MAANDAG 22 NOVEMBER 1937. 279 Ambtenarenreglement en Wachtgeldvcrordcning. (Tepc e.a.) dat bepaalt: wanneer gij het aldus doet, moet gij een plan maken. De heer van der Voort zegt, dat hij zich niet kan voor stellen dat iets, wat er niet is, een algemeen verbindend voorschrift kan zijn. Een plan is geen algemeen verbindend voorschrift. Een algemeen verbindend voorschrift is iets, wat men overzien kan. De Wethouder is voorts bevreesd, dat wanneer dit nieuwe plan in het Georganiseerd Overleg in bespreking komt, dan persoonlijke gevallen naar voren zullen komen. Spreker gelooft dat echter niet en hij heeft geprobeerd aan te toonen, dat het Georganiseerd Overleg daarvan deze voorstelling heeft gehad, dat men, wanneer een nieuw plan van af vloeiing is vastgesteld, men dan kan volstaan met een opgave van het hoofd van dienst van leeftijd en diensttijd, waaruit niet op te maken is, wie de betrokken personen zijn, maar waaruit dan wel opgemaakt kan worden, of het nieuwe plan van afvloeiing in overeenstemming is met den geest van de afvloeiing. Hierdoor verzekert men de rechtspositie van het personeel; dat is ook de bedoeling van het Georgani seerd Overleg geweest. Het was niet de bedoeling, dat in het Georganiseerd Overleg gesproken zou kunnen worden over de personen, maar alleen dat inlichtingen gegeven zouden worden over diensttijd en leeftijd. De Voorzitter vraagtwanneer in het Georganiseerd Over leg niet over personen gesproken behoeft te worden, waar over moet dan wel gesproken worden? Over het dienstbelang toch zeker en is het Georganiseerd Overleg daartoe in staat? De heer van der Voort meent van wel. De heer Hessing acht het vreemd, dat de Wethouder meent de organisaties en het Georganiseerd Overleg tegen zich zelf in bescherming te moeten nemen. Sinds jaar en dag bestaan in Nederland organisaties, die in het particuliere bedrijfsleven en ook in de overheidsinstellingen met waardig heid een plaats innemen en blijk geven, zich van haar ver antwoordelijkheid bewust te zijn. Wanneer een lid van een organisatie zich met een klacht tot het bestuur dier organi satie wendt, wordt deze klacht ter dege onderzocht. De Wethouder moet dan ook niet plompverloren zeggen, dat de organisaties altijd het standpunt zullen innemen, waarop de ontslagene of gedupeerde meent zich te moeten plaatsen. De Wethouder doet dit wel, wanneer hij tracht aan te toonen, dat het voor een organisatie buitengewoon moeilijk wordt in een bepaald geval een beslissing te nemen, indien het betrokken lid zich voor de behandeling van de zaak tot haar heeft gewend. De heer Tepe heeft dit ook niet betoogd, doch wel gezegd: tenzij ze dat zullen doen, kunnen zij daarmede haar prestige verliezen en spreker onderstelt, dat zij het niet zullen doen en zij dus inderdaad haar prestige verliezen. De heer Hessing zegt, dat de zaak nu veel duidelijker is en de Wethouder in het krijt blijkt te treden voor het prestige van de organisaties en dus van het Georganiseerd Overleg. De zorg voor het prestige van de organisaties is bij de organi saties zelf altijd in goede handen geweest en zal ook in de toekomst blijken bij haar in goede handen te zijn. Het bestuur van een organisatie geeft een lid niet bij voorbaat gelijk. De organisaties zijn wel zoo ver, dat indien het dienstbelang een maatregel eischt, een lid, zij het ook onbevredigd, naar huis wordt gestuurd. Wanneer men spreekt over ,,een plan, dat moet zijn vastgesteld" kan het niet iets zijn, dat in de lucht hangt, maar moet men iets zwart op wit hebben, waaruit blijkt, dat deze persoon niet, de andere persoon wel voor afvloeiing in aanmerking wordt gebracht. Er is geen sprake van, dat dit alleen de uitvoering van het algemeen bindende voor schrift zou betreffen. De heer Tepe zegt, dat het maken van het plan juist berust op het algemeen bindende voorschrift. De vraag, hoe het plan er uit zal zien, is een kwestie van uitvoering van dit voorschrift. De heer Hessing zegt, dat men eerst een plan moet maken, voor men weten kan, hoe het er uitziet. De heer Tepe maakt niet eerst een plan en gaat dan na, hoe het er uitziet. Als spreker een plan maakt, weet hij van te voren, hoe het er uitziet. Spreker hoopt, dat de directeuren de plannen eerst in Ambtenarenreglement en Waehtgeldverordening. (Tepe e.a.) hun hersens verwerkt hebben, voor zij ze op papier zetten. De