordat
de Minister van Onderwijs, blijkens een op 8 December j.l.
te onzer kennis gebrachte circulaire van Gedeputeerde Staten,
als zijn meening heeft doen kennen, dat in de gevallen, waarin
de beslissingen van Burgemeester en Wethouders, inzake
het afkoopen van de z.g. gebruiksvergoeding, door de Kroon
zijn vernietigd, de Gemeenteraad alsnog ten spoedigste op
de verzoeken van de schoolbesturen zal moeten beschikken.
Aangezien de beslissingen van ons College, welke de z.g.
ingebouwde scholen en de school aan de Middelste Gracht
betreffen, kracht van gewijsde hebben verkregen, zal Uw
Vergadering dus thans een besluit moeten nemen ten aan
zien van de zeven overige, in het hoofd dezes genoemde,
scholen.
In verband hiermede merken wij op, dat de onderwerpelyke
aangelegenheid inmiddels wel een ander aspect heeft ver
kregen. Zoo is de rente voor gemeenteleeningen den laatsten
tijd niet onbelangrijk gedaald, zoodat thans voor een leening,
waarvan de aflossingsduur 20 a 30 jaar bedraagt, de rente
om 31 schommelt, terwijl wij destijds, bij de beoordeeling
van den financieelen kant van deze zaak, nog rekening moesten
houden met een rentevoet van 4| Deze omstandigheid
beteekent, dat, indien voor het onderhavige doel een annui-
teitenleening van 30 jaar wordt gesloten, en indien men de
risico's buiten beschouwing laat, aanstonds een jaarlijksch
voordeel van 3550.— wordt verkregen.
Het vorenstaande neemt echter niet weg, dat de risico s,
welke de gemeente op zich zou nemen, door deze rentedaling
weinig aan beteekenis verliezen. Wij zouden dan ook advi-
seeren, op de verzoeken afwijzend te beschikken, ware het
niet, dat wij, gezien de reeds gevallen beslissingen, daarvan
hoegenaamd geen heil verwachten. O. i. zou het enkel gevolg
van een afwijzend besluit zijn een beroepsprocedure (waar
mede weer geruime tijd gemoeid zou zijn), welke weinig kans
op succes biedt, en die, als de gemeente ten slotte m het
ongelijk wordt gesteld, de zaak financieel niet beter, maar
slechter maakt, omdat de schoolbesturen alsdan tot den dag
van den afkoop het vroeger geldende rentepercentage van
6,214 (en dus niet van 5) vergoed krijgen.
Op grond van het vorenstaande en met verwijzing naar de
in de Leeskamer ter inzage gelegde adviezen van de Commissie
voor het Onderwijs en die van Financiën, geven wij U dan ook
in overweging:
a. de verzoeken van de besturen der na te noemen scholen,
om, overeenkomstig artikel 205fer, eerste lid, der Lager-Onder-
wijswet 1920, ten behoeve van de scholen aan het Rapenburg
48, de Haarlemmerstraat 240, het Levendaal 54/56, de
Haarlemmerstraat 32/34, het Noordeinde 38, de Pasteur
straat 2b en de Hooglandsche Kerkgracht 20a, een uitkeermg
te ontvangen van een som ineens, zulks ter vervanging a an
de jaarlijksche gebruiksvergoeding, in te willigen;
b. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
model D, een bedrag van 436.140.op den kapitaaldienst
der begrooting 1938 te brengen, ten behoeve van het onder a
omschreven doel.
Wij deelen U ten slotte nog mede, dat de, met betrekking
tot den gewonen dienst, uit een en ander voortvloeiende
begrootingswijzigingen U te zijner tijd zullen worden aan
geboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 13. Leiden, 10 Januari 1938.
Zooals Uwe Vergadering bekend is hebben Gedeputeerde
Staten dezer provincie de goedkeuring onthouden aan het
bij raadsbesluit van 20 Januari 1936 vastgestelde plan tot
herziening (aanvulling) van het uitbreidingsplan dezer ge
meente met betrekking tot de gronden, gelegen ten Zuid-
Oosten van de spoorbaan 's GravenhageHaarlem en be
grensd door den Maredijk, de Marislaan en den Stationsweg.
Ingevolge artikel 38, lid 2, van de Woningwet moet Uwe
Vergadering binnen twaalf maanden na ontvangst van de
beslissing, d.i. vóór 15 Februari 1938, een nieuw plan aan
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderwerpen,
waarbij de beslissing van dat College in acht is genomen,
hetgeen in casu wil zeggen, dat het plan zoodanig zal moeten
zijn, dat het geenerlei beletsel of belemmering inhoudt voor
de totstandkoming van een verbinding van de ter weers
zijden van de spoorbaan gelegen stadsgedeelten, welke t.z.t.
zal blijken de meest bevredigende, praktisch uitvoerbare,
oplossing te zijn.
Met het oog op de bestaande onzekerheid omtrent het
maken van het verbindingstracé tusschen die stadsgedeelten
is het vooralsnog niet mogelijk om voor het onderhavige
gebied de bestemming in onderdeelen te bepalen, zoodat
voorhands met een aanwijzing van de bestemming in hoofd
zaak moet worden volstaan. Deze bestemming laat de moge
lijkheid van uitvoering van de meest gewenschte verbinding
tusschen de beide stadsgedeelten geheel open; derhalve
wordt met de aanwijzing van die bestemming in alle op
zichten aan vorenbedoeld voorschrift voldaan. In die be
stemming zullen ook moeten worden betrokken eenige
gronden ten Noord-Oosten van den Rijnsburgerweg aan en
nabij de spoorbaan.
Mitsdien hebben wij een nieuw plan doen ontwerpen,
waarbij voor de in het betrokken gebied gelegen gronden,
op de overgelegde kaart met een paarse omlijning omgeven,
een bestemming in hoofdzaak is aangewezen.
Het ontwerp heeft gedurende den in de Woningwet voor
geschreven termijn op de gemeentesecretarie voor een ieder
ter inzage gelegen. Er zijn geen bezwaren ingediend.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Vergadering,
in overeenstemming met het advies van de Commissie van
Fabricage en met verwijzing overigens naar de in de Lees
kamer ter inzage gelegde stukken, in overweging het plan
van uitbreiding voor de gemeente Leiden, vastgesteld bij
raadsbesluit van 6 November 1933 en laatstelijk herzien
bij raadsbesluit van 6 September 1937 te herzien in dier
voege, dat Kaart I van dit plan wordt aangevuld, zooals
op de hierbijbehoorende kaart, ten aanzien van het op die
kaart met een paarse omlijning omgeven gebied, is aangeduid.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.