304 MAANDAG 13 DECEMBER 1937.
Gemeentelijke vertegenwoordiging bij „Sclioolkindervoeding
(van Eek e.a.) en -klceding"
De beer van Eek bad die motiveering ook kunnen ver
wachten van de minderheid van het College. Wanneer de
meerderheid van het College een uitvoerige uiteenzetting-
van haar standpunt geeft, dan verwacht men van de minder
heid meer dan een verklaring, dat zij het daarmee niet eens is.
Er zijn bijzondere omstandigheden, waarom naar sprekers
meening meer dan één vertegenwoordiger door het gemeente
bestuur in deze vereeniging moet worden aangewezen. De
vertegenwoordiger van de gemeente in het bestuur van
Schoolkindervoeding, de heer Bergers, die met ijver en be
kwaamheid zijn taak vervult, is zeer goed op de hoogte
van één bepaald onderdeel van de levensmiddelenvoor
ziening. Er is echter een bijzondere aanleiding om de ver
tegenwoordiging van de gemeente in dit bestuur eenigszins
uit te breiden.
De vrouw in het gezin kan het best oordeelen over de
voeding en kleeding. Vaak heeft zij zelfs een beter oordeel
over de kleeding van den man dan de man zelf.
Wanneer de Baad door een deskundige invloed wil uit
oefenen in het bestuur der vereeniging „Schoolkindervoeding
en -kleeding" is er alle reden om dit te doen door middel
van een vrouw. De Baad heeft in zijn midden een vrouw,
die het tot haar speciale taak gemaakt heeft, zich op de
hoogte te stellen van den toestand van de schoolkinder
voeding en -kleeding en zich zoolang zij deel van den Baad
uitmaakt met deze zaak heeft bemoeid. Dit vrouwelijk
Raadslid heeft getracht door het indienen van voorstellen,
die gegrond waren op kennis van zaken, de schoolkinder
voeding en -kleeding zooveel mogelijk tot haar recht te
doen komen.
Er is geen sprake van een particuliere instelling, die eenig
subsidie van de gemeente ontvangt, waarom de gemeente
het ter wille van het contact noodig zou achten een ver
tegenwoordiger aan te wijzen. In dit geval wordt de taak
van de gemeente wel bereidwillig en met opoffering van tijd
en werkkracht door particulieren verricht en heeft spreker
alle mogelijke hulde voor de hulp, die door particulieren
wordt verleend (wat spreker daaromtrent heeft vernomen,
stemt hem tot bewondering), maar wordt feitelijk het werk
gefinancierd door de gemeente, die een zeer groot subsidie
geeft, dat spoedig 60.000.per jaar zal moeten bedragen,
waardoor zij een groote verantwoordeüjkheid draagt.
Dit is voldoende aanleiding om de gemeente sterker ver
tegenwoordigd te doen zijn in het bestuur der vereeniging
en met alle respect voor den ijver en de bekwaamheid van
den heer Bergers vraagt spreker zich af, of er geen aanleiding
is, dezen vertegenwoordiger te doen bijstaan door een andere
deskundige. Spreker neemt hierbij aan, dat de Baad de
vertegenwoordiging van het gemeentebestuur zoo goed
mogelijk wil doen zijn.
Spreker wijst alle verdere consequenties van zijn voorstel
af; het is alleen bedoeld voor dit bijzondere geval. Het is
dus niet de bedoeling, dat men op dezen weg zal voortgaan
en zich zal afvragen, of de verschillende politieke partijen
voldoende in de onderscheidene vertegenwoordigingen zijn
opgenomen.
De bijzondere omstandigheden maken het gewenscht, den.
Baad aan te bevelen, het aantal gedelegeerden in het bestuur
der vereeniging met 1 uit te breiden.
(Tijdens de rede van den heer van Eek vervangt de heer
Tepe den Burgemeester op den Yoorzittersstoel).
De heer Bergers gevoelde aanvankelijk bezwaar tegen het
voorstel van den heer van Eek, maar heeft tenslotte in het
bestuur der vereeniging verklaard, dat hij, wat hem persoon
lijk betrof, geen bezwaar tegen uitbreiding van het aantal
vertegenwoordigers van het gemeentebestuur zou maken,
gelet ook op de grootte van het subsidie.
Het bestuur vreesde, dat bij aanneming van het voorstel
elke politieke partij zou verzoeken, een harer leden als ge
delegeerde in het bestuur zitting te doen nemen. Uit de
toelichting, die de heer van Eek heeft gegeven, leidt spreker
echter af, dat diens voorstel is bedoeld voor dit speciale
geval en de heer van Eek zich er niet op zal beroepen om
ook het aantal gedelegeerden in andere besturen en commis
sies uit te breiden.
In dit speciale geval wenscht de heer van Eek dus uit
breiding met een persoon, die zich speciaal daarvoor interes
seert. Thans verklaart spreker zich vóór het voorstel-van Eek.
De heer Eikerbout gevoelt niet veel voor het voorstel-van
Eek. Waar de schoolkindervoeding aan de gemeente zoo
ontzaglijk veel kost, als thans het geval is, gevoelt spreker
veel meer voor uitbreiding van dit bestuur met 2 of 3 ver
tegenwoordigers van den Baad dan om zich tot 2 vertegen-
Gemeentelijke vertegenwoordiging bij „Sclioolkindervoeding
(Eikerbout e.a.) en -kleeding"
woordigers te bepalen. Spreker acht de verantwoordelijkheid te
groot om daarvoor slechts 2 vertegenwoordigers van de
gemeente te benoemen.
