MAANDAG 13 DECEMBER 1937. 319 Electriciteits-tarieven. (Voorzitter.) nam, was de kolenprijs gedaald tot 6.50. Nu hij weer op- geloopen is tot 9.50, is er uit een bedrijfstechnisch oogpunt geen reden om niet tot verhooging van de tarieven over te gaan. De stijging van den kolenprijs is voor de gemeente een tegenvaller van c.a. 100.000.De gemeente kan het gedeelte daarvan, dat eigenlijk voor rekening van de industrie komt, bij den huidigen stand van de kolenprijzen niet op de industrie verhalen, omdat de in de met haar gesloten contracten voorkomende kolen clausule dat nog niet ver oorlooft. Het College acht het dan ook niet ongerecht vaardigd een gedeelte daarvan, n.l. 60.000.te verhalen op een gedeelte van de overige verbruikers. Het is in zekeren zin waar, dat de minst draagkrachtigen door het voorstel van het College worden benadeeld, maar spreker geeft niet toe, dat het nadeel zoo groot is als sommige leden het hebben voorgesteld. Volgens den heer Eikerbout zou een betrekkelijk geringe groep van verbruikers, die volgens het enkeltarief betalen, het bedrag van 60.000.moeten betalen. Hun aantal is echter niet zoo heel gering, n.l. 11500. Him gemiddeld ver bruik bedraagt 80 a 90 K.W.U. per jaar, zoodat de extra belasting voor hen tengevolge van deze tariefsverhooging zal bedragen 3 a 4 cent per week. Dit is het gemiddelde bedrag, zoodat verscheidenen van hen een kleinere ver hooging zullen moeten betalen. Men vergete overigens niet, dat aan deze kleine verbruikers reeds een aanzienlijke tege moetkoming gegeven wordt; zij betalen immers lang niet de werkelijke kosten van de distributie, die voor hen zeer hoog zijn. Wanneer men ging berekenen, wat zij eigenlijk zouden moeten opbrengen, om de voor hen gemaakte kosten te dekken, dan zou men komen tot prijzen van 40 a 60 cent per K.W.U. Men heeft echter niet gewild, dat zij meer zouden betalen dan 18 of 20 cent per K.W.U. Een ander aspect van dezen maatregel is, dat door de verhooging van het enkeltarief met 2 cent per K.W.U. en van het woonhuistarief met één cent per lichtpunt de moge lijkheid zeer vergroot wordt van overgang van het enkel tarief naar het woonhuistarief; daardoor wordt het voor de kleine verbruikers veel meer van belang om van het woon huistarief te profiteeren. De Directie acht deze zijde van de zaak nogal belangrijk. De heer van Weizen vraagt rekening te houden met de belangen van de groote gezinnen. Deze zaak is in onderzoek; op het oogenblik wordt hieromtrent een rapport van de Directie verwacht. Voorts heeft de heer van Weizen een motie voorgesteld, die het denkbeeld bevat, om bij de samenstelling van het tarief in aanmerking te nemen de draagkracht van het gezin. Deze zaak is hier meermalen besproken en steeds is door het College betoogd, dat het technisch onmogelijk is bij het vaststellen van een electriciteitstarief rekening te houden met de financiëele omstandigheden van de verbruikers men maakt dan van de Lichtfabrieken een soort instelling van Maatschappelijk Hulpbetoon. De Lichtfabrieken zijn daarvoor niet geoutilleerd. Indien men het beginsel op de juiste manier wil toepassen en de lage tarieven ten goede wil doen komen aan degenen, die slechts het minste kunnen betalen, moet men beschikken over een uitgebreiden, goed georganiseerden dienst, die na gaat of en wanneer een aanvrager in aanmerking komt voor het lage tarief. Waar de tarieven van instellingen als de Lichtfabrieken overzichtelijk dienen te zijn, is het niet mogelijk een tarief te ontwerpen, waarbij rekening wordt gehouden met alle veranderingen, die kunnen plaats hebben in de financiëele draagkracht van een gezin gedurende een bepaalden tijd. Alleen de dienst van Maatschappelijk Hulp betoon beschikt over deze gegevensde Lichtfabrieken kunnen slechts in het algemeen zekere sociale overwegingen laten gelden. Tot op zekere hoogte heeft men bij de samenstelling van de tarieven met de sociale omstandigheden der verbruikers rekening gehouden, aangezien men anders een aanzienlijk hooger bedrag had moeten vaststellen voor de kleine ver bruikers, die hooge kosten voor de Fabrieken met zich brengen. Spreker acht de motie van den heer van Weizen volkomen onjuist en geeft dan ook den Raad in overweging, haar niet aan te nemen. De zaak is echter niet zoo eenvoudig als zij lijkt en kan niet met een paar woorden worden afgedaan. Spreker is daarom bereid het oordeel van de directie van de Lichtfa brieken te vragen over de motie van den heer van Weizen en omtrent het adres van den R. K. Bond van Groote Gezinnen, indien de Raad deze beide in handen van het College om praeadvies