274 MAANDAG 22 NOVEMBER 1937. (Voorzitter.) singelgracht, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie A, No. 1195 (ged.), aan den Staat der Nederlanden; 3°. tot het verkoopen van een strook grond gelegen aan den Wassenaarscheweg, deel uitmakende van de perceelen kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P, Nis 1639 en 1640, aan P. J. van Hoeken, te Leiden. 2°. Missive van Gedeputeerde Staten ten geleide van de vastgestelde rekening, dienst 1935, van het Gemeentelijk Waschbureau. 3°. Missive van Gedeputeerde Staten houdende bericht van ontvangst van de verordening van 25 October 1937 tot wijziging van die op het gebruik van het Openbaar Slachthuis. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adhaesiebetuiging van de Vereeniging Katholiek Leiden aan het adres van de af deeling Leiden van den Neder- landschen R.K. Bond voor Groote Gezinnen om voor gas- en electriciteitstarieven een stelsel vast te stellen, waarbij met het kinderrijke gezin rekening wordt gehouden. Wordt gevoegd bij het desbetreffend adres. 2°. Verzoek van de Vereeniging tot oprichting en instand houding van scholen voor lager en meer uitgebreid lager onder wijs op gereformeerden grondslag (Gereformeerde School- vereeniging) om medewerking voor de aanschaffing van leermiddelen enz. voor haar school voor uitgebreid lager onderwijs aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a. 3°. Begrooting, dienst 1938, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. 4°. Verzoek van J. Aalbersberg om ontslag als ambtenaar van ,den Burgerlijken Stand. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 5°. Processen-verbaal van de opname van de boeken en kas van bedrijven der gemeente. Zullen in de Leeskamer voor de leden ter lezing worden gelegd. 6°. Verzoek van winkeliers, zakenlieden en industrieelen op de Hoogewoerd, om de voor de Hoogewoerd tusschen de Rijnstraat en de Breestraat geldende verkeersregeling voor motorrijtuigen op te heffen c.q. het verkeer met alle motorrijtuigen in de afgesloten richting toe te laten tot en met 15 Januari 1938. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het verzoek te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 7°. Verzoek van II. P. Veldhuijzen om bestendiging in zijn betrekking van stadsgeneesheer. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 8°. Amendement van de heeren van der Voort en Schüller op het voorstel tot het wijzigen van het Ambtenaren reglement 1934. Zal worden behandeld bij punt 18, sub a, van de gedrukte agenda. 9°. Motie van de heeren van der Voort en Schüller in zake het in het leven roepen van een regeling voor de herplaatsing van wachtgelders. De wijze van behandeling van de motie wordt aan gehouden tot bij punt 18 van de gedrukte agenda. 10°. Voorstellen van den heer Schüller om het voorstel tot het wijzigen van de verordening op het Bouwen en Sloopen niet aan te nemen en Burgemeester en Wethouders te verzoeken bijzondere achtergevelrooilijnen te ontwerpen en den Raad ter vaststelling voor te leggen. Zullen worden behandeld bij punt 21 van de gedrukte agenda. Ontslag Directeur Lakenhal c.a. (Coster c.a.) 11°. Amendementen van den heer Wlirtz op de ontwerp- Monumentenverordening. Zullen worden behandeld bij punt 22 van de gedrukte agenda. Aan de orde is alsnu: I. Praeadvies op het verzoek van A. Coert om ontslag als Directeur van het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal". (170) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. II. Benoeming van een regent van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (171) De Voorzitter verzoekt den heeren Coster, Eikerbout, Snel en van der Laan het stembureau te vormen. Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen de heer Mr. R. P. Cleveringa. III. Benoeming van een Directeur van het Stedelijk Museum „de Lakenhal". (172) Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen, de heer E. Pelinck, zulks met ingang van 1 Januari 1938. IV. Benoeming van een hoofd van de school voor buiten gewoon lager onderwijs, verbonden aan het zwakzinnigen- geslicht „Voorgeest", te Oegstgeest. (174) Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen de heer D. Dullemond, zulks met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum. V. Benoeming van een onderwijzeres aan de o.l. school aan de Vrouwenkerksteeg A. (175) De heer Coster vraagt, of het College bij het opmaken van deze voordracht rekening heeft gehouden met den wensch, uitgesproken door den heer Goslinga in de raads vergadering van 4 October "1937, dat niet meer vrouwelijk personeel dan hobdig is zal wordeh' ukihgéstèld.' De heer Goslinga zal thans niet opnieuw op deze zaak ingaan, omdat de groote meerderheid van den Raad in de vergadering van 4 October zich vereenigd heeft met de voordracht van het College, maar stelt zich voor, bij de behandeling van de begrooting voor 1938 op deze benoemingen terug te komen. De heer Tcpe zegt, dat men op het eerste gezicht uit de voordracht den indruk kan krijgen, dat het College geen rekening heeft gehouden met de opmerkingen van den heer Goslinga. Tot op zekere hoogte is dit ook wel juist, maar toch niet op de basis van de gegevens en van de cijfers, in de vergadering van 4 October door den heer Goslinga ge noemd. Wanneer die cijfers juist geweest waren, dan zou inderdaad het College zich misschien nog wel bedacht hebben, of het onder deze omstandigheden wel zou doorgaan met een vrouwelijke leerkracht voor te dragen. De door den heer Goslinga toen genoemde cijfers kwamen hierop neer, dat op de 18 gemeentelijke scholen, de hoofden medegerekend, 54 vrouwelijke en 54 mannelijke leerkrachten werkzaam zouden zijn, en aangezien de heer Goslinga hier gewoonlijk goed beslagen ten ijs komt, en spreker op een dergelijke mededeeling toen in het geheel niet gepraepareerd was, is hij in de vergadering van 4 October j.l. niet op die cijfers ingegaan. Spreker is toen zelfs op het eerste gezicht van die cijfers geschrokken, maar anderzijds had hij ook het gevoel, dat iets niet in den haak kon zijn. Spreker was zich ook ten zeerste bewust, dat de verhouding niet aldus kon zijn, maar hij wilde dit eerst rustig uitzoeken. De oorzaak ligt in het feit, dat de heer Goslinga gebruik heeft gemaakt van het Jaarverslag over 1935; de heer Goslinga zegt nu, dat hij geen ander verslag had, maar hij had toch wel een ander middel kunnen vinden om op de hoogte te komen van den tegenwoordigen toestand. De heer Goslinga kent den weg naar het Stadhuis toch goed! Tegenover een oud-collega van hem was het toch wel collegiaal geweest, wanneer de heer Goslinga die zaak even tevoren met spreker had komen bespreken. Deze cijfers zijn op het oogenblik veranderd. Ook de door den heer Goslinga over 1934 genoemde cijfers waren volgens spreker's berekening niet juistspreker neemt dit den heer Goslinga niet kwalijk en wil ook niet zeggen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 2