334
MAANDAG 20
DECEMBER 1937.
Instelling sehoeiseldienst.
(Wilraer.)
De heer van Stralen schijnt buitengewoon bescheiden te
zijn, want ook op dit oogenblik interrumpeert hij spreker
niet met „ja" of „neen". Spreker stelt er evenwel prijs op
nadrukkelijk te verklaren, dat de parlementaire democratie
door niets zoozeer wordt ondermijnd als door in vertegen
woordigende lichamen niet den eisch van fatsoen te stellen,
welke in elk fatsoenlijk gezelschap in acht genomen moet
worden, dat men geen beschuldigingen uitspreekt, die men
niet bewijzen kan. In de vergaderingen van gemeenteraden,
Provinciale Staten en Staten-Generaal schijnt men dit wel
te mogen doen, maar spreker geeft hun volkomen gelijk,
die dit een groote font van de parlementaire democratie
noemen. Dit is hedenmiddag weer geschied. Er is gezegd,
dat de meerderheid van dezen Raad saboteert de sociale
maatregelen, die het College en met name de heer van Stralen
wil treffen, en dan wordt op sprekers vraag als voorbeeld
genoemd de distributie van goedkoope groenten. Dat voor
beeld is niet waar; de meerderheid van den Raad heeft de
groentendistributie niet afgestemd, maar dat voorstel is
door den heer van Stralen teruggenomen. Dat is de waarheid.
Andere voorbeelden, zegt de heer Snel. Laat hij die dan
noemen. Er is geen enkel voorbeeld genoemd. Men mag
dus niet tot de conclusie komen, dat de meerderheid de
sociale maatregelen van Burgemeester en Wethouders sabo
teert. Dat mag men ook niet concludeeren uit het feit, dat
spreker tegen dit voorstel stemt, want spreker heeft duidelijk
uiteengezet en aangetoond dat naar zijn eerlijke overtuiging
in het algemeen genomen de sociale toestand door dit voor
stel niet verbeterd wordtniet weerlegd is, dat aan dit voor
stel betrekkelijk geringe voordeelen zijn verbonden. Het
eenige groote voordeel is, dat men werklooze schoenmakers
laat werken voor steun; dat wil de heer van Stralen niet
erkennen, maar zij blijven aan den steun vastzitten; zij
krijgen 10 of ƒ0.56, boven den steun; het is niet zoo,
dat zij door te werken een behoorlijk arbeidsloon verdienen.
Dat zij dezen toeslag krijgen, erkent spreker als een voordeel,
maar dat weegt voor hem niet op tegen de nadeelen van dit
voorstel. Dat de sociaal-democraten dit echter ook als een
voordeel beschouwen, is in tegenspraak met hun bestrijding
van de werkverschaffing; hun groote bezwaar tegen de
werkverschaffing was juist, dat de menschen daarbij geen
volledig arbeidsloon ontvingen, maar slechts een zeker per
centage nieer dan den steun.
Ook is niet weerlegd het volgende bezwaar van spreker.
Wanneer, bij een aantal van 11000 reparaties, alle werkloozen
daarvan profiteeren, dan komt men nog niet tot 4 reparaties
per jaar en per gezin, maar gesteld dat men wel jjpt dat
aantal kwam, dan komt deze steunverhooging neer op
2.40 per jaar of 5 cent per week. Dan moet men niet zeggen,
dat spreker hen in dien treurigen toestand wil laten. In dit
verband heeft spreker een vergelijking met het kwartje van
Romme gemaakt. Aan dat stelsel kleven psychologische
fouten. Het valt spreker niet moeilijk dit te erkennen, zooals
de heer Hessing nu veronderstelt, want er zijn zekere licht
zijden ook aan te verdedigen. De overeenstemming tusschen
het kwartje van Romme en de stuiver van van Stralen is
het volgende. Bij het kwartje van Romme krijgt men niets,"
of men moet eerst 25 cent op tafel leggen; bij de 60 cent
van van Stralen moet men eerst 50 cent op tafel leggen.
Het verschil is: de werkloozen krijgen van Romme ƒ0.25
en van van Stralen een stuiver per week.
Indien men het meerdere niet kan verkrijgen, moet men
zich met het mindere tevredenstellen. Spreker onderschat de
beteekenis van het voorstel niet en zou er gaarne zijn stem
aan geven, indien tegenover de voordeelen geen grootere
nadeelen stonden. Men zal werk onttrekken aan niet-gesteunde
schoenmakers, die men niet kan helpen, omdat men de 11000
paren schoenen per jaar zeker noodig heeft voor de werk
verschaffing aan ondersteunde schoenmakers.
De bewering, dat alle ondersteunden en werkloozen zelf
hun schoenen repareeren, is niet juist.
De lederhandel, in het bijzonder de kleine lederhandel
en de marktkooplieden zullen schade lijden.
Indien men de levering van het noodige leder aanbesteedt,
zal één leverancier in aanmerking komen en alle andere
handelaren, die kleine hoeveelheden leveren aan schoen
makers en aan degenen, die zelf hun schoenen repareeren,
zullen schade lijden.
