MAANDAG 13 DECEMBER 1937.
307
Gemeentelijke vertegenwoordiging bij „Schoolkindervoeding
(Voorzitter e.a.) en -kleeding"
Vóór stemmen: de heeren Carton, Eikerbout, van der
Reijden, van Weizen, Groeneveld, Manders, van Eek, van
der Voort, Snel, mevrouw de Cler, de heeren Valentgoed,
Dubbeldeman, Jongeleen, mevrouw Braggaar, de heeren
Hessing, van der Kwaak, Schiiller, van Stralen en Verweij.
Tegen stemmen: de heeren Tepe, Beekenkamp, van der Tas,
de Reede, Bergers, Lombert, Keij, Coster, van der Laan,
van Rosmalen, Würtz, Tobé, Goslinga en Wilbrink.
(De heer Wilmer was tijdens deze en de volgende stemming
afwezig).
De Burgemeester neemt den Voorzittersstoel wederom in.
De Voorzitter zegt, dat door de aanneming van het voorstel
van de heeren Eikerbout en van der Kwaak het voorstel
van den heer van Eek vervallen is, en stelt thans aan de
orde het praeadvies sub II, b, van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer Goslinga zegt, dat er den laatsten tijd veel gespro
ken is over schoolkindervoeding, doch er is ook een volksdeel,
dat daarvoor niet gevoelt, dat nog steeds van meening is,
niet alleen in theorie, maar ook in de practijk, dat de kinderen
moeten gevoed worden door de ouders en niet naar een com
missie gestuurd moeten worden, die van de Overheid subsidie
ontvangt, maar dat het de door God aan de ouders opgelegde
taak is, de kinderen te voeden en te kleeden en dat, wanneer
die ouders daartoe niet in staat zijn, hun daartoe de behulp
zame hand moet worden geboden; de Overheid moet dit
echter niet rechtstreeks doen.
De heer van Eek heeft ronduit gezegd, dat het een taak
van de gemeente is en er geen bezwaar tegen te hebben, dat
de kinderen rechtstreeks door de gemeente worden gekleed
en gevoed. Dit is zuiver socialisme. In de socialistische staten
worden de kinderen rechtstreeks door de overheid gekleed,
gevoed en gehuisvest, omdat zij naar de meening van de
socialisten aan den Staat en niet aan de ouders behooren,
zoodat de Staat ook de roeping heeft, de kinderen op te voeden.
Dit gaat lijnrecht in tegen de door spreker verdedigde
Christelijke opvatting, dat de ouders de van God geroepen
verzorgers van de kinderen zijn, zoodat het de taak van de
ouders is, de ki'nderen op te voeden.
Het bedrag, dat de gemeente jaarlijks aan de school
kindervoeding en -kleeding besteedt, wordt steeds grooter.
Het is voor dit jaar door de aanneming van het voorstel van
mevrouw Braggaar met 8.000.gestegen en bij aanneming
van punt 37 der agenda zal het wederom met 6.000.
stijgen. Volgens de heeren van Stralen en Eikerbout zal het
bedrag nog meer stijgen. Spreker ziet den tijd komen, dat de
kinderen van de halve stad bij de gemeente komen eten. Het
verkeerde beginsel breidt zich als een olievlek uit en de toe
passing is ten slotte niet meer te keeren.
Men zegt van socialistische zijde prijs te stellen op het
gezinsverband, maar in de praktijk gaat men door met de
kinderen van de ouders af te halen en tot zelfs in de vacantie
rechtstreeks te voeden en te kleeden. Binnenkort zal wel
worden voorgesteld, de voeding ook op Zondag te verstrekken
en de kinderen op school te laten blijven, dus te huisvesten.
In principe zijn de socialisten er voor.
De heer van Eek zegt, dat de heer Goslinga niet veel van
het socialisme afweet.
De heer Goslinga heeft meer van het socialisme gelezen dan
de heer van Eek van de anti-revolutionnaire beginselen,
waarvan deze dan ook in het geheel niets weet, terwijl spreker
ten minste nog iets van het socialisme weetspreker behoeft
geen lessen van den heer van Eek in dezen af te wachten.
Spreker is op het denkbeeld gekomen, zijn voorstel in te
dienen, toen de heer van Stralen bij de verdediging van het
voorstel tot beschikbaarstelling van goedkoope groenten ver
klaarde, dat tal van gezinnen in Leiden zich uitsluitend met
brood voeden, hetgeen inderdaad een zeer ongewenschte
toestand is. Wanneer armoede daarvan de oorzaak is, wil
spreker de betrokkenen steunen.
Het College heeft aan dit voorstel wel mooie woorden
gewijdhet is het er in principe mede eens, maar voert er tegen
aan, dat verschillende zaken niet bekend zijn. Het maakt
zich eigenlijk van dit voorstel af met een eervolle begrafenis.
De heer Wilbrink: Dat is het laatste, wat men er aan doen
kan.
De heer Goslinga weet, dat de heer Wilbrink op dit punt
helaas sprekers tegenstander is, zich vereenigt met het socialis-
Verstrekking warm voedsel in plaats van schoolkindervoeding
(Goslinga e.a.)
tische beginsel, de kinderen uit huis te halen, en niets anders
dan hoon over heeft voor iemand, die het Christelijke beginsel
poneert, dat dit werk behoort tot de taak van de ouders.