stelt. Electriciteits-tarieven. (Voorzitter e.a.) Spreker kan hierbij niet toezeggen, dat het praeadvies zoo tijdig zal worden ingediend, dat het eventueel nog effect zal kunnen sorteeren vóór het in werking treden van den thans voorgestelden maatregel. Een dergelijke wijziging van de tarieven, waaraan veel meer vastzit dan de Raad thans kan weten, kan niet in enkele weken tot stand komen. Men achtte het gewenscht, geen verdere verhooging van het woonhuistarief voor te stellen, omdat men de mogelijk heid om van het enkeltarief naar het woonhuistarief over te gaan, grooter wilde maken. Het College meende den Raad een dienst te bewijzen met het voorstel in deze vergadering aan de orde te stellen. De Raad heeft er nu rustiger en uitvoeriger over kunnen spreken dan bij de behandeling van de begrooting mogelijk zou zijn geweest. Had het College het voorstel tegelijk met de begrooting ingediend, dan was het waarschijnlijk te laat geworden (de begrooting wordt misschien in den loop van Februari 1938 behandeld) om den maatregel het effect te doen sorteeren, dat hij inderdaad kan hebben. Het College betreurt dezen maat regel ook, maar in verband met de andere mogelijkheden, die er waren, acht het College dezen weg nog den minst na- deeligen, die gevolgd kan worden. Volgens den heer de Reede waren de tarieven te Leiden wel zeer gunstig, n.l. voor de gemeente, maar niet voor de verbruikers, in vergelijking met andere tarieven. Spreker zou gaarne wel eens van den heer de Reede willen hooren, inhoever dan in andere plaatsen voor de verbruikers een gun stiger positie bestaat; ook na deze verhooging behooren de Leidsche tarieven nog altijd tot de allerlaagste in Nederland. Op het oogenblik hebben Leiden en Heerlen de allerlaagste tarieven van het land; na deze verhooging zal het Leidsche tarief ook nog tot de laagste behooren, behalve dat te Heerlen; Leiden heeft dus zijn inwoners wel goed behandeld. Spreker geeft den Raad in overweging zoo spoedig mogelijk tot aan neming van het voorstel over te gaan. De heer de Reede zegt, dat van de sprekers, die tegen zijn betoog zijn ingegaan, de Voorzitter de eenige is geweest, die dit op een werkelijk handige manier heeft gedaan, n.l. door in het geheel niet op zijn betoog in te gaan. Van het stand punt van den Voorzitter gezien kan spreker dat begrijpen, maar op één punt maakt spreker ernstig bezwaar, n.l. waar de Voorzitter gezegd heeft, dat er in sprekers betoog zaken zouden zijn recht te zetten, die niet kloppen. Spreker ontkent dit beslist, omdat het pertinent onjuist is. De Voorzitter zou gelijk hebben, met niet op sprekers betoog in te gaan, wan neer spreker werkelijk met allerlei zaken gekomen was, die niet te controleeren waren, maar de door spreker ge noemde feiten waren juist zoodanig gekozen, dat de geheele Raad ze gemakkelijk, terwijl ze uitgesproken werden, kon controleeren. In de zinswending, waarmede de Voorzitter sprekers betoog terzijde stelde, ziet spreker dan ook alleen een geschikte manier om af te komen van een behandeling van de simpele feiten, door spreker uit het Jaarverslag van de Lichtfabrieken opgediept, die den toets der critiek kunnen doorstaan. Spreker heeft niet alle feiten opgenoemd, maar ze staan in het Jaarverslag en spreker geeft ieder gelegenheid de cijfers te controleeren, die spreker uit de officieele ver slagen van de Lichtfabrieken heeft gehaald. De Voorzitter wil de cijfers ook niet bestrijden, maar de conclusies daaruit. De heer de Reede zegt, dat de Voorzitter b.v. nooit kan rechtzetten, dat de invloed van de stijging van den kolenprijs op den prijs per K.W.U. a/10 cent bedraagt, dat de winst van de Lichtfabrieken langzamerhand tot een millioen is gestegen, dat de normale prijs van de kolen ligt bij 9.50. De Voorzitter heeft sprekers betoog dus niet ten volle recht gedaan. Spreker heeft bij de overige woordvoerders meer bijval dan tegenstand gevonden. Spreker heeft weieens meer met den heer Hessing over dergelijke zaken gesproken en heeft zich daarbij nooit be vredigd gevoeld. Dezen keer is spreker zeer zeker niet be vredigd. De heer Hessing mag het spreker niet kwalijk nemen, dat deze de orde van de vergadering in acht genomen heeft. Thans was niet de begrooting, maar wel uitsluitend het voorstel tot verhooging van electriciteitstarieven aan de orde en spreker heeft opzettelijk nagelaten, iets over de begrooting te zeggen. Ten aanzien van begrootingskwesties en het dekken van tekorten op de begrooting is spreker geen onbeschreven blad papier voor den Raad. De wijze, waarop

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 21