MAANDAG 13 DECEMBER 1937. 317 Electriciteits-tarieven (Messing e.a.) tarieven worden gespaard. De norm van 1200.inkomen per jaar is zeer willekeurig gekozen. Indien het noodig is een grens te trekken, zal het de vraag zijn, of zij moet liggen bij een inkomen van 1000.1200.of 1500.per jaar. Het is toch wel mogelijk, dat het College deze zaak nog eens nader bekijkt. Deze verhooging zal volgens het voorstel van het College in werking treden na de opneming van het ver bruik over December; dit komt dus practisch hierop neer, dat eerst in Februari 1938 de verhooging zal worden geïnd. Het moet dus mogelijk zijn dit behoeft niet op tijd gebrek af te stuiten vóór 1 Februari 1938 een zoodanige tariefsverhooging te ontwerpen, dat het bedrag van 60.000. noodig om de begrooting sluitend te maken, wordt gevonden, maar dat daarbij de minst draagkrachtigen zooveel mogelijk worden ontzien. Het alternatief, door den heer de Reede niet gesteld, n.l. belastingverhooging, zou toch ook zeer zwaar drukken op eveneens weinig draagkrachtigen; indien spreker een keuze moet doen tusschen belastingverhooging en tariefsverhooging, zou hij onder de gegeven omstandig heden eerder overhellen naar tariefsverhooging, mits de minst draagkrachtigen zooveel mogelijk worden gespaard. De heer Goslinga zegt, dat hij de Wethouder was, dien de heer de Reede aangehaald heeft, die in 1935 zich verzet heeft tegen het voorstel-Schoneveld, waardoor de opbrengst van de Lichtfabrieken met 100.000.zou afnemen. Het is opmerkelijk dat dat voorstel ook inderdaad in die richting gewerkt heeft, want over 1936 is er op de rekening een tekort van 75.000.geboekt. Was het voorstel-Schoneveld niet aangenomen, dan zou ook de rekening over 1936 niet met een tekort gesloten hebben. De heer de Reede zegt nu, dat het dwaas zou zijn op tariefsverlaging aan te dringen, maar in 1935, toen de tijden niet zooveel verschilden met de tegenwoordige omstandigheden, toen het ook al moeilijk was, de zaak sluitend te krijgen, heeft hij daaraan wel zijn stem gegeven, door n.l. voor het voorstel-Schoneveld te stemmen. De heer de Reede geeft nu vrij hoog op van het commercieel inzicht van de Directie van de Lichtfabrieken, maar hij had er vroeger weinig goede woorden voor over; toen deugde er niet veel van. Volgens den heer van der Tas kan de middenstand op zijn electriciteitsverbruik niet bezuinigen, en zou belasting verhooging billijker zijn dan deze tariefsverhooging, maar kan de middenstand dan wel bezuinigen op de belasting? Dat gaat heelemaal niet. Menigeen is niet in staat door middel van verhuizen zijn belasting, althans de personeele belasting, te verminderen; menige middenstander is door den aard van zijn bedrijf of door den langen tijd, dat hij zijn bedrijf op een bepaalde plaats uitoefent, zoozeer aan een plek gebonden, dat hij evenmin door te verhuizen op zijn belasting kan bezuinigen. Indien de heer de Reede had voorgesteld, dit punt van de agenda aan te houden, zou spreker zijn stem aan dat voorstel hebben gegeven, omdat hij het liever bij de begrooting zou hebben behandeld. De begrooting moet echter op de een of andere manier sluitend gemaakt worden en daarbij verkiest spreker de tariefsverhooging boven de belasting verhooging. De heer Hessing mag den heer de Reede niet verwijten, dat deze geen andere middelen ter dekking van den post van 60.000.heeft aangegeven. De sociaal-democraten hebben zelf nooit dekkingsmiddelen aangegeven en steeds beweerd, dat dit ook niet tot hun taak behoorde. De heer de Reede heeft bij vorige gelegenheden op verhooging der belasting aangedrongen, maar de sociaal-democraten hebben steeds alleen destructieve voorstellen gedaan. Zij hebben al de jaren, dat spreker Wethouder van Financiën was, niet veel meer gedaan dan hem gedwarsboomd. Wanneer de sociaal-democraten bij de behandeling van de begrooting destructieve voorstellen deden, bekommerden zij zich nooit om de noodige dekkingsmiddelen, met uit zondering van den enkelen keer, dat zij de invoering van een bedrijfsbelasting voorstelden, die echter niet veel zoden aan den dijk zou hebben gezet. Spreker heeft het altijd betreurd, dat de Raad op voorstel van den heer Schoneveld heeft besloten het enkeltarief te verlagen. Het is niet te verwonderen, dat de Directie, toen haar gevraagd werd een tariefswijziging te ontwerpen, waarvan de opbrengst 60.000.zou zijn, onmiddellijk gedacht heeft aan verhooging van het enkeltarief, want ook zij was indertijd sterk gekant tegen de verlaging van 20 cent tot 18 cent. Spreker zal, al werkt hij niet graag mede aan een ver zwaring van de lasten, welke op de burgerij worden gelegd, zijn stem aan het voorstel van het College geven, omdat de Wethouder van Financiën moet kunnen beschikken over