MAANDAG 13 DECEMBEE 1937.
305
Gemeentelijke vertegenwoordiging bij „Schoolkindervoeding
(Tepe e.a.) en -kleeding".
College zijn overgenomen en in het Ingekomen Stuk zijn
vermeld. Mocht ook het bestuur der vereeniging zijn be
zwaren laten vallen, dan zou voor spreker een van de be
denkingen tegen het voorstel, n.l. dat ook het bestuur het
een onnoodige uitbreiding acht, zijn weggenomen, maar dan
blijft nog altijd sprekers bezwaar bestaan, dat een dergehjk
besluit genomen wordt naar aanleiding van een bijzondere
situatie, die zich op een gegeven moment voordoet met het
oog op een bepaalden persoon.
De heer van Stralen zegt, dat de minderheid van het College
op grond van volkomen eigen motieven heeft gemeend, zich
niet te kunnen vereenigen met het afwijzend praeadvies van
de meerderheid van het College, al zal het standpunt van de
minderheid in het algemeen wel gelijk zijn aan dat van den
heer van Eek.
Spreker zal niet ingaan op de vraag, wie de tweede gedele
geerde van het gemeentebestuur moet zijn. Het feit, dat men
een naam genoemd heeft, heeft de zaak eenigszins vertroebeld
en heeft vermoedelijk het bestuur der vereeniging eenigszins
afkeerig gemaakt van uitbreiding van het gemeentelijk toe
zicht. Het is intusschen rationeel en volkomen verantwoord,
dat het gemeentebestuur eenig toezicht op de uitgaven der
vereeniging wenscht te oefenen, waar de gemeente een zeer
groot bedrag aan subsidie geeft, dat elk jaar grooter wordt.
Dat men het noodig heeft geoordeeld, het gemeentebestuur
door middel van meer dan één gedelegeerde zeggenschap te
doen hebben in de besteding van gelden, die de gemeente als
subsidie aan vereenigingen en commissies van particulieren
geeft, blijkt wel uit het feit, dat het gemeentebestuur door
een Wethouder en drie raadsleden vertegenwoordigd is in de
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. De heer
Bergers, die de gemeente in het bestuur van deze vereeniging
vertegenwoordigt, gevoelt dit zelf, want in verband met de
steeds stijgende en de groote uitgaven van deze vereeniging
is hij zelf voor uitbreiding van het aantal gedelegeerden van
de gemeente. Dit is een bewijs, dat het noodzakelijk is en in
alle opzichten te verantwoorden. Behalve Maatschappelijk
Hulpbetoon is in de geheele gemeente geen enkel ander geval
aan te wijzen van de toekenning van een dergehjk belangrijk
subsidie. Alleen reeds op dezen grond acht de minderheid
van het College uitbreiding van het aantal gedelegeerden met
één voldoende verantwoord. In Den Haag bestaan voor de
schoolkindervoeding en -kleeding ook particuliere vereeni
gingen, die ook zeer belangrijke subsidies van de gemeente ont
vangen; daarnaast staat echter een ambtelijke commissie,
die zeer veel te zeggen heeft in de besteding der door de
gemeente gevoteerde bedragen. Uitbreiding van het aantal
gemeentelijke gedelegeerden in dit bestuur met één is in
alle opzichten een redelijk verlangen. De vraag, wie het zal
zijn, komt daarna aan de orde, zoodat een discussie over de
vertegenwoordiging van politieke partijen in een dergelijke
vereeniging op het oogenblik in het geheel niet aan de orde is.
De Eaad moet dan een keuze doen en zal ongetwijfeld het
daartoe meest geschikte lid uit zijn midden aanwijzen.
De Vooizitter (Mr. Tepe) deelt mede, dat is ingekomen een
voorstel van de heeren Eikerbout en van der Kwaak,
luidende
„Ondergeteekenden stellen voor, om in de vereeniging
„Schoolkindervoeding" het aantal vertegenwoordigers uit
den Eaad met 2 uit te breiden."
Het precedent begint al te werken!
De heer van Eek heeft tegen het voorstel-Elkerbout geen
enkel bezwaar en zal er voor stemmen.
Spreker erkent tegenover den heer Tepe, dat anderen
sprekers voorstel bij aanneming wel als een precedent kunnen
beschouwen, maar bij de behandeling van een voorstel moet
men toch aandacht schenken aan de motieven, waarop dit
verdedigd is. Men zou zich op dit voorstel kunnen beroepen,
wanneer het verdedigd was op algemeene gronden, doch
spreker heeft juist gewezen op de speciale redenen voor uit
breiding van deze commissie. De wijze, waarop dit besluit
geboren is, kan men toch. niet terzijde laten. Nu heeft spreker
absoluut niet betoogd, dat de heer Bergers alleen deskundig
was op het gebied van de voeding, en dat er daarnaast moest
komen een deskundige op het gebied van de kleeding; spreker
meent echter in dit opzicht wijkt hij af van het standpunt
van de minderheid van het College dat in het algemeen in
dergelijke commissies ook thuishoort een vrouw, die vanzelf
meer dan een man aangewezen is op het gebied van voeding
en kleeding. Wanneer in dit bestuur een voortreffelijk man
zitting heeft, dan kan het toch van belang zijn, dat daarnaast
een vrouw diens taak aanvult. De Commissie zelf is er tegen,
maar wat heeft de Commissie daarmede eigenlijk te maken?
