332
MAANDAG 20 DECEMBER 1937.
Instelling schoeisel dienst.
(Snel e.a.)
spreekt van het kwartje van Minister Eomme, en de 5 cent
van Wethouder van Stralen.
De deelneming aan de spaarregeling, ingevoerd door
Minister Romme, is verschrikkelijk klein, doordat de werk-
loozen het vereischte kwartje niet kunnen missen. Het
College zal met zijn voorstel meer succes bereiken, de werk-
loozen zullen dit beter op prijs stellen.
In den Raad bestaat geen verschil van meening over de
noodzakelijkheid van de verstrekking van goedkoope repara
tie van schoenen, gezien den steeds stijgenden nood in de ge
zinnen der werkloozen, welke door de nog steeds stijgende
prijzen in voortdurend slechter omstandigheden zijn komen
te verkeer en.
Intusschen verwondert het spreker niet, dat men bezwaren
tegen dit voorstel heeft aangevoerd. Men heeft hetzelfde
geluid en dezelfde bezwaren gehoord bij het voorstel tot ver
strekking van goedkoope versche groenten, met als gevolg,
dat van die verstrekking van groenten niets terechtgekomen
is. Moet het nu met dit voorstel weer zoo gaan! Het begint
er ernstig op te lijken, dat men het er op aanlegt dit College
te beletten iets te doen, waardoor aan den nood der werk
loozen wordt tegemoetgekomen.
De heer Wilmcr vraagt den heer Snel daarvan eens voor
beelden te noemen.
De heer Snel heeft reeds op de distributie van groenten
gewezen. Er wordt nu gezegd, dat dit voorbeeld er naast is,
maar spreker waarschuwt er dan toch ernstig tegen, dit
voorstel uit politieke oogmerken af te wijzen. Deze verstrek
king zal de gemeente slechts 3.300.kosten en men moet
het toejuichen dat met een zoo gering bedrag, stellig veel
goeds zal worden gedaan, waarvoor de werkloozen dezen
Raad dankbaar zullen zijn. Het zou natuurlijk jammer zijn,
indien iemand door dezen maatregel schade zou lijden, maar
wat het zwaarst is, moet ook het zwaarst wegen. Al bestaat
verschil van meening over de uitvoering van dit voorstel,
dan moet men dit toch op zijde zetten. Spreker hoopt, dat de
Raad dit voorstel met de grootst mogelijke meerderheid van
stemmen zal aannemen.
De heer van Stralen zegt, dat het hem is opgevallen, dat bij
alle bestrijding, die dit voorstel heeft ondervonden, men toch
ook wel gevoelt het voordeel, dat in dezen maatregel is ge
legen. Juist die raadsleden, die altijd gesproken hebben in
dezen geest, dat arbeid beter is dan steun en dat men er naar
moet streven om, waar dit mogelijk is, den menschen arbeid
te geven in plaats van hen te steunen, zouden moeten toe
juichen een voorstel dat beoogt te bereiken, zij het op be
scheiden schaal, dat in plaats van gesteund te worden een
aantal Leidsche ingezetenen aan loonenden arbeid kan
worden geholpen.
De heer Lombert zegt, dat dit arbeid van een ander af
nemen is.
De heer van Stralen hoopt daarop straks terug te komen.
Den instellingen, die de Armenwet hebben uit te voeren, is
de verplichting opgelegd, den steun aan armlastigen zooveel
mogelijk te verstrekken in den vorm van loon voor arbeid.
Het College stelt voor, aan Maatschappelijk Hulpbetoon,
dat tot vorenbedoelde instellingen behoort, de inrichting
van den schoeiseldienst op te dragen. Maatschappelijk Hulp
betoon zal daardoor in de gelegenheid zijn bij de uitvoering
van de Armenwet een bepaalde groep van ingezetenen te
helpen door het verstrekken van arbeid voor loon. Dit is voor
spreker een van zijn overwegingen geweest en daarvan uit
gaande heeft hij het denkbeeld nader uitgewerkt.
In verschillende instanties en commissies heeft men de
bezwaren, welke nu ook in den Raad tegen het voorstel zijn
aangevoerd, breed uitgemeten. In een der commissies ontving
spreker bij de verdediging van het voorstel bijval van een zeer
achtenswaardigen vertegenwoordiger van de middenstanders
en mede daardoor kwam spreker tot de overtuiging, dat hij
met het indienen van dit voorstel op den goeden weg was.
Reeds in het jaar 1934 drongen de organisaties van schoen
makerspatroons te Leiden op de instelling van een schoeisel-
dienst of iets dergelijks aan in verband met de zeer gewenschte
werkverruiming in het schoenmakersbedrijf. Spreker heeft
als raadslid meermalen gepleit voor het nemen van een derge-
lijken maatregel en meende daarvoor voldoenden grond te
vinden in de ervaringen, die men gedurende 5 jaar met den
schoeiseldienst in Den Haag had verkregen.
Het valt niet te ontkennen, dat het schoenmakersbedrijf
te Leiden door veel te veel personen (hun juiste aantal is
niet bekend) wordt uitgeoefend en dat daardoor een aantal
Instelling schoeiseldienst.
(van Stralen)
schoenmakers steun aan Maatschappelijk Hulpbetoon heeft
moeten vragen.