Electriciteits-tarieven (Goslinga e.a.) het geld, dat hij voor de financiering der gemeentelijke huishouding noodig heeft en spreker den Wethouder niet wil terugbetalen met dezelfde munt, waarmede de Wet houder hem zoo dikwijls heeft betaald. Spreker acht de motie van den heer van Weizen technisch onuitvoerbaar. Men heeft reeds meermalen nagegaan, of het mogelijk was een grens voor het inkomen te trekken, maar men is daarbij telkens tot de conclusie gekomen, dat men een uitgebreide administratie zou moeten bijhouden om te blijven beschikken over de noodige gegevens omtrent den toestand in de gezinnen, terwijl de regeling een bron van allerlei onaangenaamheden zou zijn. Spreker zal daarom zijn stem niet aan deze motie kunnen geven. De heer Coster heeft in het jaar 1935 ondanks de waar schuwing, die de heer Goslinga toen liet hooren, voor de verlaging van de tarieven gestemd. Spreker heeft nu de be sprekingen in de Commissie voor de Lichtfabrieken bij gewoond en daar van de directie vernomen, dat de bestaande kolenprijzen gelden tot 31 October 1937, terwijl in de eerst volgende drie maanden de kolenprijs nog zal stijgen. Spreker wenscht het College het bedrag van 60.000.voor het sluitend maken van de begrooting niet te onthouden en zal daarom zijn stem aan het voorstel geven. De Voorzitter zal ongetwijfeld wel aantoonen, dat de heer de Reede in deze vergadering veel theorie heeft ver kondigd, maar weinig over de werkelijkheid heeft gesproken. De heer Eikerbout zegt, dat het te begrijpen is, dat de heer van Eek over dit voorstel niet gesproken heeftdit zou hem bepaald zeer moeilijk afgaan, waar hij altijd voor eenige verlaging van het tarief heeft gepleit; de heer van Eek zal blij zijn, dat de heer Hessing in zijn plaats de woordvoerder van de sociaal-democratische fractie is. Spreker kan zich levendig indenken, dat het wanneer men jaren lang getracht heeft de tarieven op een voor de verbruikers aannemelijk peil te krijgen, nu uiterst moeilijk is over een verhooging te gaan spreken. Volgens den heer Hessing had de heer van der Tas de door hem ontwikkelde denkbeelden eerder moeten uitspreken; spreker wijst er echter op, dat de anti-revolution- nairen ook in 1935 zich meermalen in ongeveer gelijke richting hebben uitgesproken, zij het niet direct voor levering tegen kostprijs, maar in elk geval hebben zij toch getracht het product zooveel mogelijk te brengen onder het bereik van hen, die het gebruiken konden. Nu heeft ongeveer de helft van de verbruikers vastrechttarief; de groep verbruikers, voor wie het vastrechttarief geen voordeel oplevert, zal door deze verhooging in het gedrang komen; het vastrecht tarief ondergaat slechts een geringe verhooging, n.l. een cent per maand en per aansluitingspuntwanneer men in zijn huis 8 lichtpunten heeft, bedraagt de verhooging dus slechts 0.96 per jaar. Bij een gemiddeld verbruik van 25 K.W.U. per maand kost het vastrechttarief 12,} cent per K.W.U., terwijl men bij enkeltarief 20 cent per K.W.U. betaalt. Zij zouden het zeer gaarne in vastrecht zien omgezet, omdat dit voor hen voordeeliger zou zijn, maar het kan niet, omdat zij niet de daarvoor noodige hoeveelheid electrici- teit afnemen. Juist omdat deze menschen behooren tot degenen, die het slechtst iets kunnen missen, betreurt spreker het, dat men voor hen den prijs met 2 cent per K.W.U. wil verhoogen. Men zou het bedrag van 60.000.en waarschijnlijk zelfs iets meer, ook kunnen verkrijgen door een verhooging van de personeele belasting met 25 opcenten. De last zou dan op de geheele bevolking worden gelegd, terwijl door de voorgestelde tariefsverhooging een zeer klein gedeelte der bevolking en nog wel het minst draagkrachtige wordt getroffen. Spreker kan zich dan ook absoluut niet met het voorstel van het College vereenigen. De heer van Eek is het volkomen eens met de leden, die betoogen, dat het vragen van een hooger bedrag dan den kost prijs voor de artikelen, welke door de gemeente worden ge leverd, neerkomt op het heffen van een indirecte belasting en de belangen van de fabriek niet door een verhooging, maar wel door een verlaging van de tarieven worden gediend. Spreker heeft deze waarheden jaar in, jaar uit verkondigd. Het is een fout, dat dit voorstel nu en niet tegelijk met de begrooting is ingediend. Men kan het niet beoordeelen, zonder den geheelen financieelen toestand van de gemeente in oogenschouw te nemen. Wanneer men spreekt over de tarieven, spreekt men eigenlijk tegelijk over de inrichting van de gemeentebegrooting. Zij, die deel uitmaken van de Commissie voor de Licht fabrieken, zitten in die commissie niet in de eerste plaats om de belangen van de fabriek te behartigen, maar wel om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 19