Dit is een zaak van het gemeentebestuur; dit kan uitmaken
Gemeentelijke vertegenwoordiging bij „Schoolkindervoeding
(van Eek e.a.) en -klccding".
of het aantal van zijn vertegenwoordigers moet uitgebreid
worden; dit draagt de verantwoordelijkheid; dit moet die
uitbreiding motiveeren en de Commissie moet dit aanvaarden.
Wanneer de Eaad gaat spreken over de wijze, waarop het
gemeentebelang moet behartigd worden, gaat men toch niet
aan een particuliere commissie vragen, hoe die er over denkt.
De benoeming van den heer Bergers indertijd is toch ook niet
beschouwd als een bewijs van wantrouwen. Toen werd erkend,
dat het gemeentebelang een nauwer contact met het bestuur
van Schoolkindervoeding meebracht. Wanneer nu het ge
meentebestuur meent, dat daarvoor 2 of 3 vertegenwoordigers
van de gemeente noodig zijn, dan heeft het bestuur dat te
aanvaarden. Spreker wil met zijn voorstel niet doen uitspreken,
dat die vereeniging niet voldoende deskundigen heeft op het
gebied van kleeding en voeding, en dat de Eaad die nieuwe
vertegenwoordigers zendt om het daarin bij te staan. Dan
begrijpt men de bedoeling van sprekers voorstel verkeerdde
bedoeling is, dat het gemeentebestuur op de hoogte is van den
financieelen gang van zaken en invloed uitoefent op de wijze
van besteding der geldmiddelen en dat verkrijgt men nog
beter door nog een raadslid als vertegenwoordiger van het
gemeentebestuur in die commissie aan te wijzen. Tegen het
voorstel-Elkerbout heeft spreker geen enkel bezwaar; het is
hem er niet om te doen, een bepaald persoon op den voorgrond
te stellen. Waar hier een belangrijke gemeentetaak op prijzens
waardige wijze door particulieren vervuld wordt, moeten toch
de contröle en de medezeggenschap van het gemeentebestuur
zoo groot mogelijk gemaakt worden. Spreker zal dus stemmen
voor het voorstel-Elkerbout.
De heer Eikerbout meent juist, dat door de indiening van
zijn voorstel het precedent niet begint te werken, maar de
moeilijkheden bezworen zullen worden. Spreker zou dit
voorstel misschien niet ingediend hebben, wanneer de heer
Bergers niet had verklaard, dat hij eigenlijk overtuigd was,
dat er nog een vertegenwoordiger bij moet komen, dat hij
althans niet tegen het voorstel-van Eek zou stemmen. De
verklaring van den heer van Stralen, dat hij het betreurde
dat de te benoemen persoon in het geding was gebracht en
dat het te benoemen raadslid als het ware al was aangewezen,
noopt spreker te meer om te zeggenwanneer in die richting
gegaan moet worden, geeft spreker er de voorkeur aan, dat
drie raadsleden in dat bestuur zitting hebben. Waar de ge
meente in de schoolkindervoeding geregeld een 60.000.
bijdraagt, terwijl dit bedrag misschien nog zal stijgen, be
staat er alle aanleiding om sprekers voorstel aan te nemen
en het aantal vertegenwoordigers van den Eaad in dit be
stuur met 2 uit te breiden.
De heer Bergers was aanvankelijk niet van plan, voor het
voorstel-van Eek te stemmen, doch is daartoe gekomen in
verband met de door den heer Tepe aan spreker gestelde
vraag, wat de vereeniging er van dacht, waarop spreker heeft
geantwoord, dat het hem Siberisch koud liet.
Spreker heeft daarmede te kennen gegeven, dat hij uit den
aard der zaak er persoonlijk geen bezwaar tegen kan of mag
hebben, dat men nog een of meer gedelegeerden benoemt.
Spreker kan er wel bezwaar tegen maken met het oog op de
vereeniging, die het noodig acht meer vertegenwoordigers der
gemeente te hebben, maar indien hij dit doet, is het mogelijk,
dat bij den schijn op zich laadt van te meenen de gedelegeerde
te zijn, die geen andere gedelegeerde naast zich kan dulden.
De overwegingen, die de heer Eikerbout bij spreker veronder
stelt, hebben daarbij niet gegolden. Indien spreker een op
dracht kreeg, waarvan hij gevoelde, dat zij zijn krachten te
boven ging, zou hij of daarvoor bedanken of de noodige hulp
vragen.
De heer van der Kwaak acht het gewenscht drie gedele
geerden aan te wijzen in verband met de groote verantwoor
delijkheid, die de gemeente bij de tegenwoordige uitbreiding
van de schoolkindervoeding en -kleeding heeft te dragen en
ook, omdat hij met den Wethouder van Sociale Zaken vreest,
dat het moeilijkheden zou opleveren, indien thans reeds
mevrouw Braggaar als tweede gedelegeerde werd aangewezen.
De aanwijzing nu reeds van een bepaalde candidate zou den
schijn kunnen wekken, dat de tweede gedelegeerde achter de
schermen al iets had op te knappen.
Bovendien is uit het rapport omtrent de reorganisatie
van Maatschappelijk Hulpbetoon gebleken, dat men in dezen
crisistijd een behoorlijke vertegenwoordiging van het gemeente
bestuur in instellingen, die een gretig gebruik van gemeente
lijke subsidies moeten maken, op haar plaats acht.
De heer van Eek heeft zijn voorstel ingediend, voordat
het College het voorstel tot verhooging van het over 1937
aan de vereeniging toegekende subsidie had gedaan. Nu het