3
wellicht gezegd kunnen worden, dat adressant onbillijk
werd belast. Doch bij het plaatselijk opbreken van de
bestrating en uitgraven van den grond doet zich altijd het
verschijnsel voor, dat de grond blijft werken, en de bestrating
meerdere malen verzakt. Zoo ook in het onderhavige geval.
Ondanks de algeheele herstrating, moet ook thans de bestrating
ter plaatse van de rioolaansluitingen weer opnieuw worden
opgenomen en hersteld. Juist met het oog op deze nood
zakelijke meerdere herstellingen is het tarief in de belasting
verordening zoodanig bepaald, dat ook de kosten daarvan
aan de gemeente worden betaald.
Uit een en ander moge U zijn gebleken, dat op het
verzoek van adressant niet kan worden ingegaan.
Adressant ware met een en ander in kennis te stellenen
wij geven U mitsdien in overweging het adres daartoe te
stellen in onze handen ter afdoening.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 10. Leiden, 7 Januari 1938.
De Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting vraagt
bij haar in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven eene bij
drage van 500.in de kosten van hare dit jaar te houden
cursussen aan vrouwen, van werkloozen en anderen, wier
inkomen tengevolge van de heerschende economische om
standigheden belangrijk is gedaald.
De totale kosten van de cursussen worden door de Com
missie op 1142,90 begroot.
In een bedrag van 642,90 zal o.m. worden voorzien door
de opbrengst van cursusgelden (2 ct per avond per deel
neemster), bijdragen van particulieren, instellingen en ver-
eenigingen en de opbrengst van een collecte.
Waar gebleken is dat de Commissie zeer nuttig werk ver
richt jaarlijks nemen ruim 200 vrouwen aan de cursussen
deel achten wij termen aanwezig om de voor het jaar 1938
gevraagde bijdrage aan de Commissie te verleenen. Weliswaar
is dit bedrag 200.hooger dan het over 1937 verleende
subsidie, doch de vermindering van de bijdragen van parti
culieren, zoowel in geld als in natura, en de stijging van de
materiaalkosten wettigen ons inziens die verhooging alleszins.
Het bedrag ad 500.behoort echter als een maximum-
bijdrage te worden beschouwd en voorts zullen aan de sub-
sidie-verleening eenige voorwaarden dienen te worden ver
bonden betreffende verantwoording van de uitgaven der
Commissie enz.
Onder verwijzing naar de ter zake in de Leeskamer ter
inzage gelegde stukken, geven wij Uwe Vergadering mitsdien
in overweging te besluiten, om op de begrooting voor het
dienstjaar 1938 een bedrag van 500.uit te trekken als
subsidie aan de Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting,
ten behoeve van het houden van cursussen voor huisvrouwen,
zulks met bepaling, dat dit subsidie als een maximum dient
te worden beschouwd en dat, indien eventueel een of meer
dere cursussen niet worden gegeven, het subsidie naar ver
houding wordt verminderd en onder voorwaarde, dat aan
Burgemeester en Wethouders binnen een maand na het einde
der cursussen 1938 een rekening en verantwoording over 1938,
zoomede een verslag betreffende de in dat jaar gehouden
cursussen, worden overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 11. Leiden, 7 Januari 1938,
Zooals U wellicht bekend zal zijn, bezoekt een vrij groot
aantal kinderen (ruim 80) uit omliggende gemeenten de open
bare scholen voor uitgebreid lager onderwijs alhier. Aange
zien wij het niet bilüjk achten, dat de kosten, welke de toe
lating van deze kinderen medebrengt, voor rekening van
onze gemeente blijven, hebben wij, mede op verzoek van
Gedeputeerde Staten, de besturen van de daarvoor in aan
merking komende, hierna te noemen, gemeenten gevraagd,
of zij bereid zijn, met onze gemeente een regeling aan te gaan,
omtrent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot de
Leidsche openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs,
een en ander overeenkomstig een bijgevoegd ontwerp. Van
al deze gemeentebesturen hebben wij thans bericht ont
vangen, dat zij in dit opzicht tot medewerking bereid zijn en
dat zij zich met de aangeboden ontwerp-regeling kunnen
vereenigen.
Ter toelichting van deze ontwerp-regeling, welke in de
Leeskamer ter inzage is gelegd, merken wij op, dat het in
artikel 4, tweede lid, genoemde bedrag van de voor eiken
buitenleerling per jaar verschuldigde uitkeering (n.l. 27.j
het verschil uitdrukt tusschen de gemiddelde kosten per
leerling van het uitgebreid lager onderwijs en het gemiddeld
per buitenleerling geheven schoolgeld. Op deze wijze wordt
derhalve met het ontvangen schoolgeld rekening gehouden,
terwijl dit systeem wegens zijn administratieven eenvoud
verre de voorkeur verdient boven een stelsel, waarbij inciden
teel een aftrek wegens ontvangen schoolgeld moet worden
toegepast.
