318 MAANDAG 13 DECEMBER 1937. Electriciteits-tarieven. (van Eek c.a.) de belangen van de gemeentekas voor te staan. Indien zij in de eerste plaats rekening hielden met wat de directie in het belang van de fabrieken voorstelt, zouden zij tot geheel andere besluiten komen dan zij nu hebben genomen. Hoewel het op zich zelf het meest wenschelijke en het meest sociale zou zijn de tarieven zoo in te richten, dat de gemeente geen winst uit de bedrijven trok, kan niemand daartoe een voorstel doen. Men moet dan ook dit voorstel van het College zien als een onderdeel van de poging om de begrooting te doen sluiten, en dan krijgt het een gansch ander karakter. Wanneer blijkens de toelichting op de begrooting 60.000.noodig is om, samen met andere voorstellen, de begrooting sluitend te maken, dan kan men deze tariefsverhooging afwijzen, maar dan moet men met voorstellen komen om deze 60.000.op andere wijze te vinden. De heer Tobé zegt nu: pas bij de begrooting, maar dat kan toch niet. Wijst men dit voorstel af dan heeft men indirect besloten het bij de begrooting niet te aanvaarden; op het oogenblik wordt feitelijk beslist over een dekkingspost van de begrooting. Door belastingverhooging zou men een grooteren last leggen op de ingezetenen dan door deze tariefsverhooging, hoewel spreker in het algemeen grooter voorstander is van het heffen van belasting. De gemeente bezit op het oogenblik echter niet de vrijheid om de belasting zoodanig te heffen, dat daar door alleen de gegoeden worden getroffen; al zijn de laagste inkomens vrijgesteld, door belastingverhooging zouden velen getroffen worden, die het moeilijk kunnen betalen. Indien eenigszins mogelijk moeten deze 60.000.— dus gevonden worden uit tariefsverhooging. Wel is spreker er echter voor, dat men dan zooveel mogelijk rekening houdt met de draag kracht van de ingezetenen en hij erkent, dat bij den opzet van dit voorstel daarmede weinig rekening gehouden is. De Directie is gedrongen, een voorstel te ontwerpen, waarbij 60.000.meer winst werd gemaakt, moest daarbij zooveel mogelijk de belangen van de Lichtfabrieken in het oog honden en dan is het beter, dat de menschen vastrecht tarief nemen dan enkeltarief. Spreker is er altijd voorstander van geweest, dat de Lichtfabrieken niet alleen zijn een inrich ting om winst te maken, maar dat zij ook sociale belangen dienen. Kan dus een middel gevonden worden waardoor de menschen met geringe inkomens, voor wie deze belasting zeer zwaar is, daarvan worden vrijgesteld? De motie-van Weizen is spreker in dit Verband wel sympathiek, maar het is de vraag of die practisch uitvoerbaar is, omdat dit ook zou moeten gelden voor de buitengemeenten, waaraan Leiden rechtstreeks levert. Nn heeft men gelukkig nog even tijd; deze zaak behoeft niet vandaag beslist te worden. Wanneer deze tariefsverhooging met Januari a.s. zou ingaan, zou de opneming toch pas in Eebruari geschieden en nu zon spreker er veel voor gevoelen, wanneer deze zaak in handen van het College werd gesteld met de opdracht te onderzoeken of ze niet op andere wijze tot oplossing gebracht kan worden, waarbij meer rekening gehouden wordt met de draagkracht van de ingezetenen en waarbij in het bijzonder de minst draagkrachtigen vrijgesteld worden. Spreker doet dit voor stel niet alleen op grond van zijn sociale overtuiging, maar ook om tactische redenen. Spreker kent n.l. het standpunt, dat GedeputeerdejStaten op het oogenblik en niet ten onrechte innemen en vreest op grond daarvan, dat wanneer de Raad het besluit niet met de grootst mogelijke meerderheid van stemmen neemt, Gedeputeerde Staten het niet zullen goed keuren. Spreker gevoelt er daarom het meest voor, dat de motie van den heer van Weizen in handen van het College om praeadvies wordt gesteld, dit agendapunt wordt aangehouden en de Raad in een volgende vergadering nog eens gelegenheid krijgt na te gaan, of het mogelijk is op een meer sociale manier, waarbij dus meer rekening wordt gehouden met de draagkracht der ingezetenen, het benoodigde bedrag te ver krijgen. De heer Keij zal tegen het voorstel van het College stemmen, omdat de verhooging van de tarieven niets anders is dan een verhooging van de indirecte belastingen, welke door de exploitatie-uitkomsten der Lichtfabrieken zeker niet wordt gerechtvaardigd De heer Bergers acht het gewenscht, dat ook het adres van den R.K. Bond van Groote Gezinnen in handen van het College om praeadvies wordt gesteld, indien de motie van den heer van Weizen om praeadvies gaat. De Voorzitter constateert, dat men in dit debat geluiden heeft gehoord, die men reeds vele malen in den Raad heeft vernomen, maar die vroeger van geheel andere zijde kwamen. EIcctriciteits-taricvcn. (Voorzitter.) Men heeft verschillende sprekers heel iets anders hooren zeggen, dan men gewoon was uit