Waarom heeft het College, indien sprekers voorstel inder
daad zoo onduidelijk was, spreker niet bij zich geroepen,
evenals mevrouw Braggaar, die zelfs lid is geweest van een
commissie van advies, wat spreker zeer goed vindt. Ook hij
zou bereid geweest zijn, zitting te nemen in een commissie,
die het College had kunnen inlichten omtrent de kosten en de
uitvoering van zijn voorstel. Ofschoon het College anderhalf
jaar den tijd heeft gehad, heeft het daaraan niets gedaan.
Wel zegt het in het Ingekomen Stuk het te betwijfelen, of
bij aanneming van sprekers voorstel aan de bedoeling van de
Leerplichtwet zou worden voldaan. De Leerplichtwet legt
op dit punt geen verplichting op, doch stelt het verstrekken
van schoolkindervoeding en -kleeding facultatief, zij eischt
niet, dat behoeftige kinderen rechtstreeks door de gemeente
worden gevoed. Juist om die reden hebben de sociaal-demo
craten Troelstra en van Kol tegen deze wet gestemd.
Ook wanneer de voeding aan de kinderen thuis wordt ver
strekt, is aan de bedoeling van de Leerplichtwet voldaan,
want de kinderen komen dan gevoed op school.
Het College heeft ook bezwaar tegen het voorstel, omdat
het z. i. niet mogelijk is te berekenen, welke kosten met de
aanneming er van gemoeid zullen zijn. Inderdaad zal het
eenigszins moeilijk zijn, de kosten te berekenen, maar het is
spreker niet duidelijk, waarom het College daartoe geen poging
kan doen, waar Burgemeester en Wethouders geen enkel
voorstel indienen zonder te vermelden, hoeveel het h. i. zal
kosten en zij de kosten van veel ongewissere zaken dan deze
ramen.
Bovendien voert het College als bezwaar aan, dat vast zou
moeten staan, of de verstrekking van het voedsel geheel
gratis dan wel tegen geheele of gedeeltelijke vergoeding van
den kostprijs zou moeten geschieden. Dit betreft echter een
onderdeel, waarover te praten valt, doch is geen principieele
bedenking tegen het voorstel. Bij de voorbereiding van de
zaak kan men adviezen van de betrokken ambtenaren in
winnen, maar dit is geen reden om het voorstel direct af te
wijzen.
Spreker betreurt het, dat het College het voorstel op deze
wijze heeft behandeld, waardoor de kans op aanneming zeer
is gedaald.
De goede verzorging van het kind, die aan de rechterzijde
wordt geëischt, wordt onmogelijk gemaakt en men gaat
verder op den weg, dien de heer van Eek en mevrouw Brag
gaar prachtig vinden, maar waarop de kinderen via de ver-
eeniging uit de gemeentekas worden gevoed zonder tusschen-
komst van de ouders. Spreker heeft den tijd meegemaakt, dat
men voor schoolkindervoeding 20.000.uitgaf, terwijl het
nu al 50.000.is. Door steeds meer geld uit te geven, is
men op een verkeerden weg; men juicht dit toe en is er zelfs
voor, dat dit rechtstreeks van gemeentewege gebeurt, maar
er is ook een volksdeel, dat principieel tegen deze Overheids
bemoeiing gekant is en dat meent een beteren weg te kunnen
vinden om dezen nood te lenigen. In den mobilisatietijd, toen
er ook voedselgebrek was, heeft men door de inrichting van
gemeentelijke keukens getracht dit te voorkomen. Dat is
vrij goed geslaagd. Toen heeft men de gezinnen ook gevoed.
Door in dezelfde richting iets te doen, zou men kunnen be
reiken, dat de kinderen weer thuis worden gevoed, aan tafel
en door de ouders, een ideaal waarnaar spreker steeds zal
streven; elke afwijking daarvan zal hij tegengaan. Daartegen
wordt aangevoerd, dat daarmede het belang van de kinderen
niet wordt gediend, maar het algemeen belang is het best te
dienen door Gods ordinantiën zooveel mogelijk te volgen.
Wat nu het algemeen belang eischt, is moeilijk uit te maken.
God heeft eenige mijlpalen en vaststaande zaken, Zijn ordi
nantiën, gesteld, die men altijd zooveel mogelijk moet be
vorderen en een daarvan is de instandhouding van het gezin.
Wanneer men daaraan zooveel mogelijk vasthoudt, behartigt
men het algemeen belang; door daaraan niet vast te houden,
haalt men de maatschappij uit elkaar en handelt men in
strijd met het algemeen belang. Daarom hoopt spreker, dat
zijn voorstel zooveel mogelijk stemmen zal krijgen en dat in
elk geval de Raad de overtuiging krijgt, dat een deel van de
burgerij het met dezen gang van zaken niet eens is.
De heer Wilbrink heeft zooeven naar aanleiding van de
opmerking van den heer Goslinga, dat het College zijn voor
stel een eervolle begrafenis wil bezorgen, geïnterrumpeerd:
dat is het laatste wat je doen kan. Dit is een algemeen spraak
gebruik, doch daaruit meent de heer Goslinga te moeten
afleiden, dat spreker niets dan hoon voor zijn voorstel had.
De heer Goslinga vond dat hoonend.