Het schoenmakersbedrijf heeft veel te lijden door de om
standigheid, dat vele werkloozen ten gevolge van de ontoe
reikendheid der steunbedragen gedwongen zijn zelf hun schoe
nen te repareeren. Deze gesteunden hebben niet voldoende
geld voor het koopen van goed materiaal en door de minder
waardigheid van het materiaal en de ondeskundigheid van
deze zelfreparateurs lijden de kwaliteit en de duurzaamheid
van het schoeisel. Naast de werkloozen, die hun schoeisel
zelf repareeren, ongetwijfeld honderden in aantal, zijn er ook
honderden, die daartoe niet in staat zijn en die dus öf den
prijs moeten betalen, die door het normale bedrijf voor
schoen-reparaties wordt gevraagd, of hun schoenen totaal
kapot, loopen. Spreker noodigt de raadsleden, die dit voorstel
bestreden hebben, uit eens op zijn spreekuur te komendaar
komen in den regel menschen, die aan alles gebrek hebben,
ook aan goed schoeisel; zij vragen spreker dan of zij geen
nieuwe schoenen kunnen krijgen, maar doordat het bedrag
voor den extra-steun niet toereikend is, kunnen hun geen
schoenen verstrekt worden. Door dezen maatregel zou het
mogelijk worden een deel der kapotte schoenen te repareeren.
De heer Wilmer acht de voordeelen van dit voorstel, naar zijn
berekening voor de aldus te werk gestelde schoenmakers
0,65 meer dan de steun en voor de werkloozen 2,40 per
jaar toeslag voor schoenreparatie, niet belangrijk genoeg
tegenover de door hem genoemde nadeelen. Zoo moet men
deze zaak echter niet beschouwen. Spreker zou gaarne voor
stellen doen tot een afdoende regeling, waardoor eenerzij ds
geen schoenmaker in Leiden meer werkloos zou zijn en ander
zijds de werkloozen, die daaraan behoefte hebben, voorzien
worden van goed schoeisel. Spreker heeft echter geen vrijheid
kunnen vinden een dergelijk voorstel aanhangig te maken,
omdat dit te veel zou kosten. Men moet zich dus beperken
tot dit voorstel, maar moet men dan, wanneer men het betere
niet kan krijgen, niet genoegen nemen met het goede! Deze
maatregel is misschien niet voldoende, maar brengt toch
iets goeds voor twee categorieën van ingezetenen, eenerzijds
voor de gesteunde schoenmakers, anderzijds voor een deel
van de ondersteunden en verdient daarom op zich zelf aanbe
veling. De practijk heeft dit bewezen; in Den Haag werkt
deze maatregel reeds lang en spreker hoopt, dat deze maatregel
ook in Leiden tot tevredenheid zal kunnen leiden.
Het aantal van 11.000 reparaties moet men niet zoo op
vatten, dat dit niet vergroot zou kunnen worden. In de eerste
plaats is het een raming, gegrond op de desbetreffende cijfers
uit Den Haag, die men, naar verhouding gewijzigd, heeft
overgenomen, maar ook op de steunbedragen, die Maatschap
pelijk Hulpbetoon op 6 November 1937 heeft uitgekeerd. Op
deze basis was het mogelijk, 11.000 paar schoenen te repa
reeren.
Het aantal gesteunde schoenmakers is inmiddels gestegen
van 18 tot 24. Het steunbedrag is daardoor belangrijk ver
hoogd, maar daardoor is tegelijkertijd de gelegenheid ont
staan het aantal paren schoenen, dat aan den dienst ter
reparatie kan worden gegeven, te vergrooten, waarmede te
gemoet gekomen wordt aan de bezwaren van hen, die meenen,
dat men met 11.000 paren schoenen per jaar niet in de meest
noodzakelijke behoefte kan voorzien.
Spreker heeft meer vrijheid de instelling van een schoeisel
dienst aan te bevelen dan gebruik te maken van de gelegen
heid tot sparen, die Minister Romme heeft geopend, want al
moge het nut van een schoeiseldienst beperkt zijn en de voor
gestelde maatregel daarom voor de groote groep van werk
loozen niet als afdoende kunnen worden beschouwd, het is
zeker dat slechts een klein percentage van de gesteunden
voordeel hebben van den ministerieelen maatregel, terwijl
een veel grooter percentage, dat de meeste behoefte heeft
aan een bijslag, van de toepassing van dezen maatregel wordt
uitgesloten, omdat het geen kwartje kan missen en geen
contact heeft met instellingen, die het kwartje willen betalen.
Spreker wil dan ook wel het voorstel van het Ooilege, maar
niet den ministerieelen maatregel voor zijn verantwoording
nemen.
Het College heeft uit zich zelf en ook op verzoek van de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
vóór de indiening van het voorstel overleg gepleegd met
deskundigen uit het bedrijf. De vertegenwoordigers van de
twee hier bestaande organisaties van schoenmakerspatroons,
te zamen tellende ongeveer 100 leden, stelden den maatregel
zeer op prijs en juichten de indiening van het voorstel toe.
De maatregel is met hun volle instemming beperkt tot de
gesteunde schoenmakers, niet omdat zij er niet van overtuigd
zijn, dat ook andere schoenmakers, die op den rand van de
behoeftigheid verkeeren, hulp noodig hebben, maar omdat zij
inzien dat met de beperkte middelen niet verder gegaan kan