vraag, of er van te voren een moment was, waarop een plan in de hersens van een directeur geboren is, doet niet ter zake. De heer Hessing zegt, dat juist op dat moment het plan in het Georganiseerd Overleg moet worden gebracht. Het Georganiseerd Overleg moet over het plan worden gehoord, voordat dit is vastgesteld. In alle geval is de vrees, dat de organisaties haar prestige tegenover haar leden zullen verliezen, indien zij geen gehoor geven aan klachten der leden, volkomen ongegrond, zoodat de Wethouder niet om die reden het amendement behoeft af te wijzen. De Voorzitter merkt op, dat een plan van afvloeiing heel goed iets anders dan normen kan bevatten, aangezien het noodzakelijk kan zijn een bepaald aantal personen te ontslaan wegens de samenvoeging van twee afdeelingen of het op heffen van een afdeeling. Dit kan niet door het Georganiseerd Overleg worden bezien. De heer Hessing zegt, dat zoo iets ook niet in het Geor ganiseerd Overleg behoeft te komen. Indien echter door de samenvoeging van diensten of afdeelingen leden van het personeel overcompleet worden, zal dit in het plan van afvloeiing moeten worden verwerkt en dit plan behoort in het Gorganiseerd Overleg te worden behandeld. De Voorzitter merkt op, dat het dan altijd weer gaat over de personen. De heer Tepe zegt, dat de heer van der Voort eigenlijk niets anders heeft betoogd, dan dat hij het niet met spreker eens kan worden. Wederkeerig kan spreker het niet eens worden met den heer van der Voort. Spreker heeft met belangstelling geluisterd naar de opmerking van de heeren van der Voort en Hessing, dat wanneer men het met elkaar eens was over de vraag, wat algemeen bindende voorschriften en wat uitvoeringsmaatregelen zijn, men het ook met elkaar eens zou worden over de toepassing. Uit het betoog van deze beide Raadsleden meent spreker dan ook te mogen opmaken, dat zij het met hem er over eens zijn, dat het Georganiseerd Overleg uitsluitend moet worden gehoord over algemeen bindende voorschriften. Daarmede is de zaak teruggebracht tot een schijnbaar eenvoudige, maar waar schijnlijk onoplosbare kwestie, daar spreker op precies het tegenovergestelde standpunt staat als deze beide Raads leden ten aanzien van de vraag, of het plan, dat opgemaakt moet worden krachtens art. 91 bis, lid 2, een algemeen bindend voorschrift of de uitvoering van een algemeen bindend voorschrift is. Met den besten wil van de wereld kan spreker tot geen andere conclusie komen dan dat het de uitvoering van een algemeen bindend voorschrift is. Er gebeurt niets nieuws. Wanneer men het niet wilde, zou men moeten zeggener moet geen plan gemaakt worden, maar wanneer men zelf zegt: in die gevallen moet een plan worden gemaakt door degenen, die daartoe geroepen zijn, wil dit zeggen, dat deze personen het artikel van de ver ordening zullen uitvoeren, zoodat het een uitvoeringsbepaling zonder meer is. Spreker ziet niet in, dat de belangen van het personeel beter behartigd zullen worden bij inschakeling van het Georganiseerd Overleg. Het personeel heeft betere wegen te over om zijn bezwaren, wenschen en verlangens kenbaar te maken, wanneer het werkelijk meent ten onrechte voor ontslag of opwachtgeldstelling wegens reorganisatie te worden voorgedragen. Zij hebben hun eigen organisaties, om hun wenschen en verlangens, hun bezwaren tegen de voordracht tot ontslag uit den dienst, kenbaar te maken, omdat het Georganiseerd Overleg daarover zoo bezwaarlijk kan oordeelen. Dan behoeft het volstrekt niet te laat te zijn. Men heeft daarvoor de com missie, die over deze zaken te oordeelen heeft, vervolgens het College en bovendien nog den Raad. Spreker wil niet zeggen, dat de Raad zich rechtstreeks er in te mengen heeft, maar dacht men dat wanneer iemand naar zijn meening onrechtvaardig ontslagen wordt en dit komt een Raadslid ter oore, dat Raadslid dan niet al het mogelijke zal doen om de betrokken autoriteiten te overtuigen, dat dat ontslag onrechtvaardig is? Deze plaatselijke instanties zijn tenslotte veel beter in staat daarover een oordeel te vellen dan het Georganiseerd Overleg, welks leden over het geheele land werkzaam zijn en zich niet met de details van elke plaats afzonderlijk op de hoogte kunnen stellen. Spreker ziet niet in, dat het in het belang van het personeel zou zijn, of dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 7