Spreker zal geen banvloek uitspreken over hen, die het
niet met hem eens zijn, maar men mag niet beweren, dat hij
dezen socialen maatregel wil saboteeren. Deze maatregel,
die een bepaalde categorie ten goede komt, zal een andere
categorie van personen schade toebrengen, al zal zij daardoor
niet dadelijk op de steunverleening zijn aangewezen.
Spreker zal daarom zijn stem niet aan dit voorstel
geven.
Instelling sehoeiseldienst; c.a.
(Beekenkamp e.a.)
De heer Beekenkamp constateert, dat de Wethouder niet
heeft ontkend, dat men in dit geval heeft te doen met een
uitbreiding van de Overheidsbemoeiing en een stap verder
zet op den weg naar de socialisatie. Spreker weigert, dit
op den koop toe te nemen.
Spreker betreurt het ten zeerste, dat de Wethouder niet
bereid is te spreken van een „voorschot" in plaats van een
„extra-subsidie". De indiening van een amendement, strek
kende om deze wijziging aan te brengen, heeft thans geen
zin. De weinig te gemoet komende houding van den Wet
houder is voor spreker een volkomen gemotiveerde aan
leiding om tegen het voorstel te stemmen.
Spreker wenscht een duidelijke verklaring te ontvangen
van de controverse, die blijkbaar in den boezem van het
College bestaat ten aanzien van het aantal paren schoenen.
De Wethouder deed het voorkomen, alsof het aantal paren
zeker grooter dan 11000 zal worden en op die manier door
een achterdeurtje kan worden binnengehaald, wat het voor
stel van mevrouw Braggaar betreffende de verstrekking van
schoenen in plaats van klompen aan schoolkinderen heeft
ingeboet door het schrappen van de goedkoope reparatie.
Spreker vreest, dat dit mede een aanleiding is geweest tot
de indiening van het thans in behandeling zijnde voorstel.
De Voorzitter heeft echter verklaard, dat men zich streng
zal houden aan het getal van 11000 paren.
In het belang van een juiste behandeling van de zaak is
het gewenscht, dat de Raad hieromtrent volledige klaarheid
krijgt.
De heer van Stralen begrijpt niet, in welk opzicht hij een
te weinig te gemoet komende houding heeft aangenomen,
om ook den heer Beekenkamp te kunnen bewegen, voor het
voorstel te stemmen. Spreker acht dit argument dan ook
vrij gezocht.
Met betrekking tot het aantal paren schoenen, dat aan den
sehoeiseldienst ter reparatie zal worden gegeven, heeft
spreker het volgende bedoeld.
Men is tot het aantal van 11000 paren schoenen gekomen
doordat men, naar verhouding gewijzigd, het aantal repara
ties, dat door den Haagschen dienst wordt verricht, heeft
overgenomen, n.l. 55000; daarvan heeft men 1/5 genomen.
Bovendien correspondeert het aantal van 1100Ó paren op
het gemiddeld steunbedrag, dat Maatschappelijk Hulpbetoon
per jaar uitkeert, zoodat ook in dat opzicht die schatting
juist was. Ter ondervanging van het bezwaar van sommige
Raadsleden betreffende de benadeeling van niet-gesteunde
schoenmakers deelt spreker nog mede, dat de Commissie
voor den extra-steun de bevoegdheid heeft, uit het beschikbare
bedrag naast de aanschaffing van nieuw schoeisel, ook
reparatie van schoenwerk te bekostigen en nu lijkt het
spreker het beste, dat de Commissie met dit geld inschakelt
de niet-gesteunde schoenmakers. Dit is in het geheel niet
in strijd met de bewoordingen van het voorstel. Uit de
bedragen, die men door deze regeling uitspaart, kan gevoeg
lijk, wanneer de Commissie dezen maatregel juist acht,
eventueel het aantal reparaties van 11000 worden uit
gebreid en die reparaties kunnen dan worden verricht door
de niet-gesteunde schoenmakers. In plaats van tegen dit
voorstel bezwaren te maken, moest men liever dit middel
om benadeeling van een bepaalde groep te voorkomen met
beide handen aangrijpen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen met 24 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Carton, Eikerbout, van der
Reijden, van Weizen, Groeneveld, Keij, Manders, van Eek,
van der Voort, Snel, mevrouw de Cler, de heeren Valentgoed,
Dubbeldeman, van der Laan, Jongeleen, mevrouw Braggaar,
de heeren Hessing, van Rosmalen, Würtz, van der Kwaak,
Schüller, Wilbrink, van Stralen en Verweij.
Tegen stemmen: de heeren Beekenkamp, van der Tas,
Bergers, Lombert, Coster, Goslinga en Wilmer.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde:
XLIIa. Voorstel inzake liet verleenen van ontslag aan
Dr. J. C. Schalkwijk, als directeur van de Hoogere Burgerschool
met 5-jarigen cursus, wegens het bereiken van den 65-jarigen
leeftijd. (216)
XLIIb. Voorstel tot het aankoopen van de pereeelen le
Looierstraat Nis 2 en 1416, kadastraal hekend gemeente