De Voorzitter (Mr. Tepe) bevindt de argumenten van het
College, in tegenstelling tot den heer van Eek, niet te licht.
Spreker neemt nota van de verklaring van den heer van
Eek, dat het diens bedoeling niet is, een precedent te stellen.
Maar de heer van Eek heeft het niet in zijn hand, dit al of
niet als een precedent te doen werken. Spreker neemt aan,
dat de heer van Eek niet voornemens is, morgen eenzelfde
voorstel te doen ten aanzien van soortgelijke vereenigingen,
maar het zou mogelijk zijn, dat andere politieke partijen
zouden komen met dergelijke voorstellen, n.l. tot uitbreiding
van soortgelijke besturen met een lid van hun fractie. Het
argument van den heer van Eek, dat het hier een speciaal
geval geldt, acht spreker niet juist. Men moet de vraag, of
een krachtiger of sterker vertegenwoordiging in een commissie
gewenscht is, zeer algemeen bezien, en niet in het raam van
een zeer bijzondere omstandigheid, n.l. deze, dat er een
Raadslid is, ook deel uitmakend van de sociaal-democratische
fractie, dat zeer speciaal op de hoogte is van en zich ingewerkt
heeft in het vraagstuk van de kinderkleeding, zulks in tegen
stelling met de kindervoeding. Met andere woorden: de
contröle op de voeding durft de heer van Eek verder over
laten aan den heer Bergers, maar de contröle op de kinder
kleeding moet in handen gesteld worden van een (vrouwelijk)
Baadslid, dat zich daarvan speciaal op de hoogte gesteld heeft.
De heer van Eek vergat namen te noemen, maar had
klaarblijkelijk mevrouw Braggaar op het oog. De ijver en
de toewijding, waarmede deze zich met het vraagstuk van
de schoolkindervoeding en -kleeding heeft beziggehouden en
waaraan spreker niet twijfelt, kunnen op zich zelf geen
reden zijn om het aantal gedelegeerden uit te breiden.
Het is met het oog op de verstrekking van de schoolkinder-
kleeding niet noodzakelijk het aantal vrouwelijke leden van
het bestuur der vereeniging uit te breiden, want 7 van de
13 leden behooren tot het vrouwelijk geslacht, zoodat het
vrouwelijke element daarin meer dan voldoende vertegen
woordigd is om een waarborg te hebben voor een zeer goede
behartiging van deze zaak.
Een toezicht van gemeentewege op de verstrekking van
schoolkinderkleeding is absoluut overbodig, want al moge
de heer Bergers niet in alle onderdeelen op de hoogte zijn
van de kleedingstukken, die verstrekt worden, verschillende
dames-bestuursleden zijn daarvan ter dege op de hoogte en
verrichten in dit opzicht met buitengewoon veel toewijding
pro deo haar veel omvattenden en verantwoordelijken
arbeid.
Spreker kan niet inzien, dat het met het oog op de finan-
cieele contröle noodig zou zijn, iemand in het bestuur te
delegeeren, die buitengewoon goed op de hoogte is van het
kleedingvraagstuk, maar acht het voldoende, dat het ge
meentebestuur vertegenwoordigd is door iemand, die een
algemeen zakelijk inzicht heeft in datgene, wat in de ver
eeniging gebeurt.
Spreker acht het ook een onjuiste methode een bepaalde
verordening te wijzigen, omdat men een bepaalden persoon
als gedelegeerde van de gemeente in een commissie wil doen
zitting nemen. Stelt men er in dit geval prijs op, dat het
bedoelde vrouwelijke lid in het bestuur van haar bekwaam
heid zal doen blijken en invloed op den gang van zaken
zal hebben, dan kan zij lid worden van de vereeniging en
tot bestuurslid gekozen worden, wat in dit geval onge
twijfeld zal gebeuren.
Spreker verzet zich principieel tegen de zonderlinge figuur,
die hier thans staat geschapen te worden, ook omdat men
gebonden blijft aan het besluit, dat men in bepaalde om
standigheden met het oog op een bepaalden persoon neemt.
Spreker heeft uit de rede van den heer van Eek geen
sterke motieven voor diens voorstel kunnen putten.
Met eenige bevreemding heeft spreker kennis genomen van
de mededeeling van den heer Bergers, dat deze voor het voor
stel van den heer van Eek zal stemmen. Spreker begrijpt het
standpunt van den heer Bergers wel, juist omdat het de
heer Bergers is. Deze wil waarschijnlijk niet den schijn op
zich laden, dat hij wenscht de eenige gedelegeerde van het
gemeentebestuur in het bestuur der vereeniging te zijn.
De heer Bergers: Zeer juist!
De heer Tepe heeft dit onmiddellijk gevoeld. De heer
Bergers heeft echter niet medegedeeld, of dit standpunt ook
door het bestuur wordt ingenomen. Het bestuur heeft zich
n.l. verklaard tegen het voorstel van den heer van Eek op
de gronden, die grootendeels door de meerderheid van het