hun mond te vernemen, waarbij zij misschien wel met zich zelf in tegenspraak kwamen. De heer de Reede was al dadelijk met zich zelf in tegenspraak, want al beperkte hij zich, wat den tijd betrof, hij legde zich geen beperking op ten aanzien van het aantal onderwerpen, dat hij te berde bracht; heel veel zaken heeft hij in zijn betoog niet onaangeroerd gelaten. De heer de Reede heeft hoog opgegeven van de voortreffelijkheid van het commer cieel inzicht van de Directie van de Lichtfabrieken, maar het is nog niet zoo vele jaren geleden, dat hij daarvan in het geheel niets moest hebben; toen deugde daarvan niet zeer veel. Toen de Directie indertijd veria,ging van het tarief funest en verkeerd achtte, wist de Directie er volgens hem niets van, maar nn de Directie deze verhooging in overleg met het College heeft voorgesteld, acht hij het inzicht van de Directie van de Lichtfabrieken buitengewoon goed. Spreker gaat niet diep in op het betoog van den heer de Reede; om alle zaken en alle redeneeringen van den heer de Reede, waarvan sommige juist zijn, maar andere in het geheel niet kloppen, recht te zetten en voor alle Raadsleden duidelijk te weerleggen, zijn veel meer tijd en veel meer deskundigheid noodig dan waarover de Raad beschikt; in den Raad komt een dergelijke hoeveelheid van argumenten, cijfers en beschouwingen bovendien niet tot haar recht. Men kan deze zaak bekijken vanuit het standpunt van de begrooting; dat is inderdaad juist; men kan haar ook bezien vanuit het oogpunt, of het juist en geoorloofd is, dat de gemeente een bedrijfspolitiek voert als bij de Licht fabrieken geschiedt. Verschillende sprekers achten dit onge oorloofd, maar zouden deze heeren er dan voor geporteerd zijn, de tarieven op een dusdanig peil te brengen, dat geen winst gemaakt wordt? Durven zij dat aan? En zoo neen, is er dan nog eenige grond voor hun bewering? Dan is het alleen een quaestie van meer of minder en dan kan men zeggenwij hebben een tekort op de begrooting en nu trachten wij dat op deze wijze te vinden, liever dan op andere wijze de burgers te belasten. De quaestie van den kostprijs ter sprake te brengen heeft natuurlijk in het geheel geen zin; de kostprijs is niet de prijs, dien hetzij industrie, hetzij winkelstand, hetzij de particuliere verbruiker betaalt; die prijzen zijn voor de verschillende categorieën geheel ver schillend. Die verschillen vinden hun grond in verschillende bedrijfstechnische overwegingen en men kan bij een bedrijf als de Lichtfabrieken, dat van groote beteekenis is voor de gemeentelijke financiën, niet uitgaan van kostprijsrede- neeringen; in dat opzicht kan spreker den heer de Reede in het geheel niet volgen. Men kan dezen maatregel echter wel zien als een versterking van de financieele positie van de Lichtfabrieken, die bepaaldelijk is aangerand door de groote verhooging van den kolenprijs. Spreker herinnert aan de discussies, gevoerd bij de behandeling van het voorstel tot verlaging van het tarief met 2 cent; toen is door het College met allen aandrang en overtuiging betoogd, dat men aldus aan de Lichtfabrieken ontnam 100.000.en dat dit ging onder meer ten koste van zeer wenschelijke afschrijvingen en reserveeringen. De crisis heeft de gemeente op financieel gebied in moeilijke omstandigheden gebracht en daardoor konden de Licht fabrieken haar vroeger gevoerde politiek van vorming van aanzienlijke reserves door de storting van groote bedragen in de vernieuwingsfondsen niet blijven voeren. Verschillende reserves moesten worden gebruikt. Het is gewenscht, dat de Lichtfabrieken weer zoo spoedig mogelijk overgaan tot het doen van de normale afschrijvingen, het vormen van de normale reserves en het storten in de vernieuwingsfondsen van de bij verordening voorgeschreven bedragen. Hoe eerder men de Lichtfabrieken in staat stelt, een gezond financieel beleid te voeren, hoe beter het voor de gemeente is. Het College had in het jaar 1935 vooral bezwaar tegen het voorstel van den heer Schoneveld, omdat de aanneming daarvan 100.000.a 130.000.per jaar zou kosten, waardoor men op het punt van de vorming van reserves te kort zou schieten, hetgeen intusschen ook het geval is geweest. Indien de winsten van de Lichtfabrieken mochten stijgen, zou men bij een eventueel voorstel tot verlaging van de tarieven rekening moeten honden met de vorming van de reserves, die voor het bedrijf noodig zijn. Men zou inderdaad de tarieven veel lager kunnen stellen, indien men bereid was de winsten van de Fabrieken prijs te geven. Het laatste is echter niet mogelijk en daarom moet men trachten te doen, wat in de gegeven omstandig heden wel mogelijk is. De kolenprijs was in het jaar 1932 9.50. Toen de Raad in het jaar 1935 het voorstel van den heer Schoneveld aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 20