Voor het overige spreken o.i. de bepalingen van de ontwerp
regeling, waarmede ook de Commissie voor het Onderwijs
zich kan vereenigen, voor zich zelf.
Op grond van het vorenstaande geven wij U alsnu in over
weging, met de gemeenten Alkemade, Haarlemmermeer,
Hazerswoude, Katwijk, Koudekerk aan den Rijn, Leiderdorp,
Lisse, Noord wijk, Oegstgeest, Rijnsburg, Voorschoten, War
mond, Wassenaar en Zoeterwoude een regeling aan te gaan,
omtrent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot
openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs alhier, zulks
overeenkomstig het in de Leeskamer ter inzage gelegde
ontwerp.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
R°- 12. Leiden, 7 Januari 1938.
Gelijk U bekend is, ontvangen de besturen van bijzondere
lagere scholen, welke op 1 Januari 1921 in gebruik of in aan
bouw waren, zoolang die scholen overeenkomstig hare be
stemming gebruikt worden, telkenjare een gebruiksvergoeding,
welke sinds 1 Januari 1936: 5 van de in der tijd geschatte
waarden dier scholen bedraagt. Krachtens het nieuwe artikel
205fer der Lager-Onderwijswet 1920, konden de besturen
van zoodanige scholen vóór 1 Augustus 1936 aan het gemeente
bestuur het verzoek doen, om, ter vervanging van deze ge
bruiksvergoeding, een uitkeering te ontvangen van een som
ineens, gelijkstaande met 80 van de geschatte waarden
dier scholen. Van deze bevoegdheid hebben ook de school
besturen in onze gemeente gebruik gemaakt; de ingediende
verzoeken hadden betrekking op de volgende (d. z. alle
daarvoor in aanmerking komende) scholen: de R. K. Jongens
scholen aan het Rapenburg 48 en de Haarlemmerstraat 240,
de R. K. Meisjesscholen aan het Levendaal 54/56, de Haar
lemmerstraat 32/34 en de van der Werfstraat 98/100
Oude Vest 193/195 (gebouw Pelikaanstraat 1), de Chr.
scholen aan het Noordeinde 38, de Pasteurstraat 2b en de
Middelste Gracht 119, en de Geref. school aan de Hoogland-
sche Kerkgracht 20».
Volgens liet tweede lid van genoemd artikel 205ter, moest
„het gemeentebestuur" vóór 1 November 1936 op de ver
zoeken beschikken. Met betrekking tot de in dit verband
opgekomen competentievraag, of n.l. Uw Vergadering dan
wel ons College omtrent de verzoeken zou moeten beslissen,
hebben wij ons indertijd op het standpunt gesteld, dat, nu
de wet hier niet met zooveel woorden de medewerking van
den Gemeenteraad vordert, de afdoening van deze aange
legenheid, ingevolge artikel 151 der gemeentewet, tot onze
competentie moest behooren. Ten overvloede voegen wij
hieraan nog toe, dat deze opvatting vrijwel algemeen in den
lande werd gehuldigd.
In de onderstelling dus, dat wij op de ingediende ver
zoeken hadden te beschikken, hebben wij destijds in hoofd
zaak overwogen, dat de gemeente bij een eventueelen afkoop
van de gebruiksvergoeding verschillende risico's op zich zou
nemen (voornamelijk schuilend in mogelijke ontijdige op
heffing of vernietiging van schoolgebouwen, in het feit, dat
in geval van een eventueele "verdere verlaging van den
rentevoet, naar welken de jaarlijksche gebruiksvergoeding
wordt berekend, de gemeente van die verlaging niet zal
profiteeren, en/of in de mogelijkheid van een herziening
van de geschatte waarden dezer gebouwen) en dat dit
complex van risico's niet door mogelijke toekomstige be
sparingen gedekt wordtverder overwogen wij nog ten
aanzien van de R. K. Meisjesscholen aan de van der Werf
straat 98/100 Oude Vest 193/195 (gebouw Pelikaanstraat 1),
dat deze scholen deel uitmaken van een niet uitsluitend
voor het geven van schoolonderwijs bestemd gebouw, zoodat
het hier betreft z.g. „ingebouwde" scholen, waarop artikel
205ter kennelijk niet van toepassing is. Op grond van een
en ander besloten wij de ingediende verzoeken af te wijzen.
Nadat de schoolbesturen van deze beslissing bij Gedepu
teerde Staten in beroep waren gegaan, heeft dit college de be
roepen, voor zoover deze de z.g. ingebouwde scholen en de school
aan de Middelste Gracht betroffen, ongegrond verklaard, doch
de overige beroepen toegewezen. Aangezien wij van oordeel
waren, dat Gedeputeerde Staten zich bij de beoordeeling van