278 MAANDAG 22 NOVEMBER 1937. Ambtenarenreglement en Wachtgeldverordening, (van der Voort e.a.) Georganiseerd Overleg voldoende waarborg, dat op zijn gezag discretie in acht zal worden genomen. De heer Tepe heeft den indruk, dat de heer van der Voort nog niet een zeer juiste voorstelling heeft van de beteekenis van art. 91 bis, dat in zijn geheel genomen een algemeen bindend voorschrift bevat, waarover het Georganiseerd Overleg moet worden gehoord en reeds gehoord is. De toe passing van dit algemeen bindende voorschrift komt eerst aan de orde, wanneer er al of niet sprake is van het maken van een plan van afvloeiing en dit plan moet alleen worden opgemaakt, wanneer er sprake is van een reorganisatie van eenige beteekenis. Spreker heeft niet precies begrepen, wat de heer van der Voort daaromtrent heeft gezegd. Spreker heeft wel den indruk gekregen, dat de heer van der Voort de situatie niet precies begrijpt. De meerderheid van het College staat op het standpunt, dat het Georganiseerd Overleg wel is ingesteld om het College van advies te dienen omtrent de vaststelling van algemeen bindende voorschriften, maar niet in het algemeen is geroepen om te adviseeren omtrent de uitvoering van deze voor schriften en zoodra het eerste of tweede lid van art. 91 bis wordt toegepast, heeft i men met de uitvoering van het alge meen bindende voorschrift te maken. De letter van de verordening verzet zich tegen het hooren van het Georganiseerd Overleg over de toepassing, want de verordening zegt: „Ten einde Burgemeester en Wethouders voor te lichten betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden in het algemeen van het personeel in dienst van de gemeente Leiden wordt ingesteld enz." Dus niet om Burgemeester en Wethouders voor te lichten betreffende de wijze, waarop de dienstvoorwaarden zullen worden toegepast. Het College heeft daartegen bezwaar, ook omdat men slechts adviezen moet vragen (afgezien van de woorden van de verordening, die duidelijk zijn) aan personen en colleges, die in staat zijn adviezen te geven, die deskundig zijn op het betreffende gebied. Nu staat het voor spreker vast, dat het Georganiseerd Overleg wel bij uitstek bekwaam is om ad viezen te geven over algemeen verbindende voorschriften, maar dat het niet in staat is om te beoordeelen een ge deelte van het Georganiseerd Overleg heeft dit zelf erkend of in een bepaald geval bij toepassing van art. 91 bis, tweede lid al of niet juist gehandeld is. En daarover zou men ten slotte het advies moeten vragen, want wanneer men het reorganisatieplan aan het Georganiseerd Overleg voorlegt, dan kan dit geen anderen zin hebben, dan dat men aan dat College vraagt: is dat plan juist. Spreker acht dus het Ge organiseerd Overleg niet deskundig om te adviseeren over een dergelijke uitvoering van algemeen verbindende voor schriften. Spreker heeft er bovendien bezwaar tegen, en naar hij vermoedt de meerderheid van het College eveneens, om dezen verkeerden weg in te slaan, omdat, wanneer men het principe loslaat, dat het Georganiseerd Overleg alleen te oordeelen heeft over de algemeen verbindende voorschrif ten, en niet adviezen heeft te geven over de uitvoering dier voorschriften, daarvan het gevolg is, dat het Georganiseerd Overleg dan gaandeweg zal worden ingeschakeld ook bij andere uitvoerende maatregelen, zooals bevordering, de toe passing van de bepalingen betreffende straffen en benoeming, alle gevallen van toepassing van algemeen verbindende voorschriften, die niet behooren tot de competentie van het Georganiseerd Overleg. Daarom wil spreker streng vast houden aan het principe, het Georganiseerd Overleg alleen te hooren over de algemeen verbindende voorschriften en de uitvoering over te laten aan degenen, die daartoe geroepen zijn. Verder is in het Georganiseerd Overleg beweerd, dat het hooren van het Georganiseerd Overleg preventief zou werken. Dit beteekent dan, dat voorkomen moet worden, dat bij het op wachtgeld stellen wegens reorganisatie door de directie of door de Commissie of door het College fouten begaan zouden worden, dat wil zeggen dat men ontslag zou geven aan personen, die in verband met het dienstbelang niet ontslagen behooren te worden. Naar sprekers meening echter zou het hooren van het Georganiseerd Overleg, in plaats van de preventieve werking te hebben, die het volgens den heer van der Voort hebben kan, deze fatale uitwerking kunnen hebben, dat wankelmoedige directeuren van ge meentediensten zich zouden laten beïnvloeden door de mogelijkheid, dat het Georganiseerd Overleg zou komen met allerlei bezwaren tegen ontslagen, die de directie met het oog op het dienstbelang gemotiveerd acht, maar die de directie dan liever niet voorstelt, omdat het Georganiseerd Overleg er dan bezwaren tegen zou gaan maken. Spreker vreest zelfs die mogelijkheid. Spreker zegt niet, dat de directeuren zoo wankelmoedig zullen zijn, dat zij zich daar- Ambtenarcnreglement en Wachtgeldverordening. (Tepe e.a.) door zullen laten medesleepen, maar vindt het principieel verkeerd, dat deze stok achter de deur wordt gezet. Bij de voorbereiding van een gezonde reorganisatie van een bedrijf moet een directeur vrijelijk kunnen oordeelen en moet hij niet „op stang gejaagd" worden door de waarschuwing: „denk er om, dat het Georganiseerd Overleg u op de vingers kijkt," zulks te meer niet, omdat het Georganiseerd Overleg in dezen niet deskundig is. Spreker laat in het midden de vraag, welke hij voor zijn betoog niet noodig heeft, of in het Georganiseerd Overleg persoonlijke kwesties besproken moeten worden, ofschoon hij niet begrijpt, dat bij de toepassing van de afvloeiings regeling over iets anders dan personen kan worden gesproken, maar wanneer aan den wensch van de minderheid van het College en eenige vertegenwoordigers van organisaties zou worden te gemoet gekomen, zou het Georganiseerd Overleg geroepen worden voor de behandeling van de vraag, of het juist is, dat de personen A, B, C en D zullen worden voor gedragen voor ontslag in verband met de eischen, die het bedrijf op dat oogenblik stelt. In het Georganiseerd Overleg hebben zitting de vertegenwoordigers van de organisaties, waarbij de leden van het personeel, die voor ontslag zullen worden voorgedragen, zijn aangesloten en daardoor zal in het Georganiseerd Overleg zeer gemakkelijk een verschil van gevoelen kunnen ontstaan, gebaseerd op het lidmaat schap van deze leden van het personeel. Hierbij komt het persoonlijk element naar voren, dat hieraan onvermijdelijk verbonden is. Zeer vaak zal iemand meenen, dat hij ten onrechte voor ontslag wordt voorgedragen en dan trachten in zijn organisatie zijn standpunt te verdedigen. De organi satie zal geroepen worden, dit standpunt in het Georganiseerd Overleg te verdedigen. Zoo krijgt men in het Georganiseerd Overleg zelf den twistappel, dien men er tot nog toe niet in gehad heeft en er ook nooit in behoort te krijgen. Wanneer het Georganiseerd Overleg in zijn advies niet alle voorstellen van het College afkeurt, maar verklaart, dat A en B te recht en C en D ten onrechte voor ontslag zijn voorgedragen, komen de poppen aan het dansen en maakt het Georganiseerd Overleg een slecht figuur in de oogen van degenen, die meenen, dat zij niet voor ontslag in aan merking behooren te komen. Zoo brengt het Georganiseerd Overleg zichzelf in ongelegenheid en schaadt het zelf zijn prestige. De heer van der Voort blijft van meening verschillen met den Wethouder, die in zijn geheele betoog uitging van het standpunt, dat bij het opmaken van een nieuw plan van afvloeiing persoonlijke gevallen in het Georganiseerd Overleg ter sprake gebracht zullen worden, terwijl spreker gelooft, dat dit niet noodig is. In de praktijk zal blijken, dat het eerste lid van de Rijks regeling voor het gemeentepersoneel niet in toepassing kan worden gebracht. De Rijksregeling is gemaakt onder geheel andere omstandigheden dan waaronder men thans leeft. In de tweede plaats is deze regeling meer landelijk be doeld dan de hier voorgestelde regeling, die plaatselijk zal gelden. De heer Tepe vraagt, of de heer van der Voort daarmede wil betoogen, dat eigenlijk het geheele tweede lid niet in de verordening moest voorkomen. De heer van der Voort antwoordt daarop ontkennendhij bedoelt te betoogen, dat eigenlijk het eerste lid geen zin heeft voor het gemeentepersoneel en het in de practijk zal aankomen op de uitvoering van het tweede lid. Nu zegt de Wethouder, dat het tweede lid een algemeen verbindend voorschrift is en dat men, wanneer de lijst van personen, die volgens het eerste lid voor ontslag in aanmerking komen, dan zal overgaan tot uitvoering van een nieuw plan. Maar hoe dat plan er uit zal zien, hangt van de omstandigheden af, en iets, wat er niet is, kan toch niet een algemeen ver bindend voorschrift zijn. De heer Tepe zegt, dat de heer van der Voort dus iets, wat er niet is, toch in het Georganiseerd Overleg wil brengen. De heer van der Voort bestrijdt juist de meening, dat het Georganiseerd Overleg niet zou mogen spreken over de.uit voering van algemeen verbindende voorschriften, want een nieuw plan, dat nog niet in uitvoering is, is geen algemeen verbindend voorschrift. De heer Tepe zegt, dat een dergelijk plan niet anders is dan ter uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift, O >